3C2 Flashcards

1
Q

Noem 3 verschillen op tussen het pathologische model en het surveillance model

A

pathologisch:
- ziekte obv symptomen
- tijd: heden, acute ziekte
- plaats: localisatie ziekte in het lichaam
Surveillance:
- ziekte is een risicofactor (statistische afwijking binnen normale populatie)
- tijd: toekomst, chr. ziekte
- plaats: steeds meer los van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 3 gevolgen van medicaliseren

A
  • pathologisering
  • vervaging van de grenzen tussen ziek en gezond
  • ontstaan risicocultuur: “doing better, feeling worse”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 3 (algemene) criteria voor screening

A
  • bewijs effectiviteit van screening
  • voordelen > nadelen
  • redelijke balans tussen kosten en netto voordelen van screening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer moet een screeningsprogramma een vergunning krijgen alvorens het mag worden gepraktiseerd?

A
  • als het onderzoek röntgenstraling bevat
  • als het kijkt naar kanker
  • als het kijkt naar ernstige ziekten of afwijkingen waarvoor geen behandeling is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke uitgangspunten van de liberale samenleving zijn tegenstrijdig tov elkaar?

A

enerzijds:
- burger bepaalt zelf wat “goed” is
- Interefereren v/d overheid is alleen toegestaan met ethische rechtvaardiging
anderzijds:
- overheid heeft de te zorgen voor de gezondheid van diens burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de 5/10 principes van Wilson en Jungner die de voorwaarden tav ziekte betreffen

A
  1. Ziekte = belangrijk gezondheidsprobleem
  2. natuurlijk beloop v/d ziekte is bekend
  3. er is een algemeen aanvaarde behandelwijze
  4. herkenbare presymptomatische fase, die zich beter laat beïnvloeden dan sympt fase
  5. Voorzieningen voor diagnose en behandeling zijn beschikbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de 5/10 principes van Wilson en Jungner betreft de eisen aan de screening zelf

A
  1. screeningsmethode = effectief
  2. procedure = acceptable voor de te screenen populatie
  3. Het is duidelijke wie behandelt moet worden
  4. procedure is efficiënt gezien de gemaakte kosten
  5. aangeboden voorziening is structureel (dus niet maar 5 jaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een belangrijke testeigenschap voor een veel voorkomende ziekte?

A

een hoge sensitiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een belangrijke testeigenschap voor een weinig voorkomende ziekte?

A
  • een hoge specificiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de 10 stappen van uitbraak onderzoek

A
  1. voorbereiding
  2. bepalen of er werkelijk sprake is van een epidemie
  3. verificatie v/d diagnose
  4. definiëren en identificeren van alle cases
  5. beschrijven v/d data in tijd, plaats en persoon
  6. opstellen van een hypothese
  7. testen v/d hypothese
  8. hypothese aanpassen en aanvullend onderzoek
  9. bestrijdingsmaatregelen communiceren
  10. bevinden communiceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 4 manieren van overdracht kunnen oorzaak zijn van een epidemie?

A
  1. puntbron
  2. continue bron
  3. mens op mens overdracht
  4. mix van bovenstaande
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg het verschil uit tussen de hoog-risico benadering en de populatie-aanpak

A

Hoog-risico benadering richt zich op de groep met het hoogste risico en de populatie aanpak richt zich op de groep waar de meeste doden zijn tgv van ziekte/risicofactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de 4 voorwaarden voor wanneer Rose’s Paradigma geld

A
  1. Risico van de ziektergaad stijgt met toename van blootstelling
  2. Lage niveaus van blootstelling komen veel meer voor in de populatie
  3. dan zullen personen met een klein risico meer bijdragen a/d ziektelast
  4. dan ligt de populatie-benadering voor de hand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem drie preventievormen die focussen op de ziekte

A

Primaire, secundaire en tertiaire preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem drie preventievormen die focussen op het aangrijpingspunt

A

Gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering, ziektepreventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem vier preventievormen die focusen op de doelgroep

A

universele preventie, selectieve preventie, geïndiceerde preventie en zorggerelateerde preventie

17
Q

Noem het verschil tussen gezondheidsbescherming, bevordering en ziektepreventie

A

bescherming: aanpak omgeving
bevordering: bevorderen gezond gedrag
ziektepreventie: programma’s gericht op voorkomen infectieziekten (vaccinatie)

18
Q

Noem het verschil tussen universele, selectieve, geïndiceerder en zorggerelateerde preventie

A

Universeel: algemene bevolking
Selectief: bevolkingsgroepen hoog risico
Geïndiceerd: individuen met beginnende klachten
zorggerelateerd: individuen met ziekte, voorkomen van complicaties

19
Q

Hoe bereken je de sensitiviteit?

A

Sensitiviteit = (aantal echt positieven)/(aantal echt positieve + fout negatieven)

20
Q

Hoe bereken je de specificiteit?

A

Specificiteit = (aantal echt negatieven)/(aantal echt negatieven + fout positieven)

21
Q

Wat zijn de 9 doelen van het gezondheidsbeleid in public health?

A
  1. opsporen en preventie v. ziektes/risico’s
  2. signaleren ontwikkelingen in gezondheid
  3. gezondheidsbevordering
  4. gezondheidsbescherming
  5. geneeskundige hulp bij & preventie van rampen
  6. integraal gezondheidsbeleid
  7. innovatie
  8. kwaliteitsborging
  9. toegang tot de zorg borgen
22
Q

noem de 5 relevante wetten in het zorgstelsel

A
  • WpG = Wet publieke gezondheid
  • WMO = Wet maatschappelijke ondersteuning
  • Jeugdwet
  • ZVW= Zorgverzekeringswet
  • WLZ= Wet langdurige zorg
23
Q

Wat wordt er verstaan onder de wet publieke gezondheidszorg?

A
  • Gemeenten zijn verplicht een GGD in stand te houden en deskundigen in dienst te hebben.
24
Q

Wat valt onder de jeugdwet?

A
  • opvoedproblemen
  • psychische problemen
25
Q

Wat walt onder de WMO (wet maatschappelijke ondersteuning)?

A
  • Mensen met een beperking zo lang mogelijk thuis laten wonen
26
Q

Wat valt onder de WLZ (wet langdurige zorg)?

A
  • mensen die blijvende de heel da zorg dichtbij of permanent toezicht nodig hebben