4.2 Adverbien Modale und kausale

Question 1

Art und weise: Graduierung
Verstärkung:

zeer, uiterst, vooral, helemaal

Answer 1

sehr, überaus, besonders, ganz

Question 2

Art und weise: Graduierung
Verstärkung einer negation

Answer 2

gar, überhaupt

Question 3

Abschwächung/Einschränkung

Tot op zekere hoogte, een beetje, bijna, halverwege, nauwelijks,
relatief, relatief, weinig,
behoorlijk, behoorlijk

Answer 3

Einigermaßen, ein bisschen, fast, halbwegs, kaum,
relativ, vergleichweise, wenig,
ziemlich, ganz

Question 4

Vermutung/ Bezug zum Wirklichkeit
wellicht, mogelijk, vast wel, zeker, zeker

Answer 4

vielleicht, möglicherweise, wohl, sicherlich, bestimmt,

Question 5

Grund
uit fatsoen,
uit voorzorg,
uit omstandigheden,

Answer 5

anstandshalber, vorsichtshalber, umständshalber,

Question 6

Bedingung
in het slechtste geval,
op zijn best,
desnoods,
onder geen enkele omstandigheid

Answer 6

schlimmstenfalls,
bestenfalls,
notfalls,
keinesfalls

Question 7

Beurteilung durch Sprecher:
vriendelijk,
dom,
gelukkig,
aardig,
begrijpelijk

Answer 7

freundlicherweise, dummerweise, glücklicherweise,
netterweise, verständlicherweise