22-23 her Flashcards

1
Q

Beschrijf stapsgewijs de pathogenese van deze vorm van vasculitis.
Benoem bij tenminste 2 van deze stappen hoe hier medicamenteus op kan worden ingegrepen. (2p). Het is daarbij niet voldoende om alleen
de geneesmiddelen te noemen. Er dient ook aangegeven te worden waarom die behandeling zou kunnen werken. (2p)

A
  1. geactiveerde dc
  2. de lymfocyten komen daar aan bij de dc
  3. pro-inflammatoire cytokinen komen vrij
  4. vaatwandschade en verzwakking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is altijd een goede behandeling voor systemische lupus erythematosus (SLE)?
A Cyclofosfamide
B Hydroxychloroquine (Plaquenil)
C Azathioprine
D Prednison

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke van de volgende uitspraken over polio is juist?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Polio wordt veroorzaakt door een virus dat behoort tot de familie Coronaviridae.
B De meerderheid van de polio-infecties leidt niet tot verlamming.
C Het Sabin-vaccin tegen polio is een geïnactiveerd virusvaccin.
D Het post-polio syndroom is een aandoening die zich bij sommige mensen voordoet jaren na herstel van een acute polio-infectie.

A

BC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk van de onderstaande antibiotische middelen dekt geen ‘atypische’ luchtweginfectie verwekkers?
A Doxycycline
B Azitromycine
C Levofloxacine
D Amoxicilline/clavulaanzuur

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet de nieuwe zeer effectieve medicatie die het onderliggend probleem bij CF aanpakt?
A Stimuleert gestoord natriumtransport
B Stimuleert gestoord chloortransport
C Remt gestoord natriumtransport
D Remt gestoord chloortransport

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef vier verschillende verschijnselen die bij het onderzoek van kinderen doorgaans aanwezig zijn in geval van pneumonie
(zowel lichamelijk als aanvullend onderzoek). (4p)

A

koorts tachypneu, dyspneu, infiltraat x thorax, afwijkende longauscultatie, hoesten en lab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Er worden jaarlijks enkele honderden mensen met kinkhoest in een ziekenhuis opgenomen in Nederland.
De meeste van die patiënten zijn?
A 65-plussers
B Kinderen 2-5 jaar
C Tieners 12-16 jaar
D Kinderen < 2 jaar

A

D, <2 j

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk type cellen speelt een belangrijke rol in de ontsteking bij psoriasis?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A T-cel
B Macrofaag
C B-cel
D Neutrofiel

A

abd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de aanbevolen behandeling voor late-stadium ziekte van Lyme met neurologische betrokkenheid?
A Doxycycline oraal
B Ceftriaxon intraveneus
C Amoxicilline oraal
D Dexamethason intraveneus

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk van deze 4 geneesmiddelen is bij patiënte de meest waarschijnlijke veroorzaker van haar “zonverbranding”?
A OAC pil
B paracetamol
C desloratadine
D doxycycline

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

U verdenkt een 28-jarige reiziger die zich 3 maanden na terugkomst van een rondreis door Indonesië presenteert met koorts, pijn uitstralend
naar het schouderblad en een bij echografie zichtbare leverafwijking, van een amoebenleverabces. Hieronder worden vier vormen van
aanvullend onderzoek genoemd om deze diagnose te bevestigen.
Welk voorstel is het meest aangewezen?
A fecesdiagnostiek
B diagnostische punctie abces
C radiologisch onderzoek met MRI
D serologie bloed

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een 42-jarige reiziger bezoekt de tropenpoli wegens met koorts, hoofdpijn en spierpijn, ontstaan 16 dagen na terugkomst van een rondreis
door Uganda. Het laboratoriumonderzoek toont een opvallende trombopenie.
Welke van de hieronder genoemde suggesties voor aanvullend onderzoek is het meest zinvol?
A dengue diagnostiek
B dengue en malaria diagnostiek
C malaria diagnostiek
D geen van beide

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stelling 1: iemand met een primair fenomeen van Raynaud hoeft geen controle of behandeling.
Stelling 2: iemand met een secundair fenomeen van Raynaud is vaker oud dan jong.
Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen

A

beide geod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke van onderstaande oorzaken van vitamine B12 deficiëntie met vervolgens ook anemie spreken we van een
pernicieuze anemie?
A Door voeding zonder dierlijke producten
B Door achlorhydrie
C Door een tekort aan functioneel ‘intrinsic factor’
D Door malabsorptie in het terminale ileum

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is het remmen met antivirale middelen van de HBV virale replicatie een behandeldoel? (2p)

A
  1. remmen replicatie virus, minder leverkanker, minder ontsteking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Blindheid
  2. Nierinsufficiëntie
  3. Microcefalie bij pasgeborenen
  4. Guillain-Barré syndroom
  5. Sepsis
    Wat van bovengenoemde termen zijn complicaties van een Zika infectie?”
    A 1 en 3
    B 2 en 3
    C 3 en 4
    D 3 en 5
A

3 en 4

17
Q

Je krijgt een telefoontje van een huisarts. Hij heeft een man van 40 jaar in de spreekkamer die hij verdenkt van een gele koorts.
Noem drie vragen die je in de anamnese moet opnemen en beschrijf waarom deze vraag essentieel is voor het
inzetten van de juiste diagnostiek. (3p)

A

activatie: geprikt door mugge?
immuunstatus: immunosuppressiva?
vaccinatie: is hij gevacc ertegen?

18
Q

Beschrijf de sensibilisatie fase van een Type I allergie. (3p)

A

eerste contact met allergeen, dus ag presentatie door APC. Stimulatie IgE aanmaak via B cel. IgE bindt mestcel en bij tweede contact bindt ag aan mestcel dan effector

19
Q

Type IV overgevoeligheidsreacties kunnen optreden op verschillende substanties/factoren.
Bij welke van onderstaande kan zo’n type IV reactie optreden?
Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
A Infectieuze agentia zoals een virus of een bacterie
B Omgevings antigenen (bijv. boompollen)
C Geneesmiddelen
D Lichaamseigen antigenen
Vraag 51 − 051 − Verdieping Type II, I

A

bcd

20
Q

Welke bewering over bifasische reactie is juist?
A Een bifasische reactie treedt bij > 50% van de patiënten met anafylaxie op
B Een bifasische reactie treedt gemiddeld 2 uur op na de initiële reactie
C Een bifasische reactie is zelden ernstig
D Toedienen van corticosteroïden kan de kans op een bifasische reactie verkleinen

A

c

21
Q

Patiënten met een huisstofmijt allergie hebben soms klachten bij het eten van garnalen.
1. Wat is hiervan de oorzaak? (1p)
2. Noem het eiwit wat hiervoor verantwoordelijk is. (1p)
3. Noem nog twee voorbeelden van voedingsmiddelen die bij huisstofmijt allergie een reactie kunnen geven. (1p)

A
  1. kruisreactie
  2. tropomyosine
  3. krab en kreeft
22
Q

Noem twee specifieke, verschillende manieren waarop infectieziekten verspreid kunnen worden (de zogenaamde
“transmissie mogelijkheden”) met een praktisch voorbeeld van deze routes (geen ziekten maar routes). (2p)

A

vector born
airborn
vehicle born (voedsel, water)

23
Q

Waarom is helemaal geen vaccinatie tegen de rodehond beter dan een hele lage vaccinatiegraad van zo’n 30% tot
40%?
A Hoe hoger de vaccinatiegraad hoe ouder de eventueel geïnfecteerde mensen zijn, waardoor de kans op geïnfecteerde
zwangere vrouwen in de bevolking steeds groter wordt.
B Bij een hele lage vaccinatiegraad wegen de baten van de vaccinatie niet op tegen de (relatief bescheiden) bijwerkingen
van het vaccin.
C Bij een hele lage vaccinatiegraad blijft het virus circuleren, waardoor het vaccinatieprogramma eigenlijk verspilde moeite
is.
D Zonder vaccinatie zijn geïnfecteerde mensen overwegend jonge kinderen, waardoor er relatief weinig zwangere vrouwen
bij zitten.

A

D

24
Q

Een 65-jarige man wordt opgenomen met een urosepsis. Uit de urine wordt een E. coli gekweekt met het volgende gevoeligheidsspectrum:
* Amoxicilline R
* Augmentin R
* Ceftriaxon R
* Meropenem R
Welke betalactamase maakt deze bacterie?
A Smal spectrum
B ESBL
C Carbapenemase

A

c