259-279 Flashcards
1
Q
Accipere
A
Accipio
Ontvangen; vernemen
2
Q
Incipere
A
Incipio
Beginnen
3
Q
Cupere
A
Cupio
Verlangen; (graag) willen
4
Q
Facere
A
Facio
Maken; doen
5
Q
Interficere
A
Interficio
Doden
6
Q
Fugere
A
Fugio
(Ont)vluchten
7
Q
Iacere
A
Iacio
Werpen
8
Q
Abicere
A
Abicio
Wegwerpen; neerwerpen
9
Q
Rapere
A
Rapio
Grijpen; roven
10
Q
Corripere
A
Corripio
Vastgrijpen; meesleuren
11
Q
Eripere
A
Eripio
Wegrukken
12
Q
-spicere
A
-spicio
Kijken
13
Q
Adspicere
A
Adspicio
Aankijken
14
Q
Conspicere
A
Conspicio
Bekijken; bemerken
15
Q
Respicere
A
Respicio
Omkijken; tekening houden met
16
Q
Satis
A
(Bijwoord)
Genoeg; nogal
17
Q
Statim
A
(Bijwoord)
Dadelijk
18
Q
Arma
A
Armorum
De wapens
19
Q
Castra
A
Castrorum
Het kamp
20
Q
Parentes
A
Parent-um, m.
De ouders
21
Q
Fieri
A
Fio
Worden; gebeuren; gemaakt worden