21-22 her Flashcards

1
Q

Welk histologisch kenmerk van osteoporose is juist?
A afname in de functie van osteoblasten
B afname in de functie van osteoclasten
C selectieve afname van weefbot
D vooral afname van horizontale trabekels

A

Afname horizontale trabekels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee beweringen over pseudoCushing zijn:
1. een pseudoCushing syndroom kan worden veroorzaakt door een manische depressie
2. om het syndroom van Cushing te onderscheiden van een pseudoCushing syndroom kan gebruik gemaakt worden van de bepaling van de 24 uurs cortisol excretie in de urine

A

Alleen 1, manische depressie -> pseudocushing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke test zet u in om primaire bijnierschorsinsufficiëntie aan te tonen dan wel uit te sluiten? (2p)

A

Synachten test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke uitspraak is niet juist ten aanzien van de diagnostiek en behandeling van PHA?

A PHA vormt tot een kwart van de gevallen de oorzaak van therapieresistente hypertensie
B bij de behandeling van bilaterale bijnierhyperplasie dient altijd een mineralocorticoïd antagonist onderdeel uit te maken
van de antihypertensieve medicatie
C PHA gaat in het merendeel van de gevallen gepaard met een hypokaliëmie
D een adrenalectomie van een aldosteron-producerend adenoom biedt kans op curatie van de hypertensi

A

PHA gaat gepaard met hypokalimie is niet juist, het hoort hyperkalimie te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke bewering is of welke zijn juist?
A infectiestenen hebben een HU waarde onder 1000 HU
B struviet stenen hebben een hoge HU waarde
C urinezuurstenen hebben een hoge HU waarde
D calciumoxalaatmonohydraat hebben HU waarde onder 750

A

Infectie stenen hebben een HU onder 1000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je bent uroloog. Bij een patiënt met flankpijn wordt op de buikoverzichtfoto (X-BOZ) geen steen gezien maar op de blanco CT
wel.
1. Om wat voor steen zal het waarschijnlijk gaan? (1p)
2. Waarom wil je de urine pH weten? (1p)
3. Wat is het beste advies dat je de patient kan geven ter behandeling van de niersteen en ter voorkoming van de
vorming van een recidief niersteen? (1p)
4. Welke andere medische klacht kan deze patient hebben? (1p)

A
  1. Waarschijnlijk om een urinezuursteen. Deze zijn namelijk radiolucent (niet op XBOZ te zien wel op CT). Op CT heeft de steen een
    Houndsfield Unit waarde van onder de 400.
  2. De urine bij urinezuurstenen is verlaagd tussen de pH5-6. Dit bevestigd de diagnose.
  3. Urinezuurstenen zijn oplosbaar in alkalisch milieu. Dus de urine dient te worden gealkaliniseerd tot een urine pH rond de 7 om de steen te
    laten verdwijnen. Tevens wordt hiermee een recidief niersteen voorkomen.
  4. Jicht. Als de patient jicht heeft én een urinezuursteen zal de patient ook een verhoogd urinezuur gehalte in het bloed hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de duur van een typische pijnaanval ten gevolge van een uretersteen is ongeveer?
A seconden tot enkele minuten
B minuten tot uren
C dagen
D weken

A

Seconden tot minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem drie kenmerken van een uretersteen koliek. (3p)

A

Aanvalsgewijs, bewegingsdrang, heftige pijn, misselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een hypocalciëmie kan leiden tot verschillende symptomen. Enkele symptomen zijn:
1. Tintelingen en krampen van de handen/voeten
2. Symptoom van Trousseau
3. Polydipsie en polyurie
Welk van de bovenstaande bewering is of welke zijn juist?

A

1 en 2: tintelingen en kramp voeten handen en symptoom trousseau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem drie van de vier domeinen van de VMS (veiligheidsmanagementsysteem)-bundel kwetsbare ouderen. (3p)

A

Ondervoeding
Mobiliteit
Delier
ADL functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat vindt er plaats in een BMU (Basic Multicellular Unit) in het bot?
A Hier vindt de appositionele groei van het bot plaats.
B Hier vindt de lengtegroei plaats voorafgaand aan het sluiten van de groeischijven.
C Hier worden kleine reparaties door botafbraak en botopbouw uitgevoerd.
D Hier wordt het primair ossificatie centrum gevormd.

A

BMU: Kleine reparaties door botafbouw en botopbouw uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke medicatie geef je peri-operatief aan de patiënt met primair hypercortisolime, die je niet hoeft te geven aan de
patiënt met een niet functioneel adenoom? (2p)

A

(gluco)corticosteroïden/hydrocortison

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Welke complicatie komt het meest voor na een totale thyreoïdectomie? (1p)
  2. Welke symptomen kunnen postoperatief wijzen op deze complicatie? (1p
A
  1. Hypocalciëmie/hypoparathyreoïdie door accidenteel verwijderen, laederen, devasculariseren van bijschildklieren (1p)
  2. Tintelingen (in de vingers, rond de mond) bij hypocalciëmie (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij een patiëntje is in het ziekenhuis vastgesteld dat de activiteit van het enzym 21-hydroxylase (CYP21) sterk is verlaagd.
Hieronder staan drie beweringen die te maken kunnen hebben met de sterk verminderde activiteit van het enzym CYP21 bij
deze patiënt.
1. De serumconcentratie van ACTH is verhoogd
2. De serumconcentratie van cortisol is verlaagd
3. De serumconcentratie van aldosteron is verlaagd
Welke bewering is of welke zijn juist?

A

Alle drie, cyp21 zorgt voor omzetting tot cortisol en aldosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk van de volgende kenmerken op een röntgenfoto hoort niet bij de diagnose osteoporose.
A verminderde botdensiteit
B wervelinzakking
C looser’s zones
D verdunning van de corticalis

A

loser zones

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem twee hormomen die een remmende werking hebben op de eetlust. (2p)

A

insuline en leptine

17
Q

Primaire bijnierschorsinsufficiëntie kan worden veroorzaakt door.
A autoantistoffen gericht tegen bijnierschorscellen
B tuberculose
C dubbelzijdige bijniermetastasering
D alle antwoorden zijn goed

A

Alle drie

18
Q

Noem drie veranderingen die plaatsvinden binnen de schildklierhormoonfysiologie tijdens de zwangerschap. (3p)

A
  1. Schildklier wordt gestimuleerd o.i.v. hCG; meer productie van schildklierhormoon; gevolg: reductie van TSH
  2. Tevens stijging van TBG, derhalve meer gebonden T4 (totaal T4)
  3. Er is meer verbruik door placenta, foetale behoefte, binding aan T4
19
Q

Wat zijn de vier fases die kunnen optreden tijdens een thyreoiditis? (4p)

A
  1. Thyreotoxische fase
  2. Euthyreote fase
  3. Hypothyreote fase
  4. Herstelfase
20
Q

De schildklierhormoon receptor TRα1 is de belangrijkste schildklierhormoon receptor in bot. Mutaties in TRα1 maken de
receptor minder gevoelig of zelfs ongevoelig voor T3.
Wat verwacht je (gezien de functie van schildklierhormoon in bot) bij een patiënt met een TRα1 mutatie voor wat
betreft botgroei en botdichtheid?

A

Vertraagde botgroei, verhoogde botdichtheid

21
Q

TSH secretie door de hypofyse staat onder controle van schildklierhormoon.
1. Wat is het effect van schildklierhormoon op TSH secretie? (1p)
2. Hoewel T3 het biologisch actieve schildklierhormoon is, correleert het vrij T4 (FT4) beter met TSH secretie dan
(vrij) T3. Geef kort aan waarom dit is. (1p)
3. In de kliniek wordt TSH gezien als een gevoeliger parameter voor de schildklierstatus dan FT4. Waarom is dit? (1p)

A
  1. Verlaging van het TSH (1p)
  2. T4 wordt preferentieel opgenomen in de hypofyse en lokaal omgezet in T3 (1p)
  3. TSH varieert 10-voudig binnen normaalwaarden bij FT4 2-voudig. TSH is dus zeer gevoelig in kleine veranderingen
    schildklierhormoonwerking (1p)
22
Q

De hielprik wordt gebruikt om te screenen voor een mogelijke congenitale hypothyreoïdie.
Wat is het beleid in Nederland?
A bepalen van TSH, als afwijkend ook T4
B bepalen van T4, als afwijkend ook TSH
C tegelijkertijd bepalen van TSH en T4
D bepalen van T4, als afwijkend ook T3

A

Bij congenitaal, hielprik dus: bepalen t4, als afwijkend ook tsh. Enige uitzondering

23
Q

De overheid heeft een beleid in gang gezet om het wonen van ouderen in instellingen terug te dringen en om hen zo lang mogelijk
zelfstandig thuis te laten wonen.
Tot welke veranderingen van zorgkosten zal dit leiden?

A

Hogere kosten WLZ en WMO

24
Q

Wat zijn in Nederland de twee belangrijkste financieringsbronnen van de gezondheidszorg?
A ZVW en WLZ
B ZVW en WMO
C ZVW en eigen betalingen
D WLZ en WMO
E WLZ en eigen betalingen
F WMO en eigen betalingen

A

2 belangrijkste WLZ en ZVW

25
Q

U bent arts en bij één van uw patiënten is McCune-Albright syndroom vastgesteld.
Bij genetisch onderzoek is er een activerende mutatie gevonden in het GNAS gen.
Wat is het effect van deze activerende mutatie op de signaaltransductie?
A verhoogde remming phosphodiesterase activiteit
B verhoogde productie van IP3
C verhoogde phosphodiesterase activiteit
D verhoogde remming van IP3 afbraak
E verhoogde productie van cAMP
F verhoogde remming van cAMP afbraak

A

Verhoogde productie cAMP

26
Q

Welke drie gebieden van het brein zijn voornamelijk aangedaan (atrofie) bij de ziekte van Alzheimer? (3p

A
  1. Hippocampus
  2. Frontaalkwabben
  3. Occipitaalkwabben
27
Q

Welke bewering is juist?
A de rechter bijniervene mondt uit in de vena cava inferior
B de rechter bijniervene mondt uit in de rechter niervene
C de linker bijniervene mondt uit in de vena lienalis
D de linker bijniervene mondt uit in de vena cava inferior

A

de rechterbijniervene mondt uit in v cava inferior