3C1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de 5 meest voorkomende diagnoses voor ouderen?

A
  • Hart en vaatziekten
  • Neurologische ziekten
  • nieuwvormingen (maligniteiten)
  • oogziekten
  • ziekten/klachten van het bewegingsapparaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

8 factoren die betekenis geven aan je werk

A
  • sociale contacten
  • tijdverdrijf
  • ontwikkeling
  • inkomsten
  • voldoening
  • identiteit
  • status
  • identificatie met het bedrijf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 6 A’s

A

Arbeids-:
- inhoud
- omstandigheden
- verhoudingen
- werktijden
- perspectief
- zingeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 3 redenen waarvoor mensen bij een bedrijfsarts terecht kunnen?

A
  • ziek door werk
  • ziek voor het werk
  • gezond aan het werk (gezondheidsmanagement0
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 wetten zijn er voor het gezond werk van werknemers?

A
  • Arbowet (kaders gezonde en goede arbeidsomstandigheden)
  • Arbeidstijdenswet (werkuren)
  • Wet arbeid en zorg (combi werk met zorgtaken, bijv. zwangerschap en bevallingsverlof, zorgverlog)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welke 3 factoren hangt iemands (werk)belastbaarheid af?

A
  • Persoonlijkheid
  • persoonlijke werkwijze
  • privéfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 3 gevolgen van de risicofactor nachtwerk

A
  • slaapproblemen
  • hart en vaatziekten
  • DM-2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie van een epidemie?

A

het optreden van ziektegevallen of andere gezondheidsgerelateerde gebeurtenissen in een gemeenschap of regio in een duidelijk hogere frequentie dan verwacht’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat moet er in een casusdefinitie staan bij het analyseren van een epidemie?

A
  • persoon
  • plaats
  • tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Doelen van het ICF model?

A
  • voorzien van een wetenschappelijke basis
  • voorzien van een gemeenschappelijke taal
  • mogelijkheid om vergelijking van gegevens mogelijk te maken
  • voorzien in een systematisch codesysteem voor de gezondheidszor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke ziektes moet je invullen bij een doodsoorzakenverklaring?

A
  • ziekten die op het moment van overlijden aanwezig waren en tot de dood hebben kunnen bijdragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is het belangrijk om betrouwbare sterftecijfers te hebben in NL?

A

Zodat als er bijv. veel doden zijn door verkeersongelukken doordat mensen geen gordel dragen, kunnen er passende maatregelen worden genomen zodat dat in de toekomst voorkomen kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verschil tussen directe en indirecte standaardisatie?

A

Direct: Bereken verwachte sterfte in een hypothetische situatie met een identieke leeftijdsopbouw als de referentiepopulatie
Indrect: Bereken verwachte sterfte in een hypothetische situatie met identieke leeftijdsspecifieke sterfte (sterftecijfers) als de referentiepopulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe bereken je het comparitive mortality figure? (CMF)

A

CMF = Gestandaardiseerd aantal sterfgevallen waargenomen / Gestandaardiseerd aantal sterfgevallen referentiepopulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bereken je de standardized mortality ratio? (SMR)

A

SMR: waargenomen aantal sterfgevallen (zonder standaardisatie) / Indrect gestandaardiseerd aantal sterfgevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bereken je de PAF?

A

PAF = (prevalentie * (RR-1)) / (prevalentie * (RR-1))+1)

17
Q

Waarom kunnen PAFs optellen tot boven de 100%?

A

Dit komt doordat individuele gevallen van ziekte kunnen worden veroorzaakt door meerdere risicofactoren tegelijkertijd

18
Q

Hoe bereken je de PIF? (Potentiële Impact Fractie)

A

PIF = ((prevalentie(oud) - prevalentie(nieuw)(RR-1)) / (prevalentie(oud) (RR-1) +1)

19
Q

Omschrijf de epidemiologische transitie die heeft plaatsgevonden in het westen

A

Daling in sterfte.
Ziekte: verschuiving van infectieziekten naar chronische aandoeningen
Oorzaken: verschuiving van sociale en fysieke omstandigheden als oorzaak naar leefstijlfactoren als oorzaak

20
Q

Noem drie theoriën van gedragsverandering

A
  • Health belief model
  • Protectie motivatie theorie
  • beredeneerd gedrag model
21
Q

Wat is het beredeneerd gedrag model?

A

Model waarbij de attitude, ervaren subjectieve norm en waargenomen gedragscontrole invloed hebben op de intentie van iemand wat vervolgens leidt tot gedrag

22
Q

Noem twee dingen die bijdragen aan een obesogene omgeving

A
  • meer fastfoodaanbieders en restaurants
  • minder versaanbieder
23
Q

Noem op micro en macro niveau twee voorbeelden van de fysieke omgeving volgens het ANGELO model

A

Micro:
- supermarkten
- restaurants
Macro:
- voedsel import en productie
- voedselverdeling

24
Q

Noem op micro en macro niveau twee voorbeelden die economisch een rol spelen in de omgeving volgens het ANGELO model

A

Micro:
- voedselprijzen
- inkomen van een huishouden
Macro:
- kosten van voedsel productie, import en export
- belastingen op voedsel of prijsindicaties/wetten

25
Q

Noem op micro en macro niveau een voorbeelden van politieke punten die en rol spelen volgens het ANGELO model

A

Micro: regels van instituties (bijv. scholen)
Macro: Overheids- beleid, regels en wetten

26
Q

Noem op micro en macro niveau twee voorbeelden van socioculturele punten die een rol spelen volgens het ANGELO model

A

micro:
- normen en waarden tov voedsel in een gemeenschap
- tradities met voedsel (bijv. pepernoten bij sinterklaas)
Macro:
- Massa media
- “common culture”

27
Q

Noem 5 fysieke kenmerken van age-friendly cities

A
  • voorzieningen op wandelbare afstanden
  • Openbaar vervoer
  • straatverlichting
  • groene omgeving
  • kwaliteit van straten
28
Q

Hoe wordt healthy ageing gedifinieerd?

A

proces waarbij de kansen op lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid wordt geoptimaliseerd, zodat ouderen actief aan de samenleving kunnen deelnemen en onafhankelijk kunnen leven met een goede levenskwaliteit

29
Q

Wat is de definitie van planetary health?

A

Impact van de door de mens veroorzaakte veranderingen in de natuurlijke systemen op aarde op de gezondheid v/d mens.

30
Q

Wat zijn de gevolgen van hitte voor de gezondheid?

A
  • uitdroging
  • hitteberoerte
  • hart en vaatziekten meer last
  • respiratoire ziekten meer last
31
Q

Wat zijn de gevolgen van extreem weer voor de gezondheid?

A
  • directe doden door de weersomstandigheden
  • bereikbaarheid van gezondsheidsfaciliteiten gaat omlaag
  • water-borne diseases
32
Q

Wat zijn de gevolgen van luchtvervuiling op de gezondheid?

A
  • hart en vaatziekten meer last
  • longziektes meer last en meer
  • langer pollenseizoen (door hoge co2)
33
Q

Wat zijn de gevolgen van infectieziektes op de gezondheid?

A
  • geografische range van vectoren wordt groter –> meer mensen ziek
  • door overstromingen en veel neerslag kunnen vectoren zich beter voortplanten
34
Q

Wat is het verschil tussen adaptatie en mitigatie?

A

Adapdatie: verminderen van kwetsbaarheid voor klimaatverandering
Mitigatie: voorkomen van verdere klimaatverandering door uitstoot van broeikasgassen te verminderen

35
Q

Wat wordt er bedoelt met klimaat co-benefits?

A

acties die zowel verdere klimaatverandering voorkomen (mitigatie) als die ook gelijk de gezondheid ten goede komen

36
Q

Wat zijn de twee voornaamste gezondheidseffecten van luchtverontreiniging?

A
  • Inflammatie (luchtwegklachten, daling longfunctie, ontwikkeling astma/copd)
  • Oxidatieve stress (schade longweefsel en hart en vaatstelsel)
37
Q

Noem 6 preventieve maatregelen om luchtverontreiniging tegen te gaan

A
  • verschoning van het wegverkeer
  • minder gemotoriseerd verkeer
  • invoering van milieuzones
  • afstand houden tot drukke wegen
  • mechanische ventilatie bij drukke wegen
  • aanpakken andere bronnen (bijv. scheepvaart, industrie)