1B1: W3 Flashcards
Wat zijn de determinanten van het slagvolume?
- contractiliteit: hoe hoger C hoe hoger slagvolume
- preload: hoe hoger preload hoe hoger slagvolume
- afterload: hoe hoger preload hoe lager het slagvolume.
Hoe verhoog de hartfrequentie?
- sympaticus meer stimuleren
- parasympaticus remmen: dit is sneller dan sympaticus.
Hoe verhoog je de preload?
- Kortertermijn: venoconstrictie door alpha 1, waardoor de druk stijgt
- langertermijn: vochtretentie via RAAS
Welke vormen van hartfalen heb je?
- Systolisch hartfalen:
Het hart is niet sterk genoeg om tegen de afterload in te pompen.
- HFrEF: gereduceerd
- Aorta insufficientie, MI. - Diastolisch hartfalen:
De hartspier is concentrisch aan het remodeleren waardoor het lumen vernauwd. in de diastole kan je niet genoeg bloed opnemen en dus weinig uitpompen.
COPD, DM, stenose
Hoe werkt cross-bridge gladde spiercellen?
- calcium bindt aan calmoduline en activeert MLCK
- ATP –> ADP + P waardoor myosine kop wordt gefosforyleerd
- myosine kan binden aan actine –> crossbridge cycling
Contractie blijft lang en MLCK is zuinig
Welke vormen van calcium influx zijn er in de gladde spiercel?
- calcium influx via caveola activeren RYR
- stoc/ stic: spontaan calcium instroom en uitstroom
- farmacomechanisch:
- G-proteingekoppeld –> IP3 –> ip3r –> SERCA
Wat is het effect van cAMP en cGMP in de gladde spiercel?
- reguleren calcium concentratie
- vermindert gevoleigheid voor MLCK
Welke vaatverwijders zijn er?
- no
- prostacycline
- EDHF
Waardoor produceert endotheel vaatverwijders?
- acetylcholine
- bradykinine
- shear stress
Wat is endotheline?
een vaatvernauwer. die vrijkomt door Angiotensine II en Vasopressine.
Hoe zorgt acetylcholine voor vaatwanddilatatie ( terwijl het normaal zorgt voor vasoconstrictie)?
1- Acetylcholine bindt aan endotheelcellen waardoor endotheel cellen, NO of EDHF produceren.
2- Deze stoffen diffunderen en zetten het endotheel aan tot vasodilatatie
(Stel endotheel is beschadigd dan acetylcholine aanzetten tot vaatspasme)
Hoe reguleer je bloedflow naar organen?
- lokaal:
- myogeen: handhaven van constante bloedflow
- metabool: aanpassen bloedtoevoer aan behoefte/ activiteit
- flow gemedieerd: sheer stress –> vasodilatatie - Neuronale factoren: sympaticus
Wat zijn de componenten van RAAS?
- lever geeft angiotensinogeen af
- nier zorgt m.b.v. renine dat angiotensinogeen wordt omgezet in angiotensine I
- Longen geven ACE af en die zet Angiontensin om I –> III
- angiotensine II bindt aan AT1 of AT2
Welke receptoren heeft RAAS?
AT1 –> vasoconstrictie
AT2 –> Houdt werking van AT1 tegen. negatieve terugkoppeling.
Hoe werkt de negatieve feedback in RAAS?
- Via AT1 receptoren onderdrukt angiotensine II de afgifte van renine door de nier tegen.