1C1 week 3 Flashcards
Regel van 2
- De lever is het tweede grootste orgaan
- De lever is het tweede meest complexe orgaan
- De lever maakt 2% uit van het totale lichaamsgewicht
- De lever bestaat uit 2 lobben
- De lever heeft een tweeledige bloedtoevoer
Triade
- A. hepatica propria
- Ductus hepaticus
- Vena porta
Deze structuren gaan samen naar een hepaticus lobulus
Hexagonale lobulus
Heeft in zes hoeken een portale tractus, een arteriole en een portale venule
Venocentrische lobulaire structuur
Tussen het portale gebied en de centrale vene ligt een sinusoidaal systeem bestaande uit sinusoiden
Er heerst in de lever een tegenstroom principe
De gal canaliculus verzamelt gal en loopt van het centrum naar de periferie
Bloed stroomt juist van de periferie naar het centrum
Acinus structuur
Ookwel portocentrische structuur
Vanuit het portale gebied ontspringen penetrerende portale venen die over de zijvlakken van de hexagonale lobulus lopen
De zone die het dichtst bij de penetrerende vene ligt ontvangt het meeste bloed (zuurstof en nutrientrijk)
Primaire lobulus
De primaire lobulus is een combinatie van de acinus structuur en de hexagonale lobulus
Primaire lobulus is een dail van het portale gebied met twee penetrerende venen via het sinusoidale systeem tot aan de centrale vene
Galcanaliculi
Zitten tussen de hepatocyten in, in de galgangen
Daarin liggen de kanaaltjes van Hering
Hepatocyten
Aan de apicale membraan vindt galuitscheiding plaats
Verantwoordelijk voor eiwitsynthese, productie van galzouten, ijzermetabolisme, vetmetabolisme, detoxificatie en het verwerken van aminozuren
Bevatten veel glycogeen en hebben grote celkernen met veel mitochondrien
Sinusoiden
Sterk gefenestreerde capillairen
Hebben aan de luminale zijde Kupffer cellen en T-lymfocyten (verantwoordelijk voor afweer)
Ruimte van Disse
Tussen het sinusoidaal endotheel en de hepatocyten
Hier zitten hepatic stellate cells (HSC) Deze cellen zorgen voor antigeenpresentatie, opslag van vitamine A, bloeddoorstroming en myofibroblasten voor de fibroneogenese en productie van de extracellulaire matrix
Cirrose
Fibrose, het wegvallen van vasculaire en biliaire structuren, herstel en vorming van nodulairen
Oorzaken levercirrose
- Alcohol
- Virale hepatitis
- NASH/NAFLD
- Drugs of giftige stoffen
Gecompenseerde levercirrose
De patient heeft geen klachten
Niet gecompenseerde levercirrose
De patient ervaart klachten zoals icterus, ascites, varicale bloedingen en encephalopathie
Opties leverbioptie
- Percutaan
- Door de vena jugularis
- Laparoscopisch
- Open
- Plugged
Fibroscan
Snijdt de lever met echogeluid in plakken
Kan goed onderscheid gemaakt worden tussen wel of niet levercirrose, maar moeilijk aan te tonen welke gradatie
CHILD-PUGH
Operatie risico inschatten
A,B of C (C het slechtst)
- Mate van encephalopathie
- Hoeveelheid ascites
- Bilirubine als maat voor functie
- Albumine als maat voor de synthese
- PT als maat voor de stolling
MELD
Maat voor transplantatie mogelijkheid
Gebaseerd op de hoeveelheid bilirubine, de stollingstijd en de hoeveelheid creatinine
Model for Endstage Liver Disease
Varices
Spataderen
Bij levercirrose is het portale systeem vaak geblokkeerd, hierdoor stijgt de portale druk en ontstaan spataderen
Ontstaan op plekken met een portoveneuze anastomose: het rectum, umbilicaal venen, colon sigmoideum en de slokdarm
Endoscopische varices ligatie
Het afschieten van een bandje om het bloeden van een spatader te stoppen
Ascites
Een uiting van geavanceerde cirrose, veroorzaakt door veranderde hemodynamiek in milt en lever
Vorming galmicellen
Als de concentratie van galzouten toeneemt, vanaf de kirische miceelen concentratie (CMC) groeperen galzouten
Micellen bestaan uit minimaal 4 galzouten
Transport bij opname galzouten uit de v. portae in de hepatocyt
- NCTOP: sodium-dependant taurocholate transporter
- OATP: organic anion transporter
Galcomponenten worden vanuit de hepatocyt via 3 transporters afgegeven aan de galweg
- BSEP: bile salt export transport
- Steroline 1/2: export pomp voor fytosterolen
- MDR3: multidrug resistance protein
Toevoegen van vocht aan gal
Gebeurt door cholangiocyt, welke bicarbonaatrijke vloeistof toevoegt
Dit wordt uitgescheiden via een CFTR-kanaal, een chloridekanaal
Choleretische effect van galzouten
De vloeistofsecretie vanuit de lever is gedeeltelijk afhankelijk van de concentratie galzouten
Hoe meer galzouten, hoe meer vloeistofsecretie