3.2 wind, zeestromen en klimaat Flashcards
lagedrukgebied
Gebied met een lagere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving. Heet ook minimum.
Hogedrukgebied
Gebied met een hogere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving. Heet ook maximum.
corioliseffect
De afwijking van de windrichting die ontstaat door de draaiing van de aarde.
atmosferische circulatie
De verplaatsing van lucht in de atmosfeer (grote windsystemen). Heet ook mondiaal windsysteem.
Wet van Buys Ballot
Lucht beweegt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Als je de wind in je rug hebt, heeft de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links.
passaat
Relatief droge wind die het hele jaar uit oostelijke richting van de subtropische hogedrukgebieden naar de evenaar waait.
tropisch minimum
Zone met lage luchtdruk op en nabij de evenaar. Heet ook intertropische convergentiezone (ITCZ).
moesson
Land- of zeewind die elk half jaar (ongeveer 180˚) van richting verandert.
oceanische circulatie
De verplaatsing van water in de oceanen (onder andere zeestromen).