3. Theorie en praktijk van seks Flashcards

1
Q

Seksuele opwinding is een emotie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vaginal Pulse Amplitude (VPA)

A

Vaginal Pulse Amplitude (VPA) is maat voor doorbloeding van de vagina- reflexmatige reactie op blootstelling aan seks-competente stimulus (conceptueel vergelijkbaar met erectie). Belangrijk: die aanwezigheid van uitgelokte reflexmatige fysiologische reactie betekent niet dat je de seksuele stimulus dus als een plezierige stimulus beoordeelt!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Seksuele stimuli lokken
niet alleen fysiologische
reflex uit (vasocongestie)
maar ook

A

gedragstendens (net als
bij andere emoties zoals
dreiging geinduceerde
angst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het mechanisme van opwinding is hetzelfde
bij mannen en vrouwen

A

Voor beide seksen
worden seksuele stimuli
op analoge manier door
het brein verwerkt met
vasocongestie als
gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het mechanisme van opwinding is hetzelfde
bij mannen en vrouwen; wat is het ENIGE verschil?

A

Het enige verschil is in het genitale ‘eind-orgaan’:

Omdat grootste deel
van de fysiologische
veranderingen bij
vrouwen zich intern
afspelen zijn reacties
niet direct/moeilijker
zichtbaar/waarneem
baar (voor zowel
vrouw zelf als voor
haar partner)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Genitale respons komt automatisch op gang als er seksuele prikkels zijn – zelfs bij
prikkels met seksueel bedreigende inhoud, dus ..

A

!dus opwindingsreactie impliceert geen instemming!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet alle genitale responsen zijn seksuele responsen

A
  1. Genitale respons komt automatisch op gang als er seksuele prikkels zijn – zelfs bij
    prikkels met seksueel bedreigende inhoud
  2. Als reactie op hoge angst (alleen anecdotische informatie beschikbaar)
  3. Zonder seksuele stimulus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als reactie op hoge angst (alleen anecdotische informatie beschikbaar):

A
  • Jongens hebben erecties bij straf; als ze angstig zijn; als ze voor de klas moeten
    komen (Ramsey, 1943)
  • Van mannen voor een executiepeloton wordt gerapporteerd dat ze erecties hebben
  • Erecties/genitale respons en reflexorgasmes bij seksueel misbruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • Zonder seksuele stimulus:
A
  • Genitale respons tijdens REM slaap (ochtenderecties), ook bij vrouwen
  • Genitale responsen treden al op in de baarmoeder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom spelen Genitale responsen al op in de baarmoeder

A

Mogelijk met als functie de weefsels van
voorplantingsorgaan gezond te houden- soort
onderhoud (via tijdelijke doorbloeding meer
bouwstoffen en zuurstof in weefsels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Incentive motivation model

A

Om effectief te kunnen opereren is o.a. voldoende
hoeveelheid testosteron vereist- idem intact
dopaminerg systeem- en responsiviteit neemt toe
onder invloed van belonende ervaringen (en
neemt af oiv langdurige afwezigheid daarvan- dus
precies omgekeerd als voorspeld door Freuds
libido theorie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Huidige DSM 5 over verlangen: incentive motivation / DSM5

A

In huidige DSM 5 is idee niet langer dat verlangen
vooraf gaat aan opwinding maar dat er een wederkerige relatie bestaat tussen beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bekkenbodem overactiviteit: man

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bekkenbodem overactiviteit: vrouw

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ouderschapsinvesteringstheorie

A

Mannen willen meer seks want zo zijn ze nou eenmaal
geëvolueerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

deprivatie-hypothese

A

Volgens het driftmodel is (zin in) seks
vergelijkbaar met honger of dorst, heb je het
lang niet, dan krijg je vanzelf ‘zin’, honger, of

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de onderdelen van het evolutionaire psychologische perspectief?

A
  1. Adaptatie
  2. Nevenproduct (bijeffect van adaptatie)
  3. Ruis (willekeurig effect van de evolutie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Matechoicehypothese

A

Het orgasme van de vrouw draagt bij aan het bevorderen van bevruchting door mannen met een hoge genetische kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ultimate factoren

A

Verwijzen naar verklaringen voor de evolutionaire geschiedenis van gedrag en naar de wijze waarop dat gedrag heeft bijgedragen aan evolutionaire adaptatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Proximale factoren

A

Verwijzen naar de factoren in het hier en nu die datzelfde gedrag beinvloeden

21
Q

Waar gaan evolutionaire psychologen vanuit?

A

Dat evolutionaire processen en producten niet intentioneel zijn

22
Q

Ouderschapsinvesteringstheorie

A

Elke investering door een ouder in een nakomeling die leidt tot een hogere overlevingskans van die nakomeling (en daardoor ook leidt tot een hogere kans op genetische reproductie), met als gevolg dat dezelfde inspanning niet meer kan worden geleverd voor een andere nakomeling

23
Q

Wat zijn twee vormen van seksuele selectie?

A
  1. Intraseksuele competitie
  2. Interseksuele competitie
24
Q
  1. Intraseksuele competitie
A

Concurrentie binnen sekse

25
Q
  1. Interseksuele competitie
A

Partnerselectie

26
Q

Mismatchhypothese

A

de grote beschikbaarheid van erotisch materiaal (denk bijvoorbeeld aan de beschikbaarheid van porno op het internet en van erotische signalen in de media) leidt tot een dusdanige activering van het seksuele systeem en devaluatie van de aantrekkelijkheid van vaste partners, dat het langetermijnpartner-relaties ontwricht.

27
Q

Wat zijn de ultimate en proximale determinanten van seksueel geweld?

A
  1. Ultimate: zijn nodig om seksueel geweld te verklaren dat verkrachting in alle culturen voorkomt en vooral door mannen wordt gepleegd (universaliteit)
  2. Proximale: zijn nodig om te kunnen begrijpen dat sommige mannen wel en andere mannen geen seksueel geweld plegen (specifiteit)
28
Q

Lijfwachthypothese

A

Stelt dat vrouwen een partnerpreferentie zouden hebben voor sterke en dominante mannen omdat hun gedrag een groter beschermend effect zou hebben.

29
Q

Criminogene traject

A

Onpersoonlijke seksuele promiscuïteit > gevolg: seksuele agressie
> mits uit een delinquente levensstijl!

30
Q

Gender (socialisatie) traject

A

Positieve attitudes tegenover geweld en vijandige masculiniteit (= hoger waarderen mannelijkheid dan vrouwelijkheid + vijandige attitude naar vrouwen)

31
Q

Incentivemotivatietheorie

A

De aantrekkelijkheid van mogelijke beloningen en de ermee gepaard gaande emoties wekt het seksuele verlangen

32
Q

4 dimensies Incentivemotivatietheorie

A
  1. Er moet een seksueel activerende stimulus zijn
  2. Activering via 2 paden: bewust en onbewust
  3. Controleprocessen: belangen/beloning
  4. Seksuele opwind > seks, mits de activering sterk genoeg is en niet gestopt wordt
33
Q

Dualcontrol model

A

Theoretisch model voor functioneren van het brein:
- Neurobiologische inhibitie
- Neurobiologische excitatie

> wordt in balans gehouden door een seksueel kantelpunt

34
Q

Byrne’s gedragssequentiemodel

A

7 hoofdgroepen die seksualiteit bij iedereen aansturen:

35
Q

Seksuele voorlichting

A

Overdracht van feitelijke kennis

36
Q

Seksuele vorming

A

Richt zich naast informatieoverdracht ook op het vormen van een mening, het leren omgaan met culturele/religieuze invloeden en het aanleren van vaardigheden

37
Q

Seksuele opvoeding

A

De intergratie van het geheel van informatie, normen, waarden en opvattingen over het lichaam, liefde, relaties en seksualiteit, die het individu vanuit zijn omgeving meekrijgt.

38
Q

WHO definitie seksuele voorlichting

A

Het leren over de cognitieve, emotionele, sociale, interactieve en fysieke aspecten van seksualiteit

39
Q

WHO definitie seksuele opvoeding

A

Het geleidelijk en leeftijdsspecifiek ontwikkelen van competenties om de eigen seksualiteit te kunnen begrijpen en hiervan te genieten, om veilige relaties te hebben.

40
Q

Gezondheidsbevordering

A

Interventies met als doel het stimuleren van gezond gedrag en een gezonde leefomgeving, door een combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen

41
Q

Vier doelen van gezondheidsbevordering

A
  1. Positieve gezondheid
  2. Primaire preventie
  3. Vroege opsporing = secundaire preventie
  4. Patientenzorg = tertiaire preventie
42
Q

Positieve gezondheid

A

Activiteiten die worden uitgevoerd om mensen gezond te houden > dus niet gericht op ziektes/aandoeningen

43
Q

Primaire preventie

A

Voorkomen van gezondheidsproblemen; preventieprogramma’s tegen ongewenste zwangerschap, soa’s, vaccinaties

44
Q

Vroege opsporing

A

= Secundaire preventie
Identificeren van mensen die in een vroeg stadium van een bepaalde ziekte zitten.

45
Q

Patientenzorg

A

= tertiaire preventie
Mensen die al ziek zijn helpen met het leren beheersen van de ziekte > niet alleen cure, maar ook care

46
Q

Intervention mapping (IM)

A

Een protocol voor het systematisch gebruiken van empirische gegevens en theoretische inzichten bij de ontwikkeling/implementatie van gezondheidsvoorlichting

> in samenwerking met de doelgroep (scholieren) en uitvoerders (docenten)

47
Q

Wat zijn de 6 stappen van Intervention Mapping (IM)?

A
  1. Behoefteanalyse
  2. Formuleren van veranderingsdoelen
  3. Selectie van methoden en technieken
  4. Programmaontwerp en productie
  5. Programma-invoering
  6. Programma-evaluatie
48
Q

Van welke 3 factoren hangt de effectiviteit van seksuele voorlichting af?

A
  1. Inhoud
  2. Kwaliteit
  3. Mate van bereiken van de doelgroep