2. Gebitsontwikkelingen Flashcards

1
Q

Van waaruit ontwikkelen gebitselementen zich?

A

Vanuit kiembladen (ectroderm: glazuur / mesoderm (dentine, pulpa, cement, PL)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gebitselementen ontstaan door interactie tussen 2 kiembladen. Welke 2 kiembladen zijn er?

A
  1. Ectoderm; ectodermale cellen: vormen de ameloblast > vormt uiteindelijk glazuur.
  2. Mesoderm; mesenchymale cellen: vormen de odontoblasten > vormt uiteindelijk dentine, pardontaal ligament, cement en pulpa.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer ontstaat de ontwikkeling van gebitselemten?

A

Vanaf week 6 na conceptie (bevruchting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er vanuit het basaalmembraan? Hoe gaat dit in zijn werk?

A

Er wordt gecommuniceerd met andere cellen die te maken hebben met gebitsontwikkeling. Dit gebeurt door proliferatie van het mesenchymale weefsel > later glazuur-dentine-grens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tijdens de tandontwikkeling ontstaan er 2 ‘banden’. Welke zijn dit en wat vormen ze?

A
  1. Dental lamina; zal de elementen vormen

2. Vestibular lamina; vormt de mondholte, tussen de lippen/wangen en elementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tandlijst;

A

(ontwikkeling van glazuur(ameloblasten) en dentine(odontoblasten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is differentiatie?

A

Cellen die zich specialiseren in een bepaalde functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvoor zorgt morfogenese (macroscopisch)?

A

Voor de morfologie van elementen; dit is genetisch bepaald en bij bijna iedereen gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar begint de mineralisatie bij de ontwikkeling van molaren?

A

Bij de mesiobuccale knobbel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke 5 stappen verloopt het proces van de vorming bij molaren?

A

1: Interstitiële groei; glazuurepitheel sturend
2: Mineralisatie; toekomstige kroon mineraliseert
3: Coalescentie (!); samensmelten knobbelpunten, occlusievlak gemineraliseerd
4: Glazuurafzetting; (Kroon neemt in breedte toe) vergroten mesiodistale en buccolinguale afmetingen, perifeer van de kroon
5: Vorming van de bi- of trifurcatie (= twee/drie splitsing > alleen bij molaren!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar begint de mineralisatie bij ontwikkeling van de incisieven? En hoe wordt dit ook wel genoemd?

A

Begint gelijktijdig op drie punten, mamelons (= zijn de incisale randjes, te zien in een gaaf gebit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke 4 stappen verloopt het proces van de vorming bij incisieven?

A

1: interstitiële groei; glazuurepitheel sturend
2: mineralisatie, van de toekomstige kroon
3: coalescentie (1); samensmelten mamelons, mesiodistale kroonafmeting
4: Vorming van de wortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar begint de mineralisatie bij de ontwikkeling van cuspidaten?

A

De mineralisatie begint op 1 punt; ontwikkeling verloopt trager > ong. gelijk aan molaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke 3 stappen verloopt het proces van de vorming bij cuspidaten?

A
  1. Interstitiële groei: glazuurepitheel sturend.
  2. Mineralisatie: de toekomstige kroon mineraliseert. ! Gebeurd onder een hoek van 45 graden.
  3. Vorming van de wortel.
  • ontwikkeling loopt trager dan die van incisieven, gelijk aan de ontwikkeling van molaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stap komt NIET voor bij de ontwikkeling van cuspidaten? Waarom is dit zo?

A

Stap coalescentie (3); er is niets om samen te smelten omdat het element maar één knobbel heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de 5 typische kenmerken van gebitselementen?

A
  1. Glazuur en dentine relatief heel ‘hard’ weefsel
  2. Glazuur en dentine kan niet herstellen,
    - wel secundair dentine door odontoblasten in de pulpa
  3. Ontwikkeling verloopt traag
  4. De ontwikkeling van de 1e blijvende molaar begint voor de geboorte en bij doorbraak op het 6e levensjaar zijn de wortels nog niet voltooid.
  5. Melkelmenten worden minder langzaam gevormd dan blijvende elementen
    - 6 maanden (melkincisief) voor doorbraak versus 7 jaar (blijvende snijtand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Melkelementen vs. blijvende elementen (beide 3)

A

Melk:

  1. Mineralisatie niveau lager
  2. Witter van kleur
  3. Minder slijtvast

Blijvend

  1. Mineralisatie niveau hoger
  2. Donkerder en ‘geler’
  3. Meer slijtvast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De kaak is de ruimte waarin de gebitselementen worden gevormd. Waarop is ontwikkeling van de tanden afgestemd?

A

Het is afgestemd op ruimte die de elementen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kaakgroei tijdens vorming en eruptie van
melkelementen.
De lichaamsproportie verschilt. Welk verschil is er en waar is het lichaam op afgestemd? (2)

A
  1. Het hoofd is relatief groot, de extremiteiten relatief klein(proportieveranderingen).
  2. Lichaam afgestemd op vitale functies, hierdoor nog geen doorgebroken elementen*
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De lichaamsgroei verloopt gelijkmatig. Wanneer is er een uitzondering?

A

In de eerste levensjaren en adolescentiegroeiversnelling (groeispurt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom is de lichaamsproportie verschillend bij kinderen?

A

De functie van een lichaamsdeel is gekoppeld aan de grootte: denk aan vaak groot hoofd > door grote functie hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Het hoofd van een baby is nog onderontwikkeld. Welk deel ontwikkelt als eerst en welke deel volgt nog (+ uitleg)?

A

Eerst: Neurocranium
Volgt: Splanchnocranium: Onderkaak & bovenkaak zijn onderontwikkeld in vergelijking met de oogkassen en het hersengedeelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer is het neurocranium al meer dan 90% ontwikkeld? (volwassen omvang)

A

Bij het 6e levensjaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Tijdens de puberteit groeit de onderkaak uit. Groeit deze meer uit bij jongens of bij meisjes?

A

Bij jongens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waardoor wordt de morfologie van de boven- en onderkaak bepaald?

A
  • Vooral door de tandkiemen

- tijdens de pubertijd groeit de onderkaak uit, bij jongens meer dan bij meisjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Leg de kaakontwikkelingen uit (6)

A

In uterus,

  1. 9e week na conceptie snelle vorming splanchnocranium: voornamelijk kraakbeen(interstitiële groei)
  2. 12e week calcificatie naar bot(groei in appositie).
    * Onderkaak ten opzichte van de bovenkaak in een dorsale positie.
  3. 20e week (embryo): kaakverbreding, groeit dorsaal en mediaal.
    * Te weinig ruimte in de ontwikkelende kaken voor de melkincisieven(crowding),
    * De kaak is smal waar de incisieven worden gevormd en breed rond de molaren.
  4. Na de geboorte, eerste 6 maanden: vooral groei in
    kaakgedeeltes met tandkiemen.
  5. 1e jaar, onderkaak ventraal ten opzichte van de bovenkaak
    * De sagittale verhouding kaken komt overeen met die in het complete melkgebit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat gebeurt er 6 maanden na de geboorte?

Wat gebeurt er in 3 stappen?

A

De eerste elementen breken door.

1: Omvang van de kaak neemt zo toe, dat er ruimte is voor de melkincisieven
2: Eruptie van de centrale-melkincisieven, in de onderkaak
3: verbening van de symphesis(mediane regio) onderkaak. Hierdoor kan er alleen nog dorsaal extra weefsel gevormd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de doorbraakvolgorde van de melkdentitie? (10)
± volgorde (verschil jongens(eerder)/meisjes)

Doorbraak maxilla eerder behalve voor elementen 1 en 5)

A

1 mand, 1 max, 2 max, 2 mand, 4 max, 4 mand, 3 max, 3 mand, 5mand, 5 max

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Occlusie van de melkmolaren is het belangrijkst.

Hoe is de bovenkaak afgestemd op de onderkaak?

A

Transversaal op de breedte: Bovenkaak transversaal op de breedte van de onderkaak afgestemd.
De onderkaak is leidend als het gaat om occlusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarvoor zorgt kegel-trechtermechanisme?

Leg uit wat het kegel-trechtermechanisme inhoud (4)

A

Voor juiste interdigitatie

A. Er is geen verplaatsing nodig naar antagonisten precies goed tegenover elkaar doorbreken, wat zelden het geval is

B. De kegelpunt gaat binnen de trechter vallen

C. Verplaatsing van de molaar boven en in mindere mate van die onder

D. Uiteindelijke interdigitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wanneer is het melkgebit compleet en wanneer verandert er weinig in de occlusie?

A

Bij 2,5 jaar

tot 5e jaar verandert er in de positie en occlusie weinig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarom is er geen ruimte tussen de zijdelingse delen?

A

Het kegel-trechtermechanisme zorgt ervoor dat de molaren mooi in elkaar komen te staan, maar ook iets naar mesiaal staan.
* Het kegel-trechtermechanisme komt alleen voor bij molaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Het 6e levensjaar; de eerste wisselfase.

In welke 3 stappen verloopt dit? (bij molaren)

A

1: 1e blijvende molaren onderkaak breken door
2: 1e blijvende molaren bovenkaak breken door
3: Occlusie in meeste gevallen door Kegel-trechtermechanisme
* Mesiale stap bij de tweede melkmolaar BK(gelijke mesiodistale kroonafmeting) dan direct goede interdigitatie, anders bij occlusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Vervanging melkelementen in twee fasen:

A

1e fase: Incisieven,
- Intertransitionele fase(±1½ jaar)
2e fase: Melkhoektanden en molaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zorgt ervoor dat er meer ruimte nodig is in de kaak?

A

De blijvende snij- en hoektanden zijn breder dan melk. Daarom is er meer ruimte nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe verloopt de doorbraak?
Bovenkaak:
Onderkaak:

Optimaal gebruik van de beschikbare ruimte. Door sutuur, distale angulatie en een centraal diasteem.

Doorbraak volgens aanlegpositie

A

In de bovenkaak is een duidelijke structuur aanwezig, waar door de centrale incisieven vaak wat meer naar distaal doorbreken en er een spleetje tussen de voortanden ontstaat. De laterale incisieven worden naar distaal geduwd door de kracht van de centrale incisieven, waardoor de diastemen sluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe lang duurt de wisseling van cuspidaten?

A

Duurt 3 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wisseling van snijtanden en doorbraak van eerste
blijvende molaren: de eerste wisselfase

Wat is belangrijk om te weten over de wisseling bij snijtanden? (5)

A

Wisseling duurt 3 jaar

  1. Ondersnijtanden breken door, distalisering laterale melksnijtanden.
  2. Bovensnijtanden breken door, distalisering laterale melksnijtanden.
  3. Bovenkaak doorbraak, frequenter symmetrisch, mediaanlijn wordt niet overschreden
  4. Trauma(vroegtijdig verlies) heeft een invloed op de doorbraaktijd
  5. Veel variatie mogelijk in doorbraak en wisselpatronen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Leg de wisseling van het melkgebit uit (A t/m F)

A

A. Melkelementen met daarboven de blijvende elementen
B. Eerste wissel, de centrale onder incisieven komen door.
C. Blijvende centrale incisieven in de bovenkaak komen iets naar distaal door.
D. De laterale melkincisieven in de onderkaak komen door.
E & F. De laterale incisieven in de bovenkaak komen door, het diasteem wordt kleiner. Het front is nu gewisseld, maar er is nog geen ruimte voor de cuspidaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Waarom is de bovenkaak meer symmetrisch dan de onderkaak?

A

Omdat er minder ruimte is in de bovenkaak
Ruimte:
BK = 1 mm
OK = 1,7 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe gaat de wisseling van de incisieven in de eerste wisselfase? (2)

A
  1. Wordt gestuurd door: Gubernacular canal (voor de doorbraak)
  2. De eruptie begint kort na de wortelvorming en ze breken door als ¾ van de wortel gevormd is.

Locatie gelijk aan de doorbraakrichting
Verlies van elementen, resorptie wortels en omringend bot

42
Q

Wat is de intertransitionele periode?

A

Voor het oog gebeurt er heel weinig, maar er gebeurt erg veel in de kaak. Deze periode is
voor de groei van de kaak en zorgt ook voor ruimte in de kaak

43
Q

De intertransitionele periode in 7 stappen:

A
  1. Intertransitionele periode: blijvende snijtanden, melkhoektanden, 1e en 2e
    melkmolaren, 1e blijvende molaren.
  2. Locatie gelijk aan de doorbraakrichting
  3. Centraal boven disateem
  4. Verlies van elementen, resorptie wortels en omringend bot
  5. Slijtage van de melkkiezen zichtbaar (cupping)
  6. Eruptie begint kort na wortelvorming en breken bij ¾ afvormen van de wortel.
  7. Wortelvormig gaat door
44
Q

Wat is het Ugly duck effect?

A

Voortanden zijn gewisseld en vallen op door hun grootte (door de tijdelijke positie van de blijvende voortanden)

45
Q

Leeway Space:

A

De som van de melktanden groter dan dat van de opvolgers:
• Melktanden: mesiodistale ruimte cuspidaten, molaar I en II
• Opvolgers: cuspidaten, premolaar I en II
→ Oftewel, er is wat ruimte over. Een premolaar is smaller dan een molaar.

46
Q

Zijn de mesiodistale dementie kronen van melkmolaren groter dan die van de opvolgers?

A

Ja

47
Q

Wat neemt er toe tijdens de Intertransitionele periode en wanneer eindigt de periode?

A
  1. Verticale dementie van de processus neemt toe.

2. Rond het 10e levensjaar > tweede wisselfase start

48
Q

Wisseling van hoektanden en melkmolaren/premolaren en doorbraak van tweede blijvende molaren: de tweede wisselfase

Hoe lang duurt deze fase?

A

De tweede fase duurt 1 - 1,5 jaar

Grote variatie in wisseling

49
Q

Hoe verloopt de doorbraak?

  • Doorbraak onderkaak:
  • Doorbraak bovenkaak:
A
  • cuspidaat, eerste premolaar, tweede premolaar.

- eerste premolaar, tweede premolaar, cuspidaat

50
Q

Wat is impactie?

A

Element zit bekneld en komt niet door: vaak het geval bij cuspidaten in BK

Extra ruimte voor premolaren!

51
Q

Wanneer neemt de kans op impactie toe?

A

Wanneer de hoek van de doorbraak van cuspidaten anders wordt

52
Q

Welke elementen komen als laatst door en waarom?

A

Cuspidaten, omdat deze vrij groot is en het tijd kost om hiervoor ruimte te maken

53
Q

Verandering in het molaar gebied (3)

A
  1. Groei dorsaal van de processus alveolares met 1 a 2 millimeter per jaar. (kaak wordt groter: groet naar dorsaal)
  2. Steeds 6 jaar tussen de doorbraak van de blijvende molaren.
  3. 3e molaren geven vaak klachten, of zijn geheel niet aangelegd.
54
Q

Gebit van een volwassene, wat moet je weten? (5)

A
  1. Na 12, 13 jaar compleet blijvend gebit (m.u.v. de 3e molaren)
  2. Kleine veranderingen in positie en verhouding.
  3. Mesialisering en angulatie van molaren.
  4. Ideale occlusie komt weinig voor.
  5. Slijtage en (para)functies
55
Q

Zijn jongens of meisjes sneller met de wisseling van elementen?
Wat is belangrijk om hierbij te weten? (2)

A

Meisjes

  1. Meisjes worden daarom vaak eerder orthodontische behandeld
  2. Jongens krijgen later een groeispurt > na groeispurt orthodontische behandeling
56
Q

Wat is de curve von Spee?

A

is een gesloten lijn bij een gesloten tandenrij, verlopend langs de snijkanten van de snijtanden en de knobbels van de kiezen

57
Q

Algemene aspecten van de gebitsontwikkeling

Welke twee grote (en belangrijke) verschillen zijn er?

A
  1. Eruptie: element geheel in occlusie

2. Doorbraak: zichtbaar in de mond

58
Q

Eruptie heeft een dag- en nachtritme, wat houdt dit in? (2)

A
  1. Eruptie is in de avonduren sneller

2. 5 cNewton is de eruptie kracht(5 gram per meter)

59
Q

Ziektebeelden

Cariës (3)

A
  1. Veel voorkomend bij kinderen
  2. Vaak door slechte mondhygiëne en veel suiker
  3. SES speelt een rol
60
Q
Ziektebeelden 
Periapicale ontstekingen (wortelpuntontsteking) (2)
A
  1. Negatief voor ontwikkeling opvolger

2. Verstoorde doorbraak

61
Q

Ziektebeelden

Malocclusie (1)

A

De bovenste en onderste tanden raken elkaar niet geheel bij het sluiten van de mond.

62
Q

Welke ziektebeelden kennen we nog meer (3)

A
  1. Trauma
  2. Impactie
  3. Ectopische eruptie
63
Q

Ziektebeelden

Duimzuigen en tongpers (2)

A
  1. Kan het hele palatum vervormen

2. Botstructuren kunnen veranderen en het kind kan gaan slissen

64
Q

Wanneer worden de mesiale en distale begrenzing bereikt bij incisiven, molaren en cuspidaten? (2)

A
  1. Bij molaren en cuspidaten wordt dit bereikt bij 28 weken na conceptie (bevruchting)
  2. Bij incisieven word dit bereikt bij 20 weken na conceptie (bevruchting)
65
Q

Glazuur en dentine kan over het algemeen niet herstellen, welk type dentine kan dit wel en waarom is dat zo?

A

Secundaire dentine kan dit wel door de odontoblasten in de pulpa. Hierbij word de pulpakamer wel kleiner en de wortelkanaler smaller

66
Q

Lichaamsgroei verloopt meestal gelijkmatig, maar niet altijd. Wanneer is dit zo? (2)

A
  1. tijdens het eerste levensjaar en de adolescentiegroeiversnelling
  2. meisjes hebben eerder de ‘pupertijdsgroei’ dan jongens
67
Q

Wat is het verschil in de positie van de onderkaak ten opzicht van het bovenkaak, in de eerste zes maanden en het eerste levensjaar? (2)

A
  1. eerste zes maanden is de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak meer naar dorsaal
  2. in het eerste levensjaar neigt de onderkaak meer naar ventraal t.o.v de bovenkaak
68
Q

Wat is het verschil tussen natal teeth en neonatal teeth?

A

1 op de 1000 geboorte wel doorbraak voor de geboorte (natal teeth) of direct hierna (neonatal teeth)

69
Q

Hoe verloopt de doorbraak van melkelementen (en toename kaak) in de eerste zes maanden na geboorte? (4)

A
  • 1: omvang van de kaak neemt toe, dat er ruimte is voor de melkincisieven
  • 2: eruptie (doorbraak) van de centrale-melkincisieven, in de onderkaak
  • 3: verbening van de sympyhesis (mediane regio) onderkaak
  • Eruptie proces per tand binnen 6 maanden
70
Q

Wat wordt er gewisseld in de eerste en tweede wisselfase? (3)

A
  1. in de eerste wisselfase worden de incisieven gewisseld
  2. Na de eerste wisselfase heb je een intertransitionele wisselfase van 1,5 jaar (periode waar de wisseling stil staat omdat er niet genoeg ruimte is om te ontwikkelen)
  3. in de tweede wisselfase worden de cuspidaten, premolaren en molaren gewisseld
71
Q

Hoe lang duurt de wisseling van de snijtanden en welke komen eerst door (boven of onder)?

A
  • de wisseling van de incisieven duurt 3 jaar
  • eerste breken de onder snijtanden door, distalisering laterale melktanden
  • daarna brekende de boven snijtanden door
72
Q

Waardoor kan een doorbraak element optimaal gebruik maken van de beschikbare ruimte?

A

Door sutuur, distale angulatie en centraal disteem (spleetje)

73
Q

Wanneer kan het zo zijn dat de hoektanden (cuspidaten) niet door komen?

A

Wanneer er een uitgesproken te kort is aan ruimte in de onderkaak gaat, als de centrale blijvende snijtand erupteert en doorbreekt, niet alleen zijn voorganger, maar ook de laterale melkincisief uitvallen. Als de laterale blijvende snijtand erupteert gaat voortijdig de melkhoektand verloren. De vier snijtanden kunnen dan wel goed naast elkaar komen te staan. Er is blijft echter dan te weinig ruimte over om ook de blijvende hoektanden te laten doorkomen.

74
Q

Wat zijn de gubernacular canals en wat is de functie daarvan? (4)

A
  • de gubernacular canals is een opening in het alveolaire bot
  • deze kanalen bevatten het gubernaculaire koord, een bindweefselstreng die de tandfollikel met de lamina propria van de gingiva verbindt
  • ze komen in beide kaken voor bij alle blijvende gebitselementen die melkvoorgangers gaan vervangen
  • vermoedelijk speelt het gubernacular canal bij de snij- en hoektanden een rol bij de richting van erupteren en de plaats van doorbreken door het bot
75
Q

Waardoor wordt het verlies van melkelementen door veroorzaakt?

A

Door resorptie (opname) van de wortels en van het omringde bot

76
Q

Wanneer beginnen gebitselementen te erupteren?

A

Kort nadat de wortelvormig is begonnen en breken in de mondholte door als de wortel voor driekwart is gevormd

77
Q

Wat is kenmerkend voor de intertransitionele periode?

A
  • de dominantie van de blijvende snijtanden in het gelaat, vooral de centrale boven. Hun afstemmingen zijn namelijk afgestemd
78
Q

Welke elementen breken meestal als laatste door (in de tweede wisselfase)?

A

De premolaren in de onderkaak

79
Q

Wat is de volgorde van doorbraak in de onderkaak (tweede wisselfase)?

A

Hoektanden, eerste premolaar, tweede premolaar

80
Q

Wat is de volgorde van doorbraak in de bovenkaak (tweede wisselfase)?

A

Eerste premolaar, tweede premolaar, hoektanden

81
Q

Waarvoor moet je oppassen als er ruimtegebrek is?

A

Bij ruimtegebrek moet je oppassen dat er geen impactie (er liggen elementen in de weg zodat de ander niet volledig kan doorkomen) of retentie plaats vind

82
Q

Feitjes die je moeten leren ! (3)

A
  • de groei naar dorsaal van de processus alveolares met 1á 2 m per jaar
  • er zit steeds 6 jaar tussen de doorbraak van de drie blijvende molaren
  • mineralisatie van de derde molaren beginnen 6 jaar na de tweede
83
Q

Waar hangt de lokalisatie van de kronen van af?

A

Occlusie en door tong, lippen en wangen uitgeoefende druk

84
Q

Hoe slijten gebitselementen af bij gebruik?

A

Occlusaal en approximaal

85
Q

Vanaf welk membraan begint ontwikkeling van glazuur en dentine?

A

Basaalmembraan

86
Q

Waarop is het lichaam van een baby afgesteld?

A

Vitale lichaamsfuncties

87
Q

Wanneer is er een snelle vorming van het viscerocranium/splanchnocranium?

A

9e week in utero(baarmoeder)

88
Q

Wanneer gaat kraakbeen over naar bot

A

12e week in utero(baarmoeder)

89
Q

Hoe groeit de kaakverbreding

A

Botvorming naar mediaal en groei naar dorsaal

90
Q

Waarom is er altijd crowding in het melkgebit

A

Ruimtegebrek in de kaken

91
Q

Welk mechanisme zorgt voor de juiste interdigitatie?

A

Het kegel trechter mechanisme

92
Q

Welk kanaal is nodig voor doorbraak?

A

Gubernacular canal

93
Q

Hoe lang duurt de eerste wisselfase?

A

3 jaar

94
Q

Welke elementen breken door in de EERSTE wissel fase, fase 1

A

Incisieven

95
Q

Welke elementen breken door in de EERSTE wisselfase, fase 2

A

Melkcuspidaten en molaren

96
Q

Welke elementen zijn er aanwezig tijdens de intertransitionele fase?

A

blijvende incisieven, melk cuspidaten en 1e 2e melkmolaren, 1e blijvende molaren.

97
Q

Hoe is de doorbraak in de TWEEDE wisselfase in de bovenkaak?

A

1e premolaar, 2e premolaar, cuspidaat

98
Q

Hoe is de doorbraak in de TWEEDE wisselfase in de onderkaak?

A

Cuspidaat, 1e premolaar, 2e premolaar

99
Q

Hoeveel jaar zit er steeds tussen de doorbraak van de blijvende molaren?

A

6 jaar

100
Q

Wanneer is het blijvende gebit compleet?

A

12,13 jaar muv 3e molaren

101
Q

Op welke manier staan de melkmolaren in occlusie met elkaar?

A

De bovenkaak staat transversaal op de breedte van de onderkaak afgestemd

102
Q

Hoe verloopt het eruptieproces per tand?

A

Binnen 6 maanden