3.1 de atmosfeer Flashcards
atmosfeer
Het geheel aan gasvormige stoffen die het vaste en vloeibare deel van de aardkorst omringen.
troposfeer
De onderste laag van de atmosfeer, die ongeveer 15 km dik is en waarin zich de meeste gasmoleculen bevinden en waar het weer is.
ozonlaag
Zone in de stratosfeer op 15 tot 30 km hoogte waar ozon wordt gevormd onder invloed van de voor het leven schadelijke uv-straling van de zon.
stralings- of energiebalans
De optelsom van de kortgolvige straling (zonlicht) op aarde, de naar het heelal teruggekaatste straling en de langgolvige uitstraling (warmte) van de aarde.
Natuurlijk broeikaseffect
Het vasthouden van warmte door broeikasgassen in de atmosfeer zonder invloed van de mens.
Albedo
De mate waarin een oppervlak zonne-energie weerkaatst uitgedrukt in een percentage.
Frontale regen
Neerslag die onstaat bij een front, als relatief warme of koude lucht opstijgt.
Front
Grensvlak tussen relatief warme en koude lucht.
Stijging regen
Neerslag die ontstaat door een opwarming van het aardoppervlak en de lucht daarboven, vooral rond de evenaar.
Stuwingsregen
Neerslag die ontstaat als lucht bij een gebergte gedwongen wordt op te stijgen.