3.1 begrippen Flashcards
1
Q
centralen
A
Duitsland en Oostenrijk en hun bondgenoten
2
Q
Front
A
plaats waar gevochten wordt
3
Q
geallieerden
A
Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland en hun bondgenoten
4
Q
militarisme
A
verheerlijking van het leger
5
Q
nationalisme
A
liefde voor het eigen volk
6
Q
neutraal
A
onpartijdig
7
Q
tweefrontenoorlog
A
oorlog waarbij twee gebieden tegelijk gevochten wordt
8
Q
tijd van de wereldoorlogen
A
negende tijdvak (1900-1950)
9
Q
wapenwedloop
A
race om de sterkste bewapening te krijgen
10
Q
wereldoorlog
A
oorlog waaraan veel volken in een groot deel van de wereld meedoen