3A2 De levenscyclus (zelf) Flashcards

1
Q

Principes van Wilson

A

Teratogeen effect is afh. van:
- Structuur en werkingsmechanisme v/d stof (bijv. stereo-isomeer van thalidomide is onschadelijk)
- Dosis en duur v/d dosis
- Mogelijkheid de foetus te bereiken
- Embryonale periode (specifiek gevoelige processen / periode)
- De capaciteit van verschillende organen om de stof te metaboliseren
- Genetisch bepaalde gevoeligheid v/h organisme (moeilijke predictie vanuit dierstudies)
Eindpunten: dood, malformatie, groeiretardatie en functionele afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dysmorfe kenmerken:

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Marfan syndroom

A
  • Hoog penetrant, zeer variabele expressie!
  • FBN1 en TGFBR gen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Achondroplasie

A
  • Hoog penetrant, geringe variabele expressie
  • FGFR3 gen: gly380arg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardenburg syndroom

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

22q11 deletie syndroom / Shprintzen syndroom

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Smith-Lemli-Opitz syndroom (SLO)

A
  • Stoornis i/h cholesterolmetabolisme
  • AR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Muenke syndroom

A
  • Verminderd penetrant, geringe variabele expressie!
  • FGFR3 gen: pro250arg
  • Coronal craniosynostosis, brachydactyly, carpal/tarsal coalition
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Trias van Cushing

A

Verhoogde intracraniële druk
- Verhoogde systolische BD
- Verlaagde hartfrequentie
- Abnormale ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerken TORCHES
(klinische kenmerken die wijzen op congenitale infectie)

A
  • Dysmaturiteit
  • Microcephalie
  • Hepatosplenomegalie
  • Icterus
  • Anemie/trombocytopenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2 meest voorkomende verwekkers bij early-onset neonatale infectie

A
  • GBS
  • E. coli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Acute

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 kenmerken van tetralogie van Fallot

A
  • Ventrikelseptumdefect
  • Overrijdende aorta
  • Rechterventrikelhypertrofie
  • Pulmonalisstenose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hartafwijkingen met cyanose: 5 T’s

A
  • Tetralogie van Fallot
  • Transpositie v/d grote vaten (TGA)
  • Truncus arteriosus
  • Tricuspidalis atresie
  • Totaal abnormale longvenedrainage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Basiskenmerk afwijkingen met R-L shunt (de 5 T’s)

A

Obligaat intracardiale menging van zuurstofarm en -rijk bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke structuren ontstaan uit de gangen van Wolff?

A
  • Epididymus
  • Vas deferens
  • Zaadblaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke structuren ontstaan uit de gangen van Müller?

A
  • Eileider
  • Uterus
  • Bovenste deel v/d vagina
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Grove volgorde van geslachtsdeterminatie

A

Wel/geen SRY –> testes / ovaria –> hormonen –> externe genitalia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gangen van Wolff en gangen van Müller

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Risicofactoren neonatale GBS-infectie

A
  • Dreigende vroeggeboorte (<37w)
  • PROM>24u
  • Tekenen infectie bij moeder (sepsis)
  • Zware maternale kolonisatie = UWI
  • Vrouwen met eerder kind met GBS ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Early- vs. late-onset GBS-infectie

A

Early:
- Dag 0-6 (90% 1ste dag)
- Verticale transmissie
- Symptomen: kreunen, apneu, pneumonie, sepsis, meningitis (25%)
Late:
- Dag 7 tot 3 maanden (piek 3-4w pp)
- Verticale en horizontale transmissie
- Symptomen: sepsis, meningitis (75%!)

Incidentie early > late
AB-profylaxe helpt alleen tegen early

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Primaire vs. secundaire groeistoornissen

A

Primaire: genetisch, bijv. skeletdysplasieën
Secundaire: invloed van buitenaf, bijv. chronische ziekte
Afbuigende lengtecurve past meestal bij secundaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Obesitas bij kinderen

A

Aanpak: diagnostiek –> leefstijlinterventie –> farmacotherapie –> bariatrische/metabole chirurgie
3 graden
Grotere lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

5/6 delen van vroege ontwikkeling CZS

A

Telencephalon (forebrain): cortex, basale kernen
Diencephalon: hypothalamus, thalamus
Mesencephalon (middenhersenen)
Metencephalon: pons en cerebellum
Myencephalon (verlengde merg)
6de deel is ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waaruit ontstaan centraal en perifeer zenuwstelsel?

A

Neurale buis –> centraal
Neurale lijst –> perifeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Meest voorkomende verwekkers neonatale verworven infectie (sepsis/meningitis)

A

GBS
E. coli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

PKU (fenylketonurie)

A

AR, PAH-gen, phenylalanine hydroxylase, hielprik, aminozuurmetabolisme
Kliniek: VB, blond, lichte huid, microcefalie, epilepsie, achteruitgang, spasticiteit
Behandeling: phenylalaninearm dieet + tyrosinesuppletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke ziekten in hielprik?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

2 belangrijkste hormonen lactatie

A
  • Prolactine
    –> Melkproductie
    –> HypofyseVOORkwab
    –> Vrij door prikkeling tepel
  • Oxytocine
    –> Toeschietreflex
    –> HypofyseACHTERkwab
    –> Vrij bij zien/horen/voelen kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Contra-indicaties borstvoeding

A

Infectieus:
- Borstlaesies: TBC, varicella, HSV
- HTLV, hemorragische koortsen (marburg, ebola)
- Hiv met virale load (i.t.t. niet-Westerse landen)
Verder:
- Enkele psychofarmaca (zoals lithium) en antidepressiva
- Overmatig alcoholgebruik
- Chemotherapeutica
- Harddrugs en hoge dosis methadon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Complicaties borstvoeding

A

Maternaal: tepelkloven, verstopping, mastitis/abcedering
Stille ondervoeding a/d borst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Pubertas praecox

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Definities en normale leeftijden puberteit

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Silver-Russell syndroom

A

Driehoekig hoofd (groot voorhoofd, spitse kin)
UPD chr. 7 of 11

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Trisomic rescue

36
Q

Down syndroom

37
Q

Noonan syndroom

38
Q

Muenke syndroom

39
Q

Waardenburg syndroom

41
Q

Marfan syndroom

A
  • Hoog penetrant, zeer variabele expressie!
  • FBN1 en TGFBR gen

Bindweefsel
Arachnoïde vingers, scoliose, hyperlaxie,

42
Q

22q11 deletie syndroom / Shprintzen syndroom

43
Q

Achondroplasie

44
Q

Syndroom van Turner en syndroom van Klinefelter

A

Numerieke chromosoomafwijkingen, sekschromosomen
Turner:
- 45,X

Klinefelter:
- 47,XXY

45
Q

Indeling DSD (zelf vb.)

A
  • 46,XX DSD:
    Bijv. androgeenongevoeligheid:
    Volledige AIS: XY met (korte) vagina, zonder uterus en ovaria. Testes in lies/buikholte. SRY-gen aanwezig –> testes (niet ingedaald). Testes maken gewoon AMH (regressie van buizen van Müller, dus geen uterus, ovaria en bovenste deel vagina), testosteron en DHT, alleen reageren gangen van Wolff niet op androgenen (defect in androgeenreceptor) –> verder geen mannelijke geslachtsorganen. Presenteren met liesbreuk(en).
    Bestaat ook partieel androgeenongevoeligheidssyndroom.
  • 46,XY DSD
    Bijv. congenitale bijnierhyperplasie (ook wel adrenogenitaal syndroom): bijnieren produceren (al voor geboorte) te veel androgenen –> virilisatie (= vermannelijking) van vrouwelijke externe genitalia (fusie van labia / clitoromegalie). Ziet effect eig. alleen bij meisjes.
  • Sex chromosomal DSD
    Bijv. syndroom van Turner en syndroom van Klinefelter
46
Q

Hechtingsstijlen

47
Q

Groeihormoondeficiëntie

48
Q

Prader-Willi

49
Q

Angelman

50
Q

Wet lung / TTN

A

Na sectio: longen niet samengeperst door baringskanaal –> duurt langer voordat interstitieel vocht in long opgenomen door capillair bed
Kreunen v, tachypneu, zuurstofbehoefte s
Herstelt meestal <24u
Complicatie: pneumothorax

51
Q

Apgar score

52
Q

PPHN

A

Te hoge longvaatweerstand –> rechts-links shunt –> cyanose.
Oorzaken: o.a. perinatale asfyxie, perinatale infectie, longhypoplasie (bijv. congenitale hernia diafragmatica), meconiumaspiratie

53
Q

Farmacologie: verschillen tussen volwassenen en kinderen

A

Fysiologisch verschil (effect)
Neonaat heeft:
A:
- Hogere pH dan volwassene (snellere opname/verhoogde bioavailability van zuurlabiele stoffen, zoals penicilline en erythromycine; tragere opname/verlaagde bioavailability van zwakke organische zuren, zoals fenobarbital en fenytoine)
- Vertraagde maag- en darmpassage (duurt langer voordat piekspiegel bereikt)
- Minder CYP-enzymen en efflux transporters in darm (hogere spiegels/verhoogde bioavailability)

D:
- Groter huidopp. (hogere spiegels van lokaal toegepast middel)
- Meer extracellulair water: groter verdelingsvolume (lagere bloedspiegels van wateroplosbare middelen, bijv. gentamicine)

M:
- Minder CYP-enzymen lever (tragere omzetting)
E:
- Mindere nierfunctie (tot leeftijd van 1 jaar)

Let op: als penicilline aan neonaat iv gegeven wordt, is hogere dosering nodig, want het is wateroplosbaar. Je hebt dan niets van doen met pH van maag. Bij orale toediening lagere dosering.

54
Q

Ziekte van Huntington

55
Q

Fragiele X syndroom

56
Q

Imprinting disorders

A

Chr. 11:
- Maternale UPD11: Silver-Russel
- Paternale UPD11: Beckwith-Wiedemann
(denk aan vader = groot)
Chr. 15:
- Maternale UPD15: Prader-Willi
- Paternale UPD15: Angelman

57
Q

Holoprosencefalie

58
Q

Robin sequentie

59
Q

Pre-axiaal vs. post-axiaal

A

Postaxiaal is pinkkant, preaxiaal duimkant

Ezelsbruggetje: ‘doe rustig’ (als ja arm laat hangen, is pink naar achteren: posterieur)

60
Q

Hirschprung

61
Q

Deformatie

A

Een afwijkende vorm/positie a.g.v. mechanische krachten die inwerken op een aanvankelijk normale structuur. Wnr de mechanische krachten opgeheven worden, kán er een (begin van) spontane correctie optreden.

Bijv. afsnoering boom, ~deuk in borstkas baby door vuist ertegen in buik

63
Q

Disruptie

A

Afwijkende vorm a.g.v. ernstige schade door extrinsieke factoren a/e aanvankelijk normale structuur.
Spontane correct is niet meer mogelijk.

Bijv. amniotic bands –> ~amputatie, fetal brain disruption sequence

64
Q

Malformatie

A

Afwijking v/e orgaan, deel v/e orgaan of lichaamsdeel t.g.v. een reeds vanaf het begin afwijkend ontwikkelingsproces

Bijv. schisis, polydactylie, split hand

65
Q

Dysplasie

A

Dysplasie: een abnormale histiogenese (organisatie van cellen naar weefsels) en de morfologische gevolgen daarvan.

Veel uiten in meerdere orgaansystemen, zoals bindweefselaandoeningen, skeletaandoeningen.

Bijv. osteogenesis imperfecta (skeletdysplasie)

66
Q

Dysmorfieën:
epicanthus
telecanthus
synophris

A

Epicanthus: bovenste ooglid gaat over binnenste ooghoek
Telecanthus: normale afstand tussen pupillen, vergrote afstand tussen binnenooghoeken (brede neusbrug, oogwit is weg a/d binnenkant)
Synophris: doorlopende wenkbrauw (‘monobrow’)

67
Q

Waardenburg syndroom

A

Heterochromatie (twee verschillende kleuren ogen), witte haarlok, telecanthus, dopneus,

68
Q

Syndroom van Shprintzen / 22q11 deletiesyndroom / velocardiofaciaalsyndroom

A

Kleine, ronde oren; tetralogie van Fallot; kleine neusvleugels; peervormige neus.

69
Q

Wijnvlek

A

Naevus flammeus
Valt onder vaatmalformaties (is een capillaire malformatie)
I/h gelaat? –> wees alert op Sturger-Weber syndroom, waarbij vaten in hersenen niet goed aangelegd –> epilepsie en glaucoom

70
Q

Craniosynostose

A

Incidentie 1:2500 geboortes
~Premature ossificatie van schedelnaad

  • Scafocefalie: sutura sagittalis (denk aan alliteratie S)
  • Trigonocefalie: sutura metopica
  • Brachycefalie: dubbelzijdige sutura coronalis/lamboidea
    (denk aan B van beiderzijds)
  • Plagiocefalie: enkelzijdige sutura coronalis/lamboidea

D: X-schedel
Beh: chirurgisch (schedelremodellatie)

71
Q

Non-synostotische afplatting

A

Afplatting (deformatie) door uitwendige druk (rugligging i.v.m. wiegendoodpreventie)
Schedelnaden zijn open, geen kans op verhoogde intracrianele druk
Bij 10% van alle baby’s (bij kwart blijvend)

72
Q

Kinderoncologie: neuroblastoom

73
Q

Kinderoncologie: retinoblastoom

74
Q

Kinderoncologie: rhabdomyosarcoom

A

Meest voorkomende weke delen tumor op kinderleeftijd
Types:
- Embryonaal: meest frequent, verlies van chr. 11p15, subtype sarcoma botryoides (druiventrosachtig), betere prognose dan alveolair
- Alveolair: t(1;13) en t(2;13)
- Pleioform: bij volwassenen
Behandeling: neoadjuvante chemo –> resectie

75
Q

Malformatie, deformatie, disruptie en dysplasie: criteria

A

Malformatie: aanleg
Deformatie: herstel mogelijk
Disruptie: geen herstel mogelijk
Dysplasie: meerdere orgaansystemen? / overal?

76
Q

Mitochondriële ziekten:
…gecodeerde mitochondriële ziekten presenteren zich op de kinderleeftijd, …gecodeerde ziekten i/d pubertijd of op volwassen leeftijd

A

Kern-
Micochondrieel

77
Q

Stamboomvraag: imprinting

A

Aangedanen onder mannen: krijgt ‘ellende’ (mutatie) van vader, allel van moeder staat uit –> maternale imprinting

Aangedanen onder vrouwen: krijgt ‘ellende’ (mutatie) van moeder, allel van vader staat uit –> paternale imprinting

78
Q

Fragiele X syndroom

A

Erfelijke vorm van VB
X-gebonden dominant; CGG-repeats, FMR1-gen, Xq27
Expansie van repeats moeder-kind
Smal gezicht; grote, afstaande oren; hyperlaxie; autistische kenmerken

Vrouw met volle mutatie: 70% heeft last (neurologische klachten)
Vrouw met premutatie: FXTAS, FPOI

79
Q

Laryngitis subglottica / pseudocroup (Acute geneeskunde)

A

Zeehondenblafhoest (+ heesheid en inspiratoire stridor), Westley Croup score, meestal door virusinfectie (75% door para-influenzavirus type I,II of III)
Beh: dexamethasondrank (+ adrenaline vernevelen, als score>7?)

80
Q

Epiglottitis (Acute geneeskunde)

A

Door bacteriële infectie (Hib, waarvoor gevaccineerd), ip niet inspecteren (–> zwellen, –> totale obstructie), breedspectrum AB iv en IC-opname.
Stil voorovergebogen, open mond, kwijlen, hoge koorts (geen hoest)

81
Q

Assen van DC 0-5

A

I: klinische stoornissen
II: de relationele context
III: lichamelijke gezondheid
IV: psychosociale stressoren
V: ontwikkeling van competenties
Volgorde: III, IV, V, II, I

82
Q

Verschil tussen GUO 1 en GUO 2

83
Q

VACTERL

A

Vertebraal, Anus, Cardiaal, Tracheo-oEsophageaal, Renaal, Ledematen

84
Q

Robin sequentie

A

Micro-/retrognatie –> verplaatsing v/d tong naar achteren –> voorkomt sluiting v/h zachte gehemelte –> U-vormige schisis

85
Q

‘body dysmorphia’