4.4 Flashcards
Een verteller
A narrator
Een personage
A character
Een spion
A spy
Een kenmerk
A characteristic
Een insect
A bug
De griep
The flu
Breuk,kloof
A rift
Een opsomming
An enumeration
Voorkomen
To appear
Een misdaad oplossen
To solve a crime
Laat opstaan
To get up late
De wet overtreden
To break the law
Inbreken in een huis
To break into a house
Een rolspel spelen
To play a part in
Een fout maken
To make a mistake
Kwaad worden
To lose your temper
Voorkomen
To appear, to feature
Verkleden als
To dress up as
Bruto overbengen
To gross
Inhalen
To overtake
(On) geordend
(Dis) organis/zed
Excentriek
Eccentric
Soortgelijk
Similar
Slim doortrapt
Clever
Atletisch
Athletic
Moedig
Brave
Vastberaden
Determined
Bruikbaar
Useful
Onvoorspelbaar, enorm
Whopping
Binnenlands,huiselijk
Domestic
Beknopt, kort
Brief
Volgens
According to