2 Flashcards
3 domeinen van het leven
bacteriën (prokaryoten), archaea (prokaryoten), eukaryoten
eigenschappen van dieren 7
- heterotroof (voeden zich met andere organismen)
- geen celwand
- meercellig, cellen georganiseerd in weefsels
- seksuele voortplanting
- kenmerkende embryonale ontwikkeling
- gastrulatie
- Hox-genen (ontwikkelingsgenen die de expressie van andere genen reguleren
kenmerkende embryonale ontwikkeling
zygote (bevruchte eicel) ondergaat klievingsdelingen (vindt geen celgroei plaats), leidt tot vorming blastula (hol bolletje van cellen).
gastrulatie
gastrulatie = instulping van de blastula, leidt tot vorming van gastrula (hol bolletje van cellen, bestaande uit twee of drie kiemlagen), namelijk binnenste holte = oerdarm (spijsverteringsstelsel), opening naar buiten = oermond (mond of anus)
gemeenschappelijke voorouder van dieren
leefde 770 miljoen jaar geleden, filtervoeder die lijkt op hedendaagse choanoflagellaten (want: lijkt op morfologie en DNA meest op dieren)
Ediacara
635 - 541 miljoen jaar geleden, Ediacarische fauna uit het Neoproterozoïcum. Dieren zonder hard skelet en dieren die niet binnen moderne classificatie passen
Cambrische explosie
535 - 525 miljoen jaar geleden. Golf van diversificatie tijdens het Paleozoïcum. Fossielen gevonden van circa de helft van alle bestaande fyla van het dierenrijk
verklaringen diversificatie Cambrische explosie 3
- evolueren van nieuwe aanpassingen bij predatoren en prooien (bijv. voortbewegingsmechanismen en harde skeletten)
- toename hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer, waardoor grotere dieren met een hoger metabolisme konden ontstaan
- evolueren van Hox-genen
wat is het bouwplan van een organisme?
verzameling morfologische eigenschappen en ontwikkelingskenmerken die samen een functionerend geheel vormen
symmetrie
- radiale symmetrie (veelzijdig symmetrisch)
- bilaterale symmetrie (tweezijdig symmetrisch)
- asymmetrisch
bilateraal symmetrische dieren
- dorsale kant (rug)
- ventrale kant (buik)
- linkerkant
- rechterkant
- anteriore zijde (voor)
- posteriore zijde (achter)
- sensorische organen
- centraal zenuwstelsel
symmetrie past bij levensstijl
- radiale symmetrie = dier is sessiel of planktonisch
- bilaterale symmetrie = bewegen doelgericht
kiemlagen groeien uit tot verschillende weefsels
- ectoderm (buitenste kiemlaag) = vormt buitenste bedekking, soms centraal zenuwstelsel
- endoderm (binnenste kiemlaag) = vormt binnenbekleding spijsverteringsstelsel en andere organen (lever/longen)
- mesoderm (ligt tussen ectoderm en endoderm)(alleen bij bilaterale symmetrie) = vormt botten, spieren, bloedcellen
dipoplast/triploblast
dipoplast = twee kiemlagen triploblast = drie kiemlagen
lichaamsholtes
- coelomaten = hebben coeloom gevormd uit mesoderm
- pseudocoelomaten = hebben pseudocoeloom uit mesoderm en endoderm
- acoelomaten = hebben geen coeloom/lichaamsholte