2. structuurmodel van de materie Flashcards

1
Q

homogene mengsels

A

mengsels waarin men de verschillende componenten niet meer van elkaar kan onderscheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

solvent

A

component die in de grootste hoeveelheid aanwezig is; oplosmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

colloïdale mengsels

A

vormen de overgang tussen homogene en heterogene mengsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

heterogene mengsels

A

mengsels waarin men minstens één van de componenten kan onderscheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

grove mengsels

A

vast + vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

suspensies

A

vast in vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

emulsies

A

vloeistofdruppels in vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nevel

A

vloeistofdruppels in gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rook

A

vast in gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

schuim

A

gas in vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 soorten mengsels?

A

homogene, colloïdale, heterogene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

heterogene mengsels kunnen verder opgedeeld w obv…

A

aggregatietoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

manueel scheiden

A

1 vd componenten w met de handen uit het mengsel gehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zeven

A

een zeef heeft een bepaalde maaswijdte, dus deeltjes > maaswijdte blijven achter op de zeef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

filtreren

A

zelfde principe als zeven, maar met poriëngrootte
(residu blijft achter op filter, filtraat gaat door de filter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

decanteren

A
  • manueel (rode wijn)
  • met scheitrechter (emulsie w in scheitrechter gegoten, men wacht tot het verschil zichtbaar is)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

centrifugeren

A

adhv centrifuge w inhoud onderworpen aan middelpuntvliedende kracht, hierdoor zullen de stoffen met verschillende massadichtheid scheiden (stoffen met grootste massadichtheid aan buitenkant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

extraheren

A

doordat er een extractievloeistof w toegevoegd, w de bestanddelen onttrokken uit het mengsel (omdat deze goed oplossen in extractie vloeistof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

absorberen

A

zelfde principe als extraheren, maar dan met absorptiemiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

destilleren

A

mengsel w verhit waardoor vloeistof met laagste kookpunt eerst verdampt
(destillaat=verdampte vloeistof)
(residu=niet verdampte vloeistof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is het verschil tussen een samengestelde stof en een mengsel?

A

samengestelde stof bestaat uit verschillende elementen, terwijl een mengsel bestaat uit verschillende stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ag

A

zilver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Al

A

aluminium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Ar

A

argon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

As

A

arseen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Au

A

goud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

B

A

boor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Ba

A

barium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Be

A

berrylium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bi

A

bismut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Br

A

broom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

C

A

koolstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Ca

A

calcium

34
Q

Cd

A

cadmium

35
Q

Cl

A

chloor

36
Q

Co

A

kobalt

37
Q

Cr

A

chroom

38
Q

Cs

A

cesium

39
Q

Cu

A

koper

40
Q

Ge

A

germanium

41
Q

H

A

waterstof

42
Q

He

A

helium

43
Q

Hg

A

kwik

44
Q

I

A

jood

45
Q

K

A

kalium

46
Q

Kr

A

krypton

47
Q

Li

A

lithium

48
Q

Mg

A

magnesium

49
Q

Mn

A

mangaan

50
Q

Mo

A

molybdeen

51
Q

N

A

stikstof

52
Q

Na

A

natrium

53
Q

Ne

A

neon

54
Q

Ni

A

nikkel

55
Q

Pt

A

platina

56
Q

Ra

A

radium

57
Q

Rn

A

radon

58
Q

S

A

zwavel

59
Q

Se

A

seleen

60
Q

Si

A

silicium

61
Q

Sn

A

tin

62
Q

Te

A

telluur

63
Q

Ti

A

titaan

64
Q

F

A

fluor

65
Q

Fe

A

ijzer

66
Q

O

A

zuurstof

67
Q

P

A

fosfor

68
Q

Pb

A

lood

69
Q

U

A

uraan

70
Q

Xe

A

xenon

71
Q

Zn

A

zink

72
Q

de 10 griekse telwoorden?

A

mono
di
tri
tetra
penta
hexa
hepta
octa
nona
deca

73
Q

02

A

zuurstofgas

74
Q

03

A

ozon

75
Q

H2

A

waterstofgas

76
Q

N2

A

stikstofgas

77
Q

Cl2

A

chloorgas

78
Q

P4

A

gele fosfor

79
Q

S8

A

zwavel

80
Q

voorbeeld van een colloïdaal mengsel?

A

melk bevat vetdruppeltjes in water