3.1.2 wn 3.1.3 Flashcards
leg uit wat incidentie, preventie, overleving en sterfte is?
indicentie: aan nieuwe gevallen met kanker per jaar per 100.000 inwoners
prevalentie: aantal levenden die kanker hebben (gehad) per 100.000 op een bepaald moment
overleving: aantal personen die vanaf diagnose kanker na een bep.periode (5 of 10 jaar) nog leven.
sterfte: aantal overleden aan kanker per jaar per 100.000 inwoners
globale incidentie en sterfte van oncologie in NL?
incidentie 73.000 per 100.000 per jaar
sterfte 40.000 per 100.000 per jaar
noem top 3 meest voorkomende soorten kanker bij man, vrouw en kinderen?
man: prostaat, long, darm
vrouw: borst, darm, long
kinderen: leukemie, hersentumor, lymfoom
hoeveel % nederlanders krijgen in hun leven een vorm van kanker?
30%
noem de gespecialiseerde zkh voor kanker?
- Erasmus-dr. Daniel den Hoedkliniek in Rdam
- het Nederlandse Kanker Instituut/Antonie van Leeuwenhoek Adam
wat is SKION?
Stichting Kinderoncologie Nederland, het landelijke samenwerkingsverband van kinderartsen werkzaam in de kinderoncologie
kaders van overheid voor oncologische zorg?
- fincancieel
- vroegtijdig opsporen
- reguleren van verspreiding van intensieve voorzieningen
- kwaliteit (BIG en WGBO)
hoeveel Integrale Kankercentra zijn er in NL? en wat zijn hun taken?
8 IKC’s met taken:
- verlenen van consulentendienst (hoog gespecialiseerd kankerspecialist) aan perifere zkh
- ontwikkelen en uitvoeren van richtlijnen
- kwaliteitsverbetering
- verrichten van registratie
- ondersteunen en verrichten van onderzoek
- bevorderen deskundigheid
- informatie en voorlichting geven
- organiseren en ondersteunen van patientenactiviteiten
3 taken van huisarts bij zorg voor kankerpatiënten:
- opsporing: - primair: voorkoming
- secundair: ontdekken - Vroege diagnostiek: doctors delay beperken
- begeleiding vd patiënt en familie
9 alarmsymptomen voor kanker:
- blijvende heesheid/hoest, evt met slijm
- slikklachten, pijn bij slikken of eten dat blijft steken
- nieuwe veranderde moedervlekken, vorm/omvang/jeuk/bloed
- schilferig plekje of bobbeltje op de huid
- Verdikking of bobbeltje ergens in het lichaam, bv borst/zaadbal/lies
- vrouw: ongewoon vaginaal bloedverlies/afscheiding
man: zaadbalklachten - blijvende verandering in stoelgang zonder duidelijke aanleiding of ongewoon bloedverlies en/of slijm bij ontlasting
- veranderingen bij plassen, moeilijker/vaker/pijnlijk/bloed
- Gewichtsverlies zonder aanleiding
leg t verschil tussen vroege opsporing en vroege diagnostiek uit?
vroege opsporing: herkenen van symptomen die mogelijk op kanker wijzen
vroege diagnostiek: inschatten van kans op kanker en passend beleid op maken om doctors delay te beperken.
screeningsonderzoek? doel ervan?
opsporen van vroege stadia van kanker–>in die periode incidentie neemt toe en uiteindelijk sterfte afnemen
noem 5 vormen beeldvormend onderzoek:
- Conventionele radiologie
- Mammografie
- Echografie
- Computertomografie (CT)
- Magnetische resonantie (MRI)
- Nucleaire geneeskunde (oa PET, Skeletcintigrafie)
noem 5 typen maligne tumoren:
- Carcinomen: epitheel
- Sarcomen: steunweefsel
- Lymfomen: lymfoide cellen (B- en T-cellen)
- Blastomen: op zich ontwikkelend weefsel (blasteem) zoals in foetus of embryo.
- Kiemceltumoren: kiemcellen ontstaan in dooierzak en migreren naar gonaden.
2 vormen carcinoom:
plaveiselcarcinoom: plaatepitheel (huid)
adenocarcinoom: epitheel als klierweefsel (mammacarcinoom)
stagering:
numeriek uitdrukken van de mate van tumorprogressie (TNM)
stadiering:
samenvoegen van verschillende TNM combinaties met vergelijkbare prognose.Combinaties met vergelijkbare prognose worden voor een aantal tumoren samengevoegd in tumorstadia, die aangegeven worden in Romeinse cijfers I-IV).Zo kan bijvoorbeeld een T3M0 in een zelfde prognostische categorie (stadium) vallen als een T1M1.
disseminatie
mate van uitzaaiing (metastassering)
gradering
zegt iets over maligniteitsgraad van tumor, waarbij pathologisch wordt gekeken naar uiterlijk tumor (differentiatiegraad)
classificatie:
vastleggen uitbreiding maligne proces. internationaal TNM gebruikt.
redenen classificatie:
- bepaalt keuze behandeling
- geeft indicatie vd prognose
- mogelijkheid resultaten vd behandeling te vergelijken en te evalueren
- schept duidelijkheid bij communicatie over oncologische patienten
leg TNM-classificatie uit?
T: De lokale uitbreiding van de tumor (Tumor)
N: De aan- of afwezigheid van lymfekliermetastasen (Nodes)
M: De aan- of afwezigheid van metastasen op afstand, vaak hematogene metastasen (Metastases).
T0: Geen primaire tumor aangetoont.
Tis: Carcinome in situ.
T1-4: Toenemende afmeting van de tumor en/of de mate van doorgroei in de omgeving.
N0: Geen regionale lymfekliermetastasen.
N1-3: Toenemende aantal lymfekliermetastasen.
M0 Geen metastasen op afstand.
M1: Metastasen op afstand.
verschil cTNM en pTNM
Het TNM-systeem wordt verdeeld in een klinisch systeem (cTNM), een pathologisch systeen (pTNM), een TNM-classificatie bepaald door een autopsie (aTNM) en een TNM-classificatie bij recidieftumoren (rTNM). De tumoruitbreiding van het cTNM-stadium wordt uitsluitend bepaald op basis van het lichamelijk onderzoek en het beeldvormend onderzoek. De tumoruitbreiding van het pTNM-stadium wordt bepaald door de pathologische gegevens van het resectiepreparaat.
waar staat x bij TNM voor?
Indien een of meerdere onderzoeken niet zijn uitgevoerd, wordt bij de betreffende letter een x gezet in plaats van een getal.