3. Effecten van aandacht Flashcards

1
Q

Coverte aandacht

A

Selectieve aandacht waarbij je aandacht is gericht op iets buiten je fixatiepunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overte aandacht

A

Je fixatiepunt verplaatst naar hetgeen waar je je aandacht op wilt richten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Endogene aandacht

A

Van binnen uit, vrijwillig (je kiest zelf waar je je aandacht op richt) en top-down (van top (je gedachten) naar down (je actie))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Exogene aandacht

A

Onvrijwillig en geleid door stimulus en dus bottum-up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vroeg in de verwerking van geluid of beeld treden effecten van aandacht op (drie verschillende theorieën)?

A

A: iets krijgt wel of geen aandacht, vanwege limiet aan capaciteit.
B: sommige dingen krijgen meer aandacht dan de ander, op basis van context.
C: de input wordt op verschillende levels geanalyseerd en gecontroleerd waardoor de uiteindelijke respons ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vroege componenten in een ERP

A

Sensorisch gedreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Late componenten

A

Cognitieve processen en feedback is ook betrokken bij deze componenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Deviante stimulus

A

Afwijkende stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mismatch Negativity (MNN)

A

Negatieve piek die plaatsvindt als een stimulus anders is dan dat je had verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

P3

A

Deze piek is afhankelijk van aandacht en komt uit de posterior parietal area

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gain modulation

A

Aandacht zorgt ervoor dat sensorische verwerking sterker wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Feature based aandacht

A

Je kan je aandacht richten op bijvoorbeeld één bepaalde kleur of vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Relatieve modulatie

A

Het verschil in respons bij een stimulus als je er geen of wel aandacht op richt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Object based aandacht

A

Bijv. gezichten (deze trekken bottum-up aandacht waardoor het moeilijker is om gezichten te negeren dan bijvoorbeeld huizen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Spatiele aandacht

A

Je aandacht op een stimulus richten zonder daar naartoe te draaien. Dit vergroot de contrastsensitiviteit van neuronen en is daarom vooral functioneel als een stimulus net-wel of net-niet te zien is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

EEG

A

Hierbij meet je het verschil tussen de elektrische lading van twee elektroden die op een piramidaal neuron cluster worden geplaatst

17
Q

Fast Fourier Transform

A

Het splitsen van het EEG signaal in basis componenten (verschillende golven)

18
Q

Phase synchronization

A

Als de EEG golven van twee hersengebieden gelijk lopen kun je concluderen dat er een functionele connectiviteit is (hierbij is de timing en de consistentheid van belang maar de lengte van de synchroonheid niet per se)