1A2 week 8 HC 8 & 9 Vertering Flashcards

1
Q

Wat geeft de pancreas af?

A

Bicarbonaat, water en spijsverteringenzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat geeft de maag af?

A

Pepsine en HCl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soorten bindingen kunnen koolhydraten hebben?

A

a1,4 a1,2 a1,6 & b1,4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar zit de OH-groep bij a of b glucose?

A

a: OH-groep onder
b: OH-groep boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar knipt a-amylase wel en niet?

A

Alleen tussen a1,4 bindingen

Niet eindstandig en niet naast a1,6 binding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zorgt voor oppervlak vergroting?

A

Kauwen, vochttoediening, denaturatie en emulgatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke peptidases zijn er?

A

Aminopeptidases
Carboxypeptidases
Endopeptidases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt actief lipase gevormd?

A

Speeksel, maag of pancreas geeft lipase af
Pancreas scheidt inactief pro-colipase af
In het duodenum wordt actief co-lipase gevormd door trypsine
Lipase kan actief werken in de darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke manieren gaat preventie van zelfvertering?

A
  1. Activering pro-enzymen (zymogenen) door trypsine
  2. Verpakt in granula met trypsine remmer
  3. Enterokinase in duodenum zet trypsinogeen om in actief trypsine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt samen met 2 Na+ naar binnen getransporteerd?

A

Glucose, galactose en aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe gaat de vet vertering?

A

Vet wordt omgezet in vetzuur en 2-monoacylglycerol
De lange ketens worden gere-syntheseerd in triglyceriden en krijgen een coating (chylomicronen)
Daarna worden ze naar het lymfe getransporteerd
Vet gaat naar het vetweefsel ipv naar de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de eindproducten van oligo-, tri- en disacchariden?

A

Glucose, fructose en galactose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke enzymen werken op sacchariden en welke is het traagst?

A

Lactase, sucrase-isomaltase en maltase

Lactase is het traagst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke endopeptidases zijn er?

A

Pepsine, trypsine, chymotrypsine en elastase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er apicaal en basolateraal in de darmcel?

A

Apicaal: monomeren/aminozuren naar binnen door Na+ tegen de gradiënt in, fructose met gradiënt mee naar binnen
Basolateraal: vanuit cel naar het bloed met de gradiënt mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de functies van maagzuur?

A

Anti-bacterieel
Eiwit denaturatie
Vorming pepsine uit pepsinogeen
Enzymactivatie pepsine

17
Q

Welke soorten cellen zijn er in de maag en wat produceren ze?

A

Hoofdcellen: pepsinogeen

Parietale cellen: zuur

18
Q

Hoe heten bacterien die gunstig zijn?

A

Probiotica

19
Q

Op welke manieren kunnen probiotica zich beschermen tegen zuur?

A
  1. H+ naar buiten pompen
  2. Decarboxylering (HCO3 vorming)
  3. Ammonium productie
20
Q

Hoe werkt de maagzuur productie?

A

H/K-ATPase pompt H+ uit de cel naar de maag en K+ de cel in. H+ in de cel ontstaat door CO2 en H2O

21
Q

Hoe werken Cimetedine & Ranitidine

A

Remmen histamine

Histamine stimuleert aanmaak pomp door cAMP toename

22
Q

Welk medicijn werkt direct op de pomp?

A

Omeprazol

23
Q

Hoe heten de cellen die slijm produceren en wat produceren deze nog meer?

A

Oppervlakte- en Klier- muceuze cellen

Produceren ook HCO3

24
Q

Wat gebeurt er bij een maagzweer?

A

Helicobacter in maagslijm
Deze scheidt urease uit
Ureum -> ammoniak + HCO3

25
Q

Hoe test je voor aanwezigheid van een helicobacter?

A

13C-ureum ademtest

26
Q

Hoe werkt denaturatie?

A

Door de zure pH verliest het voedingseiwit zijn negatieve lading

27
Q

Waarom denatureert pepsine bij een neutraal milieu ipv zuur milieu?

A

Veel negatieve lading

28
Q

Hoe lager de pKa, hoe …?

A

Sterker het geconjugeerde zuur

29
Q

Hoe dichter de pH bij de pKa, hoe …?

A

Sterker de pH-bufferende werking

30
Q

Wat is het iso-elektrisch punt?

A

pH waarbij de netto lading exact nul is

31
Q

Wat is de lading van een aminozuur bij een pH hoger of lager dan het IES?

A

Hoger: negatief
Lager: positief

32
Q

Wat is de formule voor de pH?

A

pH = pKa + 10log (gecon base : gecon zuur)

33
Q

Hoe heet een aminozuur met netto lading nul?

A

Zwitter ion

34
Q

Wat is de buffercapaciteit?

A

De hoeveelheid zuur of base die moet worden toegevoegd om de pH 1.0 te verlagen of te verhogen.