3-3-vocabulario Flashcards
1
Q
het lichaamsdeel
A
la parte del cuerpo
2
Q
het lichaam
A
el cuerpo
3
Q
het bijwoord
A
el adverbio
4
Q
de gebiedende wijs
A
el imperativo
5
Q
de werkwoordsconstructie
A
la perifrasis verbal
6
Q
in vorm zijn
A
estar en forma
7
Q
het hoofd
A
la cabeza
8
Q
de neus
A
la nariz
9
Q
de mond
A
la boca
10
Q
de tand
A
el diente
11
Q
de rug
A
la espalda
12
Q
het oor
A
la oreja
13
Q
de borst, borstkas
A
el pecho
14
Q
de arm
A
el brazo
15
Q
de vinger
A
el dedo
16
Q
de teen
A
el dedo de pie
17
Q
het been
A
la pierna
18
Q
de jongere
A
el/la adolescente
19
Q
huasteeks (indianenvolk in Mexico)
A
huasteco/-a
20
Q
de meter
A
el metro
21
Q
een ton (gewicht)
A
la tonelada
22
Q
het rotsblok/monoliet
A
el monolito
23
Q
Paaseiland
A
la Isla de Pascua
24
Q
in vorm blijven
A
mantenerse en forma
25
behouden
mantener (
26
het centrum van de wereld zijn
ser el ombligo del mundo
27
de navel
el ombligo
28
ik krijg het niet in mijn hoofd
no me entra en la cabeza
29
met open mond staan
quedarse con la boca abierta
30
je moet heel voorzichtig zijn
hay que tener mucho ojo
31
een blunder begaan
meter la pata
32
de gewoonte
el hàbito
33
de gezondheid
la salud
34
zelden
raramente
35
rustig
con tiempo
36
snoep
los dulces
37
gewoonlijk
habitualmente
38
alleen
solamente
39
gaan over
tratarse de
40
gymnastiek
la gimnasia
41
met de benen uit elkaar
con las pies separados
42
de rugleuning
el respaldo
43
draaien
girar
44
langzaam
lento/-a
45
totdat u....voelt
hasta sentir (ie)
46
de spanning
la tensiòn
47
de spier
el mùsculo
48
ademen
respirar
49
diep
profundo/-a
50
de uitgangspositie
la posiciòn inicial
51
aanraken
tocar
52
zich uitrekken
estirarse
53
naar voren
hacia adelante
54
de positie vasthouden
mantener la posiciòn
55
optillen
levantar
56
laten zakken
bajar
57
opstaan, gaan staan
ponerse de pie
58
ontspannen
relajar
59
buigen
flexionar
60
elleboog
el codo
61
druk uitoefenen
hacer presiòn
62
de liefdesverklaring
la declaraciòn de amor
63
de huid
la piel
64
de neus
la nariz
65
het haar
el cabello
66
het middel, de taille
la cintura
67
stoppen met, ophouden te
dejar de + inf
68
zojuist iets gedaan hebben
acabar de + inf
69
de hometrainer
la bicicleta estàtica
70
nog steeds iets doen
seguir (i) + gerundio
71
cholesterol
el colesterol
72
sinds drie maanden iets doen
llevar tres meses + gerundio
73
weer iets doen
volver a + inf
74
het dieet
la dieta
75
boven
arriba
76
nog steeds niet doen
seguir (i) sin + inf
77
herschrijven
reescribir
78
sportschool
el gimnasio
79
fitnessen, trainen
hacer ejercicio
80
medicijn
el medicamento
81
zich voelen
sentirse (ie)
82
niet erg gezond eten
comer de manera poco sana
83
de manier
la manera
84
gezond
sano/-a
85
de hamburger
la hamburguesa
86
het seizoen
la temporada
87
de werktijden
el horario de trabaja
88
de toetreding
la incorporaciòn
89
de arbeidswereld
el mundo laboral
90
dwingen (te)
obligar (a)
91
buitenshuis
fuera de casa
92
tot enkele jaren geleden
hasta hace pocos años
93
het mediteraan dieet
la dieta mediterrànea
94
(zich) baseren op
basar(se) en
95
de moderniteit
la modernidad
96
gemak
la facilidad
97
conservering
la conservaciòn
98
doen...
hacer + inf
99
drastisch
dràstico/-a
100
in belangrijke mate
en una proporciòn importante
101
de verhouding
la proporciòn
102
pasta, deegwaren
la pasta
103
het vet
la grasa
104
toenemen
aumentar
105
het varken
el cerdo
106
diepgevroren
congelado/-a
107
zogenaamd
llamado/-a
108
junkfood
la comida basura / rapida
109
vuilnis
la basura
110
frisdrank
el refresco
111
studie, onderzoek
el estudio
112
zich voeden
alimentarse
113
combineren
combinar
114
bijdragen aan
contribuar (y) a
115
uitgebalanceerd
aquilibrado/-a
116
gelijk blijven
seguir (i) igual
117
het kraanwater
el agua del grifo
118
middagslaapje doen
dormir (ue) la siesta
119
bij de maaltijden
en las comidas
120
zijn mening geven
dar su opiniòn
121
het lijkt me dat...
me parece que
122
naar mijn ervaring
segùn mi experiencia
123
het recept
la receta de cocina
124
guacamole
el guacamole
125
afleiden
deducir (zc)
126
schillen, pellen
pelar
127
hakken, fijnsnijden
picar
128
kloppen
batir
129
avocado
el aguacate
130
rijp
maduro/-a
131
de ui
la cebolla
132
het knoflookteentje
el diente de ajo
133
de Spaanse peper
el chile
134
de koriander
el cilantro
135
de peper
la pimienta
136
fijn
fino/-a
137
het stuk
el trozo
138
verwijderen
quitar
139
de pit
el hueso
140
het ingrediënt
el ingrediente
141
naar smaak
al gusto
142
romig
cremoso/-a
143
alles bij elkaar
todo junto
144
(staaf)mixer
la batidora
145
serveren, opdienen
servir (i)
146
nacho
el nacho de maìz
147
in plaats van
en vez de
148
wandeltochten (maken)
senderismo
149
toevoegen
añadir
150
de pit (van een vrucht)
el hueso
151
een lepel
una cuchara
152
een vork
un tenedor
153
een mes
una cochillo
154
het bestek
el cubierto
155
landen (van een vliegtuig)
aterrizar
156
opstijgen (van een vliegtuig)
despegar
157
kleven, plakken
pegar
158
regenen
llover
159
sneeuwen
nevar
160
het reisagentschap
la agencia de viajes
161
de opwinding
la exaltaciòn
162
omgaan met
manejar
163
opnemen (van muziek)
grabar
164
een platenmaatschappij
una disquera