3.2 begrippen Flashcards
1
Q
concentratiekamp
A
gevangenkamp voor tegenstanders
2
Q
dictator
A
alleenheerser
3
Q
dictatuur
A
(staat met een) alleenheerschappij
4
Q
radicaal
A
voor grondige veranderingen
5
Q
regime
A
ondemocratische regering
6
Q
terreur
A
bangmakerij met geweld
7
Q
totalitair
A
als de overheid volledig heerst over samenleving
8
Q
nationalisme
A
1 liefde voor het eiegn volk, 2 streven naar een staat voor het eigen volk