3-los perìfrases verbales Flashcards
1
Q
beginnen met iets
A
empezar a + inf / comenzar a + inf
2
Q
gaan
A
ir a + inf
3
Q
willen
A
querer + inf
4
Q
moeten
A
tener que + inf
5
Q
gewoonlijk doen, gewoon zijn te
A
soler + inf
6
Q
iets opnieuw doen
A
volver a + inf
7
Q
ophouden/nalaten te
A
dejar de + inf
8
Q
iets pas gedaan hebben
A
acabar de + inf
9
Q
bezig zijn met iets, iets aan het doen zijn
A
estar + ger
10
Q
iets nog steeds doen
A
seguir + ger
11
Q
sinds zoveel tijd iets doen
A
llevar + cant de tiempo + ger