2VWO Hoofdstuk 3.1 Flashcards
standensamenleving
Samenleving die is verdeeld in drie groepen: geestelijkheid (eerste stand), adel (tweede stand) en burgers en boeren (derde stand). De eerste en de tweede stand hebben allerlei voorrechten.
privileges
Voorrecht dat door de koning was verleend aan een geestelijke of edelman.
ancien régime
Een bestuur waarin de koning absolute macht heeft en sommige groepen (standen) speciale voorrechten hebben.
bourgeoisie
Groep van rijkere burgers. In Frankrijk aan het eind van de 18e eeuw: de bovenste laag van de derde stand
rationeel denken
Logisch denken (niet afgaan op het gevoel of de traditie).
Verlichting
Manier van denken waarin geloof en traditie plaatsmaken voor logisch en verstandelijk redeneren. Verlichte burgers waren kritisch over kerk, bestuur en samenleving en wilden deze verbeteren.
tolerantie
Verdraagzaamheid.
natuurrecht
Een recht dat ieder mens van nature heeft, zoals het recht op vrijheid of bezit.
scheiding van de machten
Door Montesquieu bedachte verdeling van de bestuurlijke macht in drie delen: de macht om wetten te maken (volksvertegenwoordiging), de macht om wetten uit te voeren (regering) en de macht om wetsovertreders te bestraffen (rechters).
trias politica
Latijnse benaming voor de scheiding van de drie machten.
censuur
Het verbod door de regering op het openbaar maken van bijvoorbeeld teksten, toneel- en muziekstukken.
publiek debat
Discussie over problemen in de samenleving waaraan een groot deel van de bevolking meedoet.