40 woorden (deel 2) Flashcards

1
Q

chroom

A

Chemisch element. Zeer hard metaal

zin:
De deurklink was bedekt met glanzend chroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cichorei

A

vervangingsmiddel voor koffie

zin: In de ochtend drinkt oma soms koffie gemaakt van cichorei in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

monarchie

A

Een monarchie is een land waar een koning of koningin de baas is.

zin: België is een monarchie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oligarchie

A

regering van slechts weinig personen die behoren tot de bevoorrechte klasse.

zin: Rusland is een oligarchisch land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

patriarch

A

Aartsvader

zin: Abraham was een patriarch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gissen

A

vermoeden uitspreken over

zin: jan begon te gissen naar wat er achter de gesloten deur zou kunnen gebeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gein

A

Plezier/ grappig

zin: jan maakte een grapje met veel gein, waardoor iedereen moest lachen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gade

A

echtgenoot

zin: jan was haar gade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gesp

A

Gesloten beugeltje

zin: De gesp van zijn riem brak tijdens het hardlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gaai

A

Zangvogel

zin: in het bos hoorde ik een gaai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gaas

A

Vlechtwerk van metaaldraad

zin: de kippen hadden gaas rond him kot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gaffel

A

Stok die aan 1 einde in 2 tanden uitloopt.

zin: in de tuin gebruik ik een gaffel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

galjoen

A

Een groot zeilschip met drie/vier dekken en hoog boord

zin: vroeger gebruikte ze een galjoen op zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

galm

A

Klankweerkaatsing

zin: dat leeg appartement heb een groote galm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gamma

A

de derde letter van het Griekse alfabet. 2 een geordende reeks

zin: die winkel heeft een groot gamma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gammel

A

oude en vervalen

zin: dat oud huis is gammel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gappen

A

stelen

zin:ik heb een pen gegapt van een winkel

18
Q

goeroe

A

Indiase leermeester

zin: mijn goeroe komt uit india

19
Q

griffel

A

schrijfstift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven.

zin: vroeger gebruikte men een griffel om te schijven

20
Q

schalks

A

Iemand op grappige wijze plagen

zin: Ze lachte schalks om zijn onhandige opmerking.

21
Q

schamel

A

armoedig, heel weinig

zin: Met een schamele maaltijd probeerden ze de honger te stillen.

22
Q

schare

A

menigte, groote groep mensen

zin: De zanger werd gevolgd door een enthousiaste schare fans na het concert.”

23
Q

schamper

A

weinig respect voor iets of iemand

zin: Ze reageerde schamper op zijn voorstel, alsof het totaal geen moeite waard was.

24
Q

schoep

A

een enkel blad van een turbine, watermolen, turbopomp of scheepsschroef

25
Q

schraalhans

A

gierigaard

zin: Het kan een schraalhans niet schelen wat er te koop is. ze kopen het gewoon

26
Q

schriel

A

1) lang en dun
2) gierig

zin: De schrielen katten zwerven door de straten op zoek naar voedsel.

27
Q

schroot

A

afval van metaal

zin: De tuin was vol schroot van oude fietsen en kapotte meubels.

28
Q

verschieten

A

Vaal van kleur worden

zin: jan verschoot zo hard dat hij bleek werd.

29
Q

huig

A

uitsteeksel van het weke gehemelte in de keel

zin: Bij het blaffen van de hond zwiepte zijn huig heen en weer.

30
Q

huik

A

lange mouwloze mantel met een kap

zin: jan trok zijn huik over zijn hoofd om zich te beschermen tegen de koude wind.

31
Q

verheugen

A

vrolijk maken

zin: Ik kan me echt verheugen op de vakantie die volgende week begint.

32
Q

verhoren

A

ondervragen

zin: De politie besloot de verdachte nog een keer te verhoren om meer details te achterhalen.

33
Q

honen

A

iemand belachelijk maken

zin: De jongen werd door zijn klasgenoten gehoond nadat hij een fout had gemaakt.

34
Q

platina

A

chemisch element. witgoud

zin: De ketting was van platina en glinsterde in het licht.

35
Q

ra

A

1) afkorting van radium
2) Egyptische god van de zon

36
Q

dralen

A

Treuzelen

zin: Als je blijft dralen, komen we te laat op school.

37
Q

smart

A

diep verdriet

zin:De smart van het verlies bleef lang bij hem.

38
Q

baten

A

winst die je ergens uit haalt.

zin: Hard studeren zal je zeker baten tijdens de examens.

39
Q

schril

A

onaangenaam scherp geluid

zin: Het schril alarm maakte iedereen wakker.

40
Q

hulpbehoevend

A

hulp nodig hebben

zin: Oma is nu hulpbehoevend en heeft hulp nodig bij het lopen.