2.1 - 2.2 Flashcards

1
Q

AIDA Model

A

A – Attention: met de kopregel en de eerste alinea moet je meteen de aandacht van de lezer trekken. Een tekst heeft alleen effect als hij de lezer meteen pakt. Scoort de tekst niet in het begin dan verdwijnt de brief in de prullenbak.
I – Interest: meteen na de opening zet je een concrete belofte in de tekst. Ook staat daar dat de lezer iets interessants te weten komt als hij verder leest.
D – Desire: alleen de interesse wekken is niet voldoende. De uitdaging is de interesse om te zetten in een daadwerkelijk verlangen. Daarom onderbouw je de belofte met aansprekende argumenten. Bijvoorbeeld: wie kozen al voor ons merk?
A – Action: wervende teksten zorgen dat de lezers in actie komen: een offerte aanvragen, de antwoordkaart insturen of bellen voor meer informatie. Met het einde van de tekst zet je de lezer aan tot actie. De lezer moet het idee krijgen dat het in zijn eigen belang is om in actie te komen. Zorg er wel voor dat de formulering vrijblijvend is. De lezer mag zich namelijk nergens toe verplicht voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DAGMAR Model

A

Het DAGMAR model beschrijft een bepaalde volgorde in het leerproces van consumenten. Het DAGMAR model betekent Definieer advertentiedoelstellingen om advertentieresultaten te meten. Je stelt van te voren je doel en nadat je je doel hebt bereikt ga je kijken hoe goed je hebt gedaan.

  1. Bekendheid (naamsbekendheid): Het percentage personen in de doelgroep dat het betreffende merk kent.
  2. Begrip (productkennis): Het aantal personen in de doelgroep dat de voordelen kan aangeven van het betreffende product.
  3. Overtuiging (waardering): Het aantal personen in de doelgroep dat overtuigd is van het nut van het betreffende product.
  4. Actie (aankoop): Het aantal personen in de doelgroep dat al tot een aankoop is overgegaan.
DAGMAR is een afkorting voor: 
D: Defining
A: Advertising
G: Goals
M: Measering
A: Advertising
R: Results (goals)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Behoeftepiramide van Maslow

A
  1. Lichamelijke behoeften: Maslow doelt met de zogenaamde fysiologische behoeften op de meest basale behoeften van de mens om het menselijk lichaam te kunnen laten functioneren. Denk daarbij aan de lichamelijke behoeften als lucht, voedsel en slaap.
  2. Fysieke Veiligheid & Economische zekerheid: Als voorzien is in de lichamelijke behoeften gaat de mens op zoek naar bestaanszekerheid. De mens gaat zich in groepen organiseren. Om zo fysieke veiligheid en economische zekerheid te creëren. Bij deze basale behoefte gaat het over begrippen als het hebben van een huis, een baan, jezelf kunnen verdedigen, verzekeren en over het aangaan van relaties met anderen.
  3. Sociaal Contact: Maslow stelt dat als wordt voorzien in lichamelijke behoeften en in bestaanszekerheid de mens op zoek gaat naar sociaal contact. De mens wil ergens bij horen. De mens heeft behoefte aan liefde en sociale verbondenheid.
  4. Waardering & Erkenning: Als voorzien is in de lichamelijke-, veiligheids- en sociale behoefte streeft de mens naar eigenwaarde en status binnen de groep. Waarbij Maslow bij eigenwaarde doelt op de zelfverzekerdheid waarin de mens in de wereld staat. Wat weer direct samenhangt met de waardering van anderen. Bij de behoefte aan status staat de behoefte aan respect, dominantie, belangrijkheid en succes centraal.
  5. Zelfontplooiing: Als ook in de behoefte aan waardering en erkenning wordt voldaan streeft de mens naar persoonlijke groei. De mens streeft ernaar om haar talenten maximaal te ontwikkelen. Aan deze behoefte wordt echter pas invulling gegeven als de mens nog energie en middelen over heeft nadat in de andere bovenstaande behoeften is voorzien.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aspecten van de boodschap van Schultz von Thün

A

Volgens Schulz von Thun moet je dan rekening houden met 4 punten in je boodschap om de boodschap begrijpelijker te maken:

  1. Eenvoud van stijl. Korte zinnen, begrijpelijke gangbare woorden heldere stijl van formuleren.
  2. Structuur. Duidelijk en overzichtelijk betoog met koppen en tussenkoppen en een logische ordening van de tekst.
  3. Bondigheid. Denk aan de uitdrukkingen: ‘schrijven is schrappen’ en ‘in de beperking herkent men de meester’.
  4. Aantrekkelijkheid. Vragen stellen, grappige vergelijkingen maken, leuke anekdotes gebruiken, kortom alles wat de aandacht van de ontvanger vasthoud.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

STARCH Model

A

De stadia die de afnemer volgens dit model in dwingende volgorde doorloopt zijn: opmerken (de advertentie wordt gezien worden), waarnemen (gelezen worden), geloven (geloofd worden), herinneren (herinnerd worden), actie (tot koop aansporen) – vooral handig voor advertenties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

VOCATIO Model

A

Het VOCATIO-model van Wage is een gespreksmodel en wordt in praktijd vaak gebruikt door verkopers als richtlijn voor een succesvol klantgesprek. Het is belangrijk om te luisteren, samen te vatten en door te vragen.
• Verkenning: De eerste fase van het VOCATIO-model is de verkenningsfase. Het doel van de verkenningsfase is te achterhalen wat het probleem van de klant is om daarna te kunnen bepalen welke oplossing je hiervoor kunt bieden.

  • Omschrijving klantprobleem: Na de verkenningsfase heb je een beeld van de situatie, het probleem en de eisen van de klant. Nu moet dit worden omschreven aan de klant. Het is belangrijk om de informatie samen te vaten en te formuleren naar de klant om onduidelijkheid en miscommunicatie te voorkomen.
  • Confrontatie: Wanneer het klantprobleem duidelijk is omschreven is het tijd voor de confrontatiefase van het VOCATO-model. In de confrontatiefase kom je met een oplossing voor de klant, dus een product of dienst. De oplossing voldoet aan de wensen en eisen van je klant.
  • Argumentatie: Zodra de klant geconfronteerd is met de oplossing moet de klant ervan worden overtuigd dat de aangeboden oplossing de juiste oplossing is. Je benoemd de productkenmerken en – voordelen en laat deze inspelen op de wensen van de klant.
  • Tegenwerping opvang: Na de argumentatiefase van het VOCATIO-model kan de klant met tegenwerpingen komen. Het is de taak van de verkoper om de tegenwerpingen te weerleggen of overbruggen.
  • Instemming verkrijgen: Wanneer tegenwerpingen van de klant goed zijn opgevangen zal de klant instemming geven. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een koop, offerte of vervolgafspraak.
  • Order verwerven: De laatste fase van het VOCATIO-model is het verwerpen van de order. Het doel van deze fase is het creëren van een vervolgactie op basis van de verkregen instemming. Dit is bijvoorbeeld een kooptransactie, het verwerken van een offerte of plannen van een vervolgafspraak.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stimulus-response/injectienaaldtheorie

A

Voor de theorie van de stimulus-response werd het beeld van een injectienaald gebruikt. Een naald die de informatie bij mensen als het ware inspuit. Een andere benaming voor de stimulus-responsetheorie is dan ook de injectienaaldtheorie. Deze theorie is achterhaald want mensen laten zich niet eenvoudig sturen door communicatie. Het is wel zo dat mensen door iets wat ze op tv zien op bepaalde gedachten kunnen komen. Denk aan de high school shootings waarbij de tv-beelden daarvan anderen op het idee brachten dat ook te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Two-step theorie

A

De theorie van de two-step-flow gaat ervan uit dat mensen zich bij hun keuzes meer laten beïnvloeden door anderen dan door de media. Het idee is dus de doelgroep in twee stappen te bereiken. Eerst benader je een aantal opinieleiders en influentials. Vervolgens zijn die de schakel tussen jou als zender en een grotere groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Multi-step-flow-theorie

A

Een meerderheid van de mensen ontvangen info door de media en laten zich erdoor beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kennisklooftheorie

A

De kenniskloof theorie stelt dat afwijkend mediagebruik door verschillende groepen vaak leidt tot groei van de kenniskloof tussen groepen in plaats van verkleining.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Agendasettingtheorie

A

De massamedia bepalen niet wat je denkt maar wel waarover je denkt. Dit wil zeggen dat media niet alleen informeren, maar dat ze ook bepalen waarover wordt gesproken en dus welke onderwerpen hoog op de agenda staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uses-and-gratificationstheorie

A

Deze theorie gaat uit van een actieve rol van de ontvanger. De theorie stelt dat je als ontvanger zelf keuzes maakt over welke media je gebruikt, wanneer je die gebruikt en welke boodschappen je wilt ontvangen. De keuzes die je hierbij maakt zijn gebaseerd op je individuele behoeften. De basisgedachte is niet: wat doen de media met mensen, maar: wat doen mensen met de media?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly