2.2&2.3 Flashcards

1
Q

wat is een enzym?

A

een stof die de reactie versnelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoeveel strengs is DNA? en RNA?

A

DNA is dubbel, RNA is enkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het startcodon?

A

AUG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

G1 Fase?

A

cel groeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

S fase?

A

elke DNA molecuul verdubbeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

G2 fase?

A

de cel maakt eiwitten die nodig zijn om de verdeling van het DNA goed te laten verlopen en organellen zoals mitochondriën nemen in aantal toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

M fase?

A

Mitose. De cel verdeeld het DNA in twee identieke delen. Elk deel is de basis van de celkern van een dochtercel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de interfase?

A

G1 + S + G2 fase
De DNA moleculen verdubbelen ze worden precies gekopieerd de twee identieke DNA strengen blijven op het punt het centromeer aan elkaar zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de profase?

A

De DNA moleculen spirilaseren sen worden korter en dikker de DNA moleculen heten nu chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de metafase?

A

Chromosomen ga naar midden van de cel aan de polen van de cel groeien vanuit het poollichaam eiwitdraden naar de chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de ana fase?

A

Eiwitdraden hechten zich vast aan de centromeren en worden daarna korter dit heet trekdraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een tumor?

A

Dat is als cellen de hele tijd door delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly