1C2 Flashcards
Manieren om energieverbruik te meten
- Directie calorimetrie
- Indirecte calorimetrie
- Dubbel gelabelde watermethode
Hoeveel procent van energieverbruik is basaalmetabolisme?
60%
Android vs. gynoid vet
…
Anabool vs. katabool
Anabool: voorraden aanvullen; insuline
Katabool: aanspraak op voorraden; glucagon
Katabole hormonen (tegenhangers van insuline)
Glucagon, cortisol, adrenaline, groeihormoon (en schliedklierhormonen?)
Insuline- en glucagonspiegel in gevoede toestand
Gevoed: hoog insuline, laag glucagon
Gevast: laag insuline, hoog glucagon
Substraten voor gluconeogenese
Lactaat, glucogene aminozuren (vooral alanine), glycerol
Waardoor wordt de secretie van incretinen gestimuleerd?
(Aanbod) van glucose in het lumen van de dunne darm
GLP-1
Incretine
- Verhoogt insulinegevoeligheid
- Leidt tot gewichtsverlies
Bijwerkingen: o.a. braken, buikpijn, misselijkheid (door vertraagde maaglediging)
In dunne darm gemaakt
Micro- vs. macrovasculaire complicaties diabetes
Microvasculair:
- Retinopathie
- Nefropathie
- Neuropathie
Macrovasculair:
- Atherosclerose
Van welke lipoproteïnen is het aantal deeltjes per milliliter plasma het grootst bij een gezond persoon ongeveer 1 uur na een
vetrijke maaltijd?
HDL
Adrenerge stimulatie (adrenaline) v/d spiercel leidt tot activatie van glycogenolyse via glycogeen fosforylase & glycolyse via fosfofructokinase-1/PFK-1.
Receptorbinding –> cAMP verhoging –> verhoging PKA activiteit –> fosforylering van:
- glycogeen fosforylase (glycogenolyse)
- fosforylering van PFK-2 –> verhoging van fructose-2,6-BP2 –> allosterische activatie van PFK-1 (glycolyse)
Dus activatie van glycogenolyse en glycolyse, maar remming van glucogenese:
fosforylering van glycogeen synthase (remming)
Bedenk: adrenaline, dus fight-or-flight, hebt energie nodig (depletie van voorraden, zoals glucagon), dus glycolyse en glycogenolyse actief, maar glucogenese juist inactief. Dit gaat volgens fosforylering van de bijbehorende (sleutel)enzymen.
Sleutelenzymen
Glycolyse: fosfofructokinase 1 (PFK-1), pyruvaat kinase, glucokinase
Gluconeogenese: pyruvaat carboxylase, glucose-6-fosfatase, PEP carboxylase, fructose-1,6-bisfosfatase
Glycogenolyse: glycogeen fosforylase
Glycogenese: glycogeen synthase
Activatie van glycogenolyse i/d spier t.g.v. verhoging intracellulaire Ca2+-concentratie
Ca2+ bindt aan fosforylase kinase, waardoor fosforylase kinase verandert van inactieve naar actieve vorm.
Actief fosforylase kinase fosforyleert glycogeen fosforylase, waardoor fosforylase actief wordt (~zoals door cAMP bij adrenerge stimulatie).
Actief (glycogeen) fosforylase betekent glycogenolyse.
Ca2+-binding activeert fosforylase kinase –> fosforylering door fosforylase kinase activeert glycogeen fosforylase –> glycogenolyse.
Hexokinase
Fosforyleert glucose (tot glucose-6-fosfaat); glucokinase en hexokinase zijn iso-enzymen
Hepatocyt en bètacel hebben GK (en daar is HK expressie insuline-afhankelijk). Hersencellen en spier- en vetcellen hebben HK.
HK-activiteit wordt onderdrukt door glucose-6-fosfaat –> hersencellen nemen alleen glucose uit bloedbaan op wanneer glucose nodig is. (~negatieve feedback?)
HK heeft een veel lagere affiniteit voor glucose dan GK.
Communicatie tussen alfa- en bètacel in eilandjes van Langerhans
Afgifte van GABA door bètacellen remt activiteit van alfacellen
Alfa- en bètacellen in eilandjes van Langerhans
- Alfacel: glucagon, aan buitenkant/periferie
- Bètacel: insuline, aan binnenkant, veel meer bètacellen dan alfacellen
Welke glucosetransporter is insulineafhankelijk?
GLUT-4 (in spier- en vetweefsel)
Apolipoproteïnen
Wanneer is PFK-1 actief: in gevoede of gevaste toestand?
PFK-1: 1 v/d sleutelenzymen van glycolyse.
Actief in gevoede toestand
Welk enzym wordt geactiveerd door arginine?
N-acetylglutamaat synthetase (NAGS)
Dieet bij ureumcyclus defecten (UCD)
- Laag in natuurlijk eiwit via voeding
- Aangevuld met aminozuurpreparaten met essentiële aminozuren
- Calorierijk (om katabolisme te voorkomen)
Dagelijkse eiwitinname per kg lichaamsgewicht bij gezonde volwassenen
0,8 gram/kg/d
Verschillen tussen DM-1 en -2
Type 1:
- Geen insulineproductie
- Auto-immuunziekte
- Naast diabetesdieet + advies om voldoende te bewegen altijd behandelen met insuline
- Onvoldoende insulineproductie
Type 2:
- Insulineresistentie
DPP-4 remmers
DPP-4 remmers remmen de afbraak van GLP, verhogen daardoor de werking van GLP en versterken daarmee de insulineafgifte door de endocriene pancreas.
(bij type 2 diabetes)
Remmen de afbraak van GLP-1 en GIP (incretines die insulineafgifte stimuleren)
Impaired glucose tolerance of gestoorde glucose tolerantie
OGTT: 2u na glucose tussen 7,8 en 11,0
Risicofactor op het ontwikkelen van type 2 diabetes & hart- en vaatziekten
Oplossingen voor korte halfwaardetijd van natuurlijk GLP-1 (incretine waarvan de secretie gestoord is bij type 2 diabeten)
- GLP-1 analogen, zoals Exenatide
–> Vertraagt maagontlediging, vermindert lichaamsgewicht - DPP-4 remmers (remmen enzym DPP-4 dat incretinen GIP en GLP-1 afbreekt)
Beide verhogen de insulineafgifte en verminderen de glucagonafgifte, met een laag risico op hypo’s.
Meest voorkomende oorzaak van insulineresistentie
Een stoornis in het doorgeven van het intracellulaire signaal na binding van insuline aan de insulinereceptor
Retino- en nefropathie op moment van diagnosestelling diabetes
Wel mogelijk bij type 2, niet bij type 1.
Eerste presentatie bij type 1 patiënt kan wel met wazig zien en albuminesporen in urine.
C-peptidespiegel
Maat voor endogene insulinesecretie (C-peptide wordt bijna niet geklaard door lever)
Metformine
- Biguanide
- Eerste medicijn bij behandeling van diabetes
- Verlaagt bloedsuikerspiegel onder andere door gluconeogenese te remmen
Glucagon vs. insuline
- Gevoede toestand: hoge insulinespiegel, lage glucagonspiegel
- Gevaste toestand: lage insulinespiegel, hoge glucagonspiegel
–> Insuline = anabool (aanvullen van voorraden)
–> Glucagon = katabool (gebruiken energievoorraden)
Diagnose ketoacidose
Klinisch beeld i.c.m. :
- Hyperglycemie
- Ketonemie/ketonurie
- Acidose (pH < 7,30) met verlaagd bicarbonaat
(Logisch: ‘keto’, dus ketonurie/ketonemie + ‘acidose’, dus pH<7,30 & treedt op bij absoluut insulinetekort —> hyperglycemie)
Behandeling hypoglycemie
Indien aanspreekbaar:
10-25 gram glucose per os
Indien niet meer aanspreekbaar:
50 mL v/e 50% glucoseoplossing i.v. (dus 25 gram glucose)
of:
1 mg glucagon subcutaan of intramusculair
(glucagon alleen zinvol wanneer: hypo pas korter dan 45 minuten bestaat & er geen leverinsufficiëntie/-ziekte bestaat)
Sulfonylureumderivaten
Stimuleren (endogene) insulineproductie, onafhankelijk van glucoseconcentratie
Uitdroging tijdens ketoacidose
- Hyperglycemie resulteert in osmotische diurese (glucose in urine –> trekt water en elektrolyten mee)
- Ketonemie resulteert in acidose en braken
Diabetes en complicaties
Type 1: eerder microvasculaire dan macrovasculaire
Type 2: meer en vaker macrovasculaire dan microvasculaire
Kilocalorieën in voedselcomponenten
In kcal/g
Koolhydraat: 4
Eiwit: 4
Vet: 9
Alcohol: ~7
Waarom is afvallen in de eerste twee weken makkelijker?????? ofz
Categorieën van glucosetolerantie
- Normaal
- Impaired glucose tolerance of gestoorde glucosetolerantie
- Diabetes mellitus
waarden!!