3.2 wind, zeestromen en klimaat Flashcards

1
Q

lagedrukgebied

A

Gebied met een lagere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving. Heet ook minimum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hogedrukgebied

A

Gebied met een hogere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving. Heet ook maximum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

corioliseffect

A

De afwijking van de windrichting die ontstaat door de draaiing van de aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

atmosferische circulatie

A

De verplaatsing van lucht in de atmosfeer (grote windsystemen). Heet ook mondiaal windsysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wet van Buys Ballot

A

Lucht beweegt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Als je de wind in je rug hebt, heeft de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

passaat

A

Relatief droge wind die het hele jaar uit oostelijke richting van de subtropische hogedrukgebieden naar de evenaar waait.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tropisch minimum

A

Zone met lage luchtdruk op en nabij de evenaar. Heet ook intertropische convergentiezone (ITCZ).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

moesson

A

Land- of zeewind die elk half jaar (ongeveer 180˚) van richting verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oceanische circulatie

A

De verplaatsing van water in de oceanen (onder andere zeestromen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly