3 tot 5 Flashcards
ἄγγελος
Engel, boodschapper
γράφω
Schrijven
ἐκκλησία
Gemeente, vergadering
ἐνδύω (+ 2x acc)
(Iemand) (Iets) aantrekken
ἐπιτελέω
Voltooien, volbrengen
ἔργον
Werk, daad
καρδία
Hart
κρίσις
Oordeel
νόμος
Wet
νῦν
Nu
οἶδα
Weten
παρά (+ acc)
Langs
παρά (+dat)
Bij
παρά (+gen)
Van (… af)
παρακαλέω
Smeken, bemoedigen, vermanen, vertroosten
ποιέω
Doen, maken
πολλάκις
Vaak
προσφέρω
Aanbieden, offeren
πρόσωπον
(Aan)gezicht, gelaat
ψυχή
Ziel, leven
ὥσπερ
Zoals
ἅπαξ
Eenmaal
ἔσχατος
Laatste
ἕτερος
Ander(e)
καθεύδω
Slapen
κοιμάω
(ont)slapen
νυνί
Nu
νύξ
Nacht
ὅπως (+subj)
Zodat
ὁράω
Zien
περί (+acc)
Rondom
περί (+gen)
Aangaande, over
πνευματικός
Geestelijk
σκότος
Duisternis
σωτηρία
Redding
…τέ καί…
Zowel, als
χοϊκός
Stoffelijk
χωρίς
Zonder
ἀγνοέω
Onwetend zijn (over…)
αἰώνιος
Eeuwig
ἀπάτη
Teleurstelling, bedrog, misleiding
ἀρχιερεύς
Hogepriester
ἀστήρ
Ster
βαπτισμός
Doop, het afspoelen
βλασφημέω
(Gods)lasterlijk, smadelijk
γνῶσις
Kennis
δεῖ (+ acc + inf)
Het is noodzakelijk dat
δίκαιος
Rechtvaardig
δύναμαι (+ inf)
Kunnen, in staat zijn
ἐάν (+subj)
Als, indien
εἰσέρχομαι
Binnenkomen, binnengaan
ἐκεῖνος
Die, dat
ἐντολή
Gebod, bevel
ἐπίγνωσις
Kennis, erkenning
θυσία
Offer
καθαρίζω
Rein maken, reinigen
λοιπός
Overblijfende, overige
μέγας
Groot, groter, grootst
μέλλω (+ inf)
Van plan zijn (te)
μέρος
(Ge)deel(te)
νῖκος
Overwinning
ὅπου
(Daar) waar
ὅσος
(Dat) wat, (hij/zij) die, zovelen als
ὀφθαλμός
Oog
πλοῦτος
Rijkdom, overvloed
προθυμία
Bereidwilligheid, verlangen
ῥαντίζω
Besprenkelen, reinigen
σπουδαῖος
Toegewijd
σπουδή
Ijver, inzet
τηρέω
Onderhouden, bewaren
τίθημι
(Neer)zetten, plaatsen, afleggen
Τίτος
Titus
τράγος
Bok
ὑπάρχω
Zijn
ὑπόδειγμα
Voorbeeld, afbeelding
φέρω
Dragen, brengen
φωνή
Stem
ψυχικός
Natuurlijk, ongeestelijk