1b3 Flashcards

1
Q

Waardoor wordt de hartslag gereguleerd?

A

parasympatisch door de nervus vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 soorten tachycardie?

A

accelerated automacity
getriggerde activiteit
re-entry

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe werkt een tachycardie door accelerated automacity?

A

lagere depolarisatie drempel > snellere depolarisatie > hogere hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe werkt een tachycardie door getriggerde activiteit?

A

calcium influx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe werkt een tachycardie door re-entry?

A

de stroom draait rond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is er sprake van een bradycardie?

A

bij een hartslag onder de 60 slagen per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een sinus arrest/pause?

A

het duurt langer voor de volgende p-top

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een sinus knoop exit block?

A

de prikkel van de sinusknoop stopt, 1 slag mist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het beter? een sinus arrest of een sinus knoop exit block?

A

sinus knoop exit block

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een 1e graad AV block?

A

hartslag duurt langer maar is verder normaal, dit is fysiologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een tweede graad AV block type 2?

A

pr tijd verlengt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een tweede graad AV block type 1?

A

pr tijd verlengt wel (fysiologisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een derde graad AV block?

A

geen relatie tussen p toppen en qrs complexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een hogere graad AV block?

A

meer dan 1 p top wordt niet gevolgd door een qrs complex, er is wel een relatie tussen p toppen en qrs conplexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een junctional ritme?

A
  • Veroorzaakt door de av knoop
  • Geen p toppen
  • Ritme 40-60
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een ventriculair ritme?

A

30-35 /min
/\
/ \ /
\/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een ventriculaire tachycardie?

A

kwaadaardig meestal breedcomplex tachycardie >/=120 ms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een supraventriculaire tachycardie?

A

goedaardig meestal Smalcomplex tachicardie < 120ms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heet een fysiologische tachycardie?

A

sinus tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een atriale tachycardie?

A
  • Plots begin en einde
  • Versnelde automaticiteit
  • P-top veranderd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een multifocaal atriale tachycardie?

A

p toppen zijn chaotisch en komt vaak voor icm andere ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een boezem flutter?

A

stroom draait rond
/\
/\/ \/\
je ziet fluttergolven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe kan je een boezemflutter zichtbaar maken?

A

dmv carotis massage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de meest voorkomende tachycardie?

A

AV knoop re-entry tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een AV knoop re-entry tachycardie?

A
  • Snel en langzaam weggetje van boezem naar kamer (opzich niet pathologisch)
  • Geen evidente p- toppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is een AV re-entry tachycardie?

A
  • Bypass over fibrotische klepring
  • Ontwijkt de av knoop
  • Accessory pathway
  • Skihelling bij qrs complex
  • Geen ruimte tussen p-top en qrs complex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is boezem fibrileren?

A

geen P toppen, wel ‘F-waves’
Geen coördinatie van boezem contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn symptomen van boezem fibrileren?

A

30% asymptomatisch
palpitaties
dyspnoe
pob
verminderde inspanningstolerantie
algeheel onwelbevinden
vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarop geeft boezem fibrileren een verhoogd risico?

A

CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarvoor is de CHA2DS2-VASc score?

A

het risico op CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waarvoor is de HAS-BLED score?

A

risico op bloedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is een ventriculaire tachycardie?

A

lijkt op een sinus grafiek, kan zichzelf herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is ventrikel fibrileren?

A

random kringeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van een bradycardie?

A

medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke diagnostiek bij ritme stoornis?

A
  • Fiets ergometrie bij inspannings afhankelijk
  • Holter
  • Event recorder of implantable loop recorder bij zelden een aanval
  • Tilt table test bij orthostatische hypotensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Waarmee moet je rekening houden bij de diagnostiek van een hartritme stoornis?

A

het gebeurt niet in de 15 min van een consult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Waarom geen atropine bij sinus bradycardie?

A

injectie iedere 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

wat is de behandeling van een 3e graad of 2e graad type II AV block?

A

pacemaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoe stel je de diagnose afwijkende hartkleppen?

A

dmv een echo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welk soort belasting wordt veroorzaakt door klep stenose?

A

drukbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat gebeurd er met het hart bij aortaklepstenose?

A

linker ventrikel wand verdikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat gebeurd er met het hart bij mitralisklepstenose?

A

linker atrium verdikt en vergroot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat gebeurd er met het hart bij pulmonalisklepstenose?

A

rechter ventrikel wand verdikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat gebeurd er met het hart bij tricuspidalisklepstenose?

A

rechter atrium verdikt en vergroot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn risicofactoren voor aortaklepstenose?

A

na streptocoken (reumatisch), bicuspide klep (aangeboren), verkalking (degeneratief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Welke diagnostiek bij aortaklepstenose?

A

o Doppler v max (ook afhankelijk van slagvollume)
o Berekend klep oppervlakte
o Anatomisch klepoppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat zijn de symptomen van aortaklepstenose?

A

o Hartfalen
o Angina pectoris
o Duizeligheid bij inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wanneer behandelindicatie voor aortaklepstenose?

A

o Klachten
o Grote operatie
o Echo geeft aanwijzingen voor lv decompensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat zijn behandelingen voor aortaklepstenose?

A

synthetische/organische klep
stent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is het nadeel van een organische klep?

A

korte levensduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is het voordeel voor een stent ter behandeling van aortaklepstenose?

A

het is een kleinere ingreep dan een klepvervanging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat zijn oorzaken van mitralisklepstenose?

A

calcificatie (degeneratief), na streptocokken (reumatisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wie heeft een grote kans om mitralisklepstenose te krijgen na streptocokken?

A

jonge vrouwen van een niet westerse afkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat zijn de symptomen van mitralisklepstenose?

A
  • Hartfalen
  • Palpitaties
  • Thrombo embolie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat zijn indicaties voor behandeling van mitralisklepstenose?

A
  • Klachten
  • Decompensatie risico
  • Groot risico op embolien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat is de behandeling van mitralisklepstenose?

A

baloneren anders klep vervanging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Welke belasting wordt veroorzaakt door klepinsufficientie?

A

volume belasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat zijn symptomen van mitralisklepinsufficientie?

A

o Hartfalen
o Palpitaties
o Thrombo embolie
o Chorda ruptuur (endocarditis)
o Papilairspier ruptuur (hartinfarct)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat zijn oorzaken van mitralisklepinsufficientie?

A
  • Zwak steunweefsel
  • Stapeling (barlow)
  • Secundair (door dilatatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat zijn behandelindicaties voor mitralisklepinsuffiecientie?

A

o Klachten
o Decompensatie risico
o Groot risico op embolien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat is de behandeling voor mitralisklepinsufficientie?

A

mitraalclip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat zijn symptomen van aortaklepinsufficientie?

A

o Hartfalen
o Zelden; palpitaties of angina pectoris
o Bewegende uvula
o Schuddend hoofd (muller)
lage diastolische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat is de behandel indicatie van aortaklep insufficientie?

A

o Klachten
o Echo lv decompensatie
o Vergrote aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat zijn de meest voorkomende aangeboren hartafwijkingen?

A

ventrikelseptumdefect (34%)
atriumseptumdefect (13%)
open ductus arteriosus (ductus botalli) (10%)
tetralogie van Fallot (5%)
transpositie van de grote arterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat zijn de gevolgen van een ventrikel septum defect?

A
  • Linkerventrikel falen
  • Onderontwikkelde rechter ventrikel
  • Pulmonale hypertensie
  • Vaak bij de geboorte ontdekt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Wat zijn de gevolgen van een atrium septum defect?

A
  • Rechter ventrikel falen
  • Pulmonale hypertensie
  • Meestal pas op volwassen leeftijd ontdekt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Wat is de ductus botalli?

A

het is een gang tussen de pulmonaalarterie en de aorta
het is nodig voor de foetale circulatie en sluit meestal spontaan bij de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wat is het gevolg van een open ductus botalli?

A

links rechts shunt
volume belasting linker ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat is een Coarctatio aortae ?

A

vernauwing van de aorta, meestal bij de ductus botalli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Wat zijn de gevolgen van een Coarctatio aortae?

A
  • Hypertensie bovenste lichaanshelft
  • Onvoldoende perfusie onderste lichaamshelft > collateralen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is een tetralogie van fallot?

A

ventrikelseptumdefect, overrijdende aorta, pulmonalis stenose, rechter ventrikel hypertrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Hoe vind overleving plaats bij een transpositie van de grote arterien?

A

door foramen ovale of open ductus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat is een behandeling voor transpositie van de grote arterien?

A

Rashkind atrioseptostomie > septum openhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat zijn de voordelen van een levende nier donor?

A
  • Planbaar
  • Betere overleving (door kortere koude ischemie tijd)
  • Mogelijk om moeilijk te behandelen patienten te behandelen
  • Betere kwaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wat zijn complicaties van niertransplantatie?

A

trombose
bloeing
infectie
lekkage/stenose van de urine leider
bijwerkingen van medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat is kenmerkend voor tubulaire proteinurie?

A

laag moleculaire eiwitten (wel filtratie door de glomerulus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Wat is overflow proteinurie?

A

de reabsorbtie capaciteit van de proximale tubulus schiet tekort bij grote hoeveelheid laag moleculaire eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Bij welke ziekte processen ontstaat overflow proteinurie?

A

mutliple myeloom
AML
in vivo hemolyse
rhabdomyolyses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Welk soort nierinsufficientie is altijd renaal?

A

chronische nierinsufficientie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Wat is de Jaffe methode voor creatinine klaring?

A

kleur bepaald de mate van concentratie
er zijn veel interferenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

welke bepaling wordt nu voor kreatinine gebruikt?

A

enzymatische bepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Wat kan een verlaagd creatinine opleveren?

A

lage spiermassa
malnutritie
interferrentie door bilirubine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Wat kan een verhoogd creatinine opleveren?

A

nierinsufficientie
hoge spiermassa
creatinine supplementen, anabole steroiden
dieet met veel vlees
spierafbraak
hoge koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Waardoor wordt de nierfunctie overschat bij een slechte nierfunctie?

A

doordat er tubulaire secretie gaat optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

op welke oorzaak wijst isomorfe hematurie?

A

een oorzaak in de blaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Op wat voor oorzaak wijst dismorfe hematurie?

A

een oorzaak in de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Komt microscopische hematurie vaak voor?

A

ja, het is vaak een toevalsbevinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Wanneer moet je denken aan een nefrologische oorzaak voor hematurie?

A

bij microscopische hematurie
vooral bij ; hypertensie, proteinurie, nierfunctie stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Wat zijn symptomen van igA nefropathie?

A

hematurie en proteinurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Wat is igA nefropathie?

A

IgA in het mesangium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Wat is de behandeling van IgA nefropathie?

A

immuunsupressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Waar komt IgA nefropathie vaak voor?

A

in aziatische landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Wanneer krijg je IgA nefropathie?

A

na keelontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Wat hebben dragers van het gen voor het syndroom van alport?

A

thin membrane disease

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Wat is het syndroom van alport?

A

COL4a nefropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Hoe wordt het syndroom van alport overgedragen?

A

x-recessief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Wat zijn symptomen van het syndroom van alport?

A

problemen met de trilgeleiding in het oor
dikker en doorlaatbaarder basaal membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Wat is meestal de oorzaak van macroscopische hematurie?

A

urologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Welke diagnostiek bij macroscopische hematurie?

A
  • Echo bij ‘gezonde’ mensen, ct of uretheroscopie bij zieken (>40)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Wat zijn oorzaken van macroscopische hematurie?

A

tumoren
trauma
ontstekingen
stenen
stollingsstoornissen
lichamelijke inspanning
aangeboren afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Hoe vind je een urologische tumor?

A

o Echo/ct/mri/ Urethrostoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Hoe vind je een niersteen?

A

met een echo (of rontgen/CT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Wat veroorzaakt nefrotisch syndroom?

A

lekage van de glomulaire filtratie bariere door immuuncomplexen onder de podocyt/onder het epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Wat voor proteinurie treedt op bij nefrotisch syndroom?

A

> 3.5 gram per dag/per 10 mmol creat
vooral albumine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

Wat is de behandeling voor nefrotisch syndroom?

A

ace remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Wat zijn de symptomen van nefrotisch syndroom?

A

oedeem
hyperlipaemie
langzame achteruitgang van de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Wat zie je bij microscopie van minimal change nefropathie?

A

niks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

Wat is minimal change nefropathie?

A

nefrotisch syndroom
stoornis bij ladinsselectiviteit
simplificatie van de podocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

Wat is de behandeling van minimal change nefropathie?

A

prednison en ace remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

Wat is een nadeel van prednison bij kinderen?

A

groeistoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Waarin kan minimal change nefropathie overgaan?

A

focale sclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

Wie heeft minimal change nefropathie?

A

kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

Welk eiwit zie je vooral bij minimal change nefropathie?

A

albumine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

Wat is focale segmentale glomerulosclerose?

A

nefrotisch syndroom, litteken weefsel in de glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

Wat is het verschil tussen focale segementale glomerulosclerose en minimal change nefropathie?

A

focale segmentale glomerulosclerose heeft een slechtere prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

Hoe ontstaat focale segmentale glomerulosclerose?

A

primair of secundair, kan genetisch zijn (syndroom van alport, thin membrane disease, COL4a)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Wat is membraneuze glomerulopathie?

A

nefrotisch syndroom, subepitheliale depositie van immuuncomplexen > kapotte podocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Wat is de behandling voor anti-gbm?

A

prednison, plasmawisseling, dialyse, ace-remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

Wat is anti-GBM?

A

nefrotisch syndroom, imuuncomplexen tegen col4 op het basaalmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

Wat veroorzaakt nefritisch syndroom?

A

ontsteking, immuuncomplexen onder het endotheel

121
Q

Wat zijn symptomen van nefritisch syndroom?

A

proliferatie van epitheelcellen
oedeem
hypertensie
snelle achteruitgang van de nierfunctie

122
Q

Wat zie je aan de urine bij nefritisch syndroom?

A

witte en rode bloedcellen
erytrocyten cylinder
minder urine, oligurie
<3 gram proteinurie per dag

123
Q

Waarbij zie je rode en witte bloedcellen in de urine?

A

nefritisch syndroom
blaasontsteking

124
Q

Wanneer krijg je poststreptokokken nefritis?

A

8-12 dagen na een keelontsteking

125
Q

Wie krijgt poststreptokokken nefritis?

A

vooral kinderen

126
Q

Wat is de prognose van poststreptokokken nefritis?

A

het gaat vanzelf over

127
Q

Wat is anca/granulomateuze poliangitis (GPA)?

A

nefritisch syndroom, antistoffen tegen cytoplasma van witte bloedcellen (geen antistoffen te zien in de nier)
vaatontsteking, ook afwijkingen in de huid

128
Q

Wat is lupus nefritis?

A

zeldzame chronische autoimmuunziekte

129
Q

Wie krijgt lupus nefritis?

A

vooral jongere vrouwen

130
Q

Wat voor klachten geeft lupus nefritis?

A

het lijkt overal op en kan afhankelijk van waar de immuuncomplexen neerslaan nefrotisch of nefritisch zijn

131
Q

Wat is een andere naam voor anti-gbm nefritis?

A

syndroom van goodpasture

132
Q

Welke symptomen bij het syndroom van goodpasture?

A

longklachten

133
Q

Wat is het verschil tussen CVA en encefalopathie?

A

een CVA is acuut terwijl een encefalopathie subacuut is
bij encefalopathie is ook renopathie
een een encefalopathie is secundair aan hoge bloeddruk, bloeddruk verlaging geeft verbetering
bij een CVA is focale neurologische uitval terwijl het bij een encefalopathie diffuus is

134
Q

Welke plaats in de normale filtratie barrière is het belangrijkste voor de ladingsselectiviteit?

A

het endotheel

135
Q

Wat kan je aan de nier zien met een echo?

A

dilatiatie, grootte, nierstenen

136
Q

Wat zijn de kenmerkende afwijkingen bij electronen microscopie voor membraneuze glomerulopathie?

A

Deposities in de GBM subepitheliaal

137
Q

Welke aandoening is met name geassosieerd met lupus?

A

membraneuze glomerulopathie

138
Q

wat zijn synoniemen van nefritisch syndroom?

A

crescentische glomerulonefritis / vasculitis

139
Q

Wat zijn sterke risicofactoren voor een longembolie?

A

fractuur onderste extremiteit
heup/knie vervanging
hartinfarct (<3 maanden)
dvt

140
Q

Wat zijn matige risicofactoren voor een longembolie?

A

postpartum
infectie/pneumonie
maligniteit

141
Q

Wat zijn zwakke risicofactoren voor longembolie?

A

bedrust > 3 dagen
DM
hypertensie
obestias

142
Q

Hoe toon je een longembolie aan?

A

CT

143
Q

Wat zijn de years items?

A

klinische tekenen van trombose been
hemoptoe
longembolie meest waarschijnlijke diagnose

144
Q

Bij welke D-dimeer hoef je geen CT te doen om een longembolie uit te sluiten als er geen years items zijn?

A

<1 mg/L

145
Q

Bij welke D-dimeer hoef je geen CT te doen om een longembolie uit te sluiten als er wel years items zijn?

A

<0,5 mg/L

146
Q

Hoe lang duurt de behandeling voor een embolie bij een voorbijgaande risicofactor?

A

3 maanden

147
Q

Hoelang duurt de behandeling voor longembolie bij een maligniteit?

A

minstens 6 maanden (LMWH of DOAC)

148
Q

hoelang duurt de behandeling voor een idiopathische longembolie?

A

minstens 3 maanden

149
Q

wanneer levenslang behandeling voor longembolie?

A

bij recidief of levensbedreigend longembolie

150
Q

Wat is de behandeling voor longembolie?

A

antistolling/bloedverdunners (deze lossen het stolsel niet op)

151
Q

Wanneer is trombolyse geindiceerd bij een longembolie?

A

shock
hele lage bloeddruk

152
Q

Wat is het risico van trombolyse?

A

bloeding

153
Q

Wat is het plan B als trombolyse niet mogelijk is?

A

katheter fragmentatie

154
Q

Wat is de behandeling van een chronische longembolie?

A

opperatie of dotter

155
Q

Watvoor onderzoek in de folowup van een longembolie?

A

CT / perfussie scan (meest gevoelig)

156
Q

Hoe heten de klachten die mensen ne een longembolie over kunnen houden?

A

Chronisch trombo-embolische pulmonale hypertensie

157
Q

Wat zijn risicofactoren voor een aneurysma?

A

roken
man
leeftijd
hypertensie
hyperlipidemie
familiair
COPD

158
Q

Welke soort aneurysma zijn er?

A

fusiform en sacculair

159
Q

Wat is een pseudoaneurysma?

A

een bloeding

160
Q

Welk soort aneurysma komt het meest voor?

A

fusiform

161
Q

Welk soort aneurysma kan worden veroorzaakt door athero sclerose?

A

sacculair

162
Q

Hoeveel groeit een aneurysma per jaar?

A

dit verschilt per persoon, meestal 5 mm/jaar bij een aneurysma van meer dan 5 cm

163
Q

Bij welke grootte is er een behandel indicatie voor een anneurysma?

A

5 cm bij een vrouw, 5,5 cm bij een man

164
Q

is het ruptuur risico van een aneurysma groter bij mannen of vrouwen?

A

vrouwen

165
Q

is het ruptuur risico van een aneurysma groter bij mannen of vrouwen?

A

vrouwen

166
Q

Wat is de overleving van een acuut aneurysma?

A

50% haalt het ziekenhuis niet
50% sterft op de operatie tafel

167
Q

Wat zijn symptomen van een acuut aneurysma?

A

pijn epigastrio
pijn straalt uit naar de rug
misselijkheid/ braken
zweten
hoge pols
lage bloeddruk

168
Q

Wat is permissieve hypotensie bij een anneurysma?

A

de hypotensie voorkomt een ruptuur

169
Q

Wanneer kies je voor een open repair bij een aneurysma?

A

bij asymptomatisch is het op lange termijn beter

170
Q

Hoeveel litteken breuken na operatie anneurysma?

A

50% in 5 jaar

171
Q

Waarom hebben veel mensen een littekenbreuk na de operatie van een aneurysma?

A

slecht bindweefsel

172
Q

Wat zijn de voordelen van een open repair bij een aneurysma?

A

altijd mogelijk
beter op lange termijn bij een asymptomatisch aneurysma

173
Q

Wat zijn nadelen van open repair van een aneurysma?

A

4 uur aortaklem
litteken
risico op nierinsufficientie

174
Q

Wat zijn nadelen van EVAR?

A

het kan alleen als de stent past, er een gezond stuk aorta onder de nier is en een gezond stuk iliaca aan beide kanten is
contrast middel

175
Q

Wat zijn voordelen van EVAR?

A

het kan percutaan
lokale anesthesie
minimaal invasief

176
Q

Wat gebeurdt er met het formaat van een aneurysma bij EVAR?

A

Aneurysma krimpt vaak, krimt vaker niet, wordt soms groter (nieuw probleem)

177
Q

Hoelang mogen nieren warme ischemie hebben?

A

30 min

178
Q

Waarvan is het operatierisico van een aneurysma afhankelijk?

A

type operatie (EVAR of open)
leeftijd
geslacht
comorbiditeit (myocardinfarct, COPD, nierinsufficientie)

179
Q

Wat zijn complicaties van een operatie aan een aneurysma?

A

myocardinfarct
pneumonie
bloeding
nierfunctiestoornissen

180
Q

Waar zie je IgA bij IgA nefropathie?

A

in een vlekkig patroon in het mesangium

181
Q

Wat is de ziekte van berger?

A

IgA nefropathie

182
Q

Zijn alle veelvoorkomende nierstenen te zien op CT?

A

Nee

183
Q

bij welk soort orgaan donatie van een overleden donor is de bloedsomloop nog intact?

A

donatie na hersendood

184
Q

waarnaar kijkt eurotransplant?

A
  • Dichtstbij
  • Aantal jaren aan dialyse
  • Best passend
185
Q

Waardoor kan een man vaak geen orgaan aan zijn partner doneren?

A

omdat tijdens de bevalling antistoffen worden gemaakt

186
Q

Wat zijn complicaties van immunosuppressica?

A

infecties
kanker
hvz
nierschade

187
Q

Wat zijn complicaties van de ingreep van een niertransplantatie?

A

trombose
bloeding
infectie
lekkage / stenose urineleider

188
Q

Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van prednison?

A

hypertensie
meer haargroei
suikerziekte
verhoogd cholestrol
spierzwakte
overgewicht / dik gezicht

189
Q

Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van tacrolimus?

A

hoge bloeddruk
minder haargroei
suikerziekte
nierbeschadiging
zenuwprikkeling
verhoogd cholestrol

190
Q

Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van MMF?

A

buikklachten en spierzwakte

191
Q

Welke bijwerkingen komen bij zowel prednison als tacrolimus voor?

A

hoge bloeddruk
suikerziekte
verhoogd cholesterol

192
Q

Welke bijwerkingen komen bij prednison voor en niet voor tacrolimus?

A

haargroei
spierzwakte
overgewicht
dik gezicht

193
Q

Welke bijwerkingen komen bij tacrolimus voor maar niet bij prednison?

A

nierschade
zenuwprikeling
verminderde haargroei

194
Q

Welke virussen zijn belangrijk na transplantatie?

A

cytomegalovirus
epstein barr
sars cov

195
Q

Waardoor ontstaan tumoren bij transplantatie?

A

door infecties, door immuunsupressiva

196
Q

Welk soort kanker ontstaat vaak na niertransplantatie?

A

posttransplantation lymfoproliferative disease

197
Q

Wat is de behandeling van posttransplantation lymfoproliferative disease?

A

anti- B cel, vooral rituximab
chemo
afbouwen immunosupressiva

198
Q

Aan welke arterie zit een normale nier?

A

renale arterie

199
Q

Aan welke arterie zit een getransplanteerde nier?

A

arteria iliaca

200
Q

Wat veroorzaakt pre renale nierinsufficientie?

A

verminderde perfusie (hypotensie of NSAID, constrictie afferente arterie, ACE dilatatie van de efferente arterie)

201
Q

Wat veroorzaakt post renale nierinsufficientie?

A

obstructie na de nier

202
Q

Wat doet het juxtaglomerulaire apparaat in de nier?

A

meet bloeddruk en produceert renine

203
Q

Waardoor wordt calcitrol geactiveert?

A

Vit D3 (vetoplosbaar)

204
Q

Wat doet calcitrol?

A

stimuleert calciumopname
calcium terugresorbtie
stimuleert osteoclasten
remt osteoblasten

205
Q

Wat is het effect van een lage GFR op het serum fosfaat?

A

dat gaat omhoog

206
Q

Wat is het effect van een lage GFR op het serum calcium?

A

dat gaat omlaag

207
Q

Wat gebeurt er als het serum calcium laag is en fosfaat hoog?

A

schildklier produceert PTH

208
Q

Wat doet PTH?

A

activeert carcitrol

209
Q

Wat zijn de glomulaire epitheel cellen?

A

podocyten

210
Q

Wat doen peritubulaire fibroblasten?

A

produceren EPO

211
Q

Waar liggen peritubulaire fibroblasten?

A

tussen het basaalmembraan en het epitheel

212
Q

Wat is de anion gap?

A

Na+ - HCO3- - Cl-

213
Q

Wat zijn symptomen van chronische nierinsufficientie?

A

moeheid
verminderde inspanningstolerantie
dikke voeten
jeuk
misselijkheid
hoofdpijn

214
Q

Wat zie je bij lichamelijk onderzoek bij nierinsufficientie?

A

hypertensie
krabeffecten, blauwe plekken
groot hart
soms; pigmentatie, oedeem, pericardwrijven

215
Q

Wat zie je bij lab van nierinsufficientie?

A

gestegen ureum en creat
laag Hb
laag calcium, hoog fosfaat
verhoogd PTH
hoog urinezuur
hoog kalium
normaal natrium

216
Q

Wat is ondersteunende behandeling voor chronische nier insufficientie?

A

dieet (na- ,k- , eiwit- , fosfaat- , vocht- beperking)
EPO
fosfaatbinders
vit D
kalium binders
antihypertensiva
bicarbonaat

217
Q

Welke soort nierfunctie vervangende behandelingen zijn er?

A

hemodialyse
peritoneaal dialyse
niertransplantatie

218
Q

Van welke mechanismen wordt gebruik gemaakt bij hemodialyse?

A

difussie, osmose, convectie

219
Q

Wat zijn de nadelen van hemodialyse?

A

kost veel tijd
dieet beperkingen
bloeddruk verlagende medicatie (hypotensie)
medicatie
hogere morbiditeit en mortaliteit dan transplantatie

220
Q

Hoe wordt hemodialyse vericht?

A

via een cimino fistel, een kunstmatige shunt bijvoorkeur in de vena cephalica

221
Q

In welke vene maak je geen cimino fistel?

A

vena subclavia, dit geeft een risico op decompensatio cordia

222
Q

Hoe voer je hemodialyse uit als een cimino fistel geen optie is?

A

veneuze katheter in de vena jugularis (voorkeur), subclavia of in de lies

223
Q

Wat is het risico van hemodialyse via een veneuze katheter?

A

risico op trombose

224
Q

Wat zijn complicaties van buikbliesdialyse?

A

ontstekingen

225
Q

Welke stof geef je bij dialyse terug aan de nier?

A

bicarbonaat

226
Q

Waar wordt bij peritoneale dialyse de dialysevloeistof ingebracht?

A

tussen pariataal en visceraal peritoneum

227
Q

Welke stoffen zitten in de dialyse vloeistof?

A

glucose, natrium, bicarbonaat

228
Q

Wat is Autosomaal dominante polycystische nierziekte (ADPKD)?

A
  • PKD2 genafwijking
  • uitstulpingen van de tubulus die zichzelf vergroten
  • epitheelcel zit binnenste buiten en doet secretie
  • stoornis aan cilium
229
Q

Bij wie komt Autosomaal dominante polycystische nierziekte (ADPKD) voor?

A

mensen rond de 60

230
Q

Wat is de behandeling voor polycystitische nierziekte?

A

vasopressine receptor antagonist

231
Q

Wat is een complicatie van polycustitische nierziekte?

A

microaneurysmata in de hersencirculatie

232
Q

welke vorm van polycystische nierziekte komt bij kinderen voor?

A

autosomaal recessief

233
Q

Wat zijn nefrologische oorzaken van hematurie?

A

IgA nefropathie
thin membrane disease
ziekte van alport

234
Q

Welke polycystitische nierziekte komt het vaakst voor?

A

autosomaal dominant

235
Q

Wat zijn gevolgen van tubulaire afwijkingen?

A

verminderde GFR
glucosurie, fosfaturie
distale renale tubulaire acidose
tubularie proteinurie < 3,5 gram per dag
polyurie
natrium verlies
hyperkaliemie

236
Q

Waardoor wordt bartter syndroom veroorzaakt?

A

een afwijking van de Na, K, Cl transporter in de lis van henle

237
Q

Welke medicijn veroorzaakt dezelfde effecten als bartter syndroom?

A

lisdiuretica

238
Q

Wat is gitelman syndroom?

A

een afwijking van de Na, Cl transporter in de distale tubulus

239
Q

Welk medicijn geeft hetzelfde effect als gitelman syndroom?

A

thiazide diuretica

240
Q

Wat is liddle syndroom?

A

een afwijking van het epitheliale natrium kanaal

241
Q

Wat is nefrogene diabetes insipidus?

A
  • erfelijke afwijking van het water transport
  • mutatie van vasopressine receptor of aquaporine 2 of veroorzaakt door lithium
242
Q

Hoe wordt nefrogene diabetes insipidus overgedragen?

A

X recessief

243
Q

Welke symptomen bij nephrogene diabetes insipidus?

A

polyurie

244
Q

Wat is acute tubulointerstitiele nefritis?

A

ischeie door prerenale factor

245
Q

Wat is de behandeling voor acute tubulointerstitiele nefritis?

A

tijdelijk niervervangende therapie, gaat vanzelf over
nierbiopt is niet nodig

246
Q

Wat zijn symptomen van acute tubulointerstitiele nefritis?

A

exantheem, huidafwijking

247
Q

Waardoor wordt acute tubulointerstitiele nefritis vaak veroorzaakt?

A

door allergie of medicatie

248
Q

Wat is analgetica nefropathie?

A

chronische reactie op medicijnen

249
Q

Waarop lijkt balkan nefropathie?

A

analgetica nefropathie

250
Q

Waardoor wordt balkan nefropathie veroorzaakt?

A

thee, aristoteliszuur

251
Q

Wat is een complicatie van balkan nefropathie?

A

blaaskanker

252
Q

Wat is de normale urine concentratie?

A

40-1200 mosmol/L

253
Q

Wat is het effect van sikkelcelziekte op de nier?

A

stoort het concentratie vermogen van de tubulus

254
Q

Waarop wijzen squeeks?

A

bronchiolitis (bij een EAA)

255
Q

wat is de behandeling voor een pneumothorax?

A

thorax drain
Pleurodese met talk
VATS met pleurectomie

256
Q

Wat is een normale Ph van het bloed?

A

7,35 - 7,45

257
Q

Wat is een normaal pCO2 van het bloed?

A

47-6,4 kPa (35-48 mm Hg)

258
Q

Wat is een normaal pO2 van het bloed?

A

10,0 -13,3 kPa (75-100 mm Hg)

259
Q

Wat is een normaal bicarbonaat in het bloed?

A

22-29 mmol/L

260
Q

Wat is een normale anion gap?

A

-3 tot +3 mmol/L

261
Q

Wat is type 1 respiratoire insufficientie?

A

partiele insufficientie; longfalen (paO2 gedaald)

262
Q

Wat zijn oorzaken van type 1 respiratoire insufficientie?

A
  • Lage zuurstof druk in omgeving
  • Hypoventilatie (vb slaap abneu)
  • Ventilatie-perfusie stoornis
  • Diffusiestoornis
    Verdikking van de alveolo-capillaire membraan
    Verkleining diffusieoppervlak
263
Q

Wat is een shunt?

A

perfussie zonder ventilatie

264
Q

Wat is dode ruimte?

A

ventilatie zonder perfusie

265
Q

Welk soort compensatie gaat snel?

A

respiratoire compensatie

266
Q

Welke soort compensatie gaat langzaam?

A

renale compensatie

267
Q

Wat is type 2 respiratoire insufficientie?

A

compleet; pompfalen (paO2 gedaald en paCO2 gestegen)

268
Q

Wat zijn oorzaken van type 2 respiratoire insufficientie?

A
  • toegenomen CO2 productie
  • hypoventilatie
  • toegenomen doderuimte ventilatie
  • acuut > acidose , chronische ; (bijna normale Ph)
269
Q

Hoe komen eiwit cylinders in het sediment?

A

uit de lis van henle

270
Q

Wat zijn gevulde cylinders in het sediment?

A

pathalogisch

271
Q

Waarop wijzen leukocyten en bacterien in het sediment?

A

infectie

272
Q

Waarop wijzen hyaline cylinders in het sediment?

A

dehydratatie, koorts, inspanning

273
Q

Waar is plaveisel epitheel?

A

in de urethra en de vagina

274
Q

Waar is rondcellig epitheel?

A

in de blaas en het pyelum

275
Q

Waarop wijzen erytrocyten cylinders in het sediment?

A

glomulaire nefritis

276
Q

Waarop wijst een korrelcylinder in het sediment?

A

parachymziekte of dehydratatie

277
Q

Hoe kan je een longembolie aantonen als een CT niet mogelijk is?

A

echocardiografie, hierop zie je RV overbelasting

278
Q

Waarvoor is de wells score?

A

een score van 4 of hoger maakt een longembolie waarschijnlijk

279
Q

Welke bloedverdunners bij longembolie?

A

low molecular weight heparines en doac

280
Q

Wat is een contraindicatie voor DOAC?

A

zwangerschap

281
Q

Wanneer trombolyse voor longembolie?

A

bij shock, reanimatie of systolische druk onder 90

282
Q

Wat is een complicatie van trombolyse?

A

bloedingen

283
Q

Wat is de behandeling van Chronisch trombo-embolische pulmonale hypertensie ?

A

dotteren, operatie of medicatie voor pulmonale hypertensie

284
Q

Wat zijn de symptomen van een hypercapnie?

A

hoofdpijn, verminderd gehoor, verward, duizelig

285
Q

Hoe groot is het MAMV bij een FEV1 van 3 liter?

A

40 * 3 L = 120 L

286
Q

Hoe bereken je het reserve adem volume?

A

rustademvolume / maximaal adem minuut volume * 100%

287
Q

hoe groot is de ademreserve bij maximale inspanning?

A

25-40%

288
Q

Welk fysiologisch systeem begrenst het prestatievermogen van de proefpersoon?

A

het cardiovasculaire systeem

289
Q

Noem drie factoren die bijdragen aan de toename in VO2 tijdens inspanning?

A

toename hartminuut volume
toename zuurstof extractie
toename HB

290
Q

Waarover krijg je met het bepalen van de APTT en PT informatie?

A

de secundaire hemostase

291
Q

Wat is het gevolg van een verlaagde van willebrandfactor?

A

stoornis van de primaire hemostase

292
Q

Hoe wordt hemofilie overgedragen?

A

X recessief

293
Q

Wat zorgt voor een verlengde PT tijd en een normale aPTT tijd?

A

FVII deficientie

294
Q

Welke middelen hebben hyperkaliemie als bijwerking?

A

AT1 receptor blokker
ACE remmer
mineralocorticoid receptor antagonist
tiazide/kaliumsparende diuretica

295
Q

Hoe wordt de hoeveelheid zuurstof door het lichaam gemeten?

A

zuurtegraad, zuurstof en co2 druk

296
Q

Noem drie redenen waardoor hartfalen kan leiden tot een piepende ademhaling bij auscultatie.

A
  1. Compressie van de vaten op de luchtwegen
  2. Toegenomen hoeveelheid vocht in de wand van de luchtwegen
  3. Samentrekking van de luchtwegen door te weinig zuurstofaanbod aan de luchtwegen
297
Q

Welke diuretica verhoogt het risico op hyperkaliëmie tijdens ACE remming?

A

kaliumsparende diuretica

298
Q

Waardoor wordt een geleidingsstoornis in één van de bundeltakken in het ECG vooral gekenmerkt?

A

door een verlengd QT-interval