1A1 week 4 HC 7, 8 & 9 Signaaltransductie Flashcards

1
Q

Wat is signaaltransductie?

A

Communicatie tussen cellen wat lijdt tot homeostase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten overdracht zijn er?

A

Endocrien, paracrien, autocrien en neuronaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee soorten liganden zijn er en waar zitten hun receptoren?

A

Lipofiel: kernreceptor
Hydrofiel: membraanreceptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent affiniteit?

A

Een receptor bindt een ligand bij zeer lage concentratie (hoge affiniteit = lage dissociatieconstante)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 4 domeinen heeft een kernreceptor?

A

Ligandbindingsdomein, DNA-bindingsdomein, dimerisatie domein, co-activator/repressor interactie domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 3 typen membraanreceptoren zijn er?

A

Iongekoppeld, G-eiwit gekoppeld, enzymgekoppeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 domeinen heeft een membraanreceptor?

A

Hormoonbindingsdomein, transmembraan domein, transductie domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke subunits bestaat een G-eiwit?

A

Alfa, beta en gamma subunit (alfa geeft signaal door)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij activatie van een G-eiwit?

A

De alfa-unit verwisselt GDP voor GTP en kan daarna een signaal doorgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er na activatie van de alfa unit?

A

Adenylyl cyclase zet ATP om in AMP, waardoor PKA wordt geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaraan bindt een ligand van een G-eiwit?

A

Adrenerge receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er bij enzymgekoppelde receptoren?

A

Fosforylering van de receptor, waarna intercellulaire eiwitten binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 2 typen RTK zijn er?

A

Ras (met GDP en GTP) of PI3 kinase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een ander wordt voor een eindplaatje?

A

Neuromusculaire overgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar in de hersenen komt het grootste deel van de informatie binnen?

A

Nucleus tractus solitarius (hersenstam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat het autonome/viscerale zenuwstelsel?

A

Parasympatisch, (ortho)sympatisch en plexus entericus (darm zenuwen)

17
Q

Welke neurotransmitter wordt gebruikt voor de overgang van pre naar postganglionaire vezels?

A

Acetylcholine

18
Q

Waaraan bindt acetylcholine bij pre en post ganglionaire vezels bij de parasympaticus?

A

Pre: nicotine receptoren
Post: muscarine receptoren (G-eiwit)

19
Q

Wat gebruiken pre en post ganglionaire vezels bij de sympaticus?

A

Pre: acetylcholine aan nicotine receptoren
Post: noradrenaline aan adrenerge receptoren (muv zweetklieren!)

20
Q

Waarvoor zorgt Ca2+ in bloedvaten

A

Vasoconstrictie

21
Q

Hoe heet een reflex die te maken heeft met de stand van de ledematen?

A

Propioceptieve reflex

22
Q

Hoe heet een reflex die te maken heeft met spierrekking?

A

Myotatische reflex

23
Q

Wat doen spierspoeltjes?

A

Spierlengte regelen door rekkingsgevoelige zenuweindigingen

24
Q

Welke typen vezels zorgen voor de afferente en efferente innervatie van spierspoeltjes?

A

Afferent: Ia en II vezels
Efferent: gamma motorische neuronen

25
Q

Hoe zijn spierspoeltjes en peeslichaampjes van Golgi ten opzichte van de spier geschakeld?

A

Spierspoeltjes: parallel

Peeslichaampjes van Golgi: in serie

26
Q

Wat doen peeslichaampjes van Golgi?

A

Remmen a motorische neuronen eigen spier en exciteren motorische neuronen antagonist om kracht constant te houden

27
Q

Wat is de afferente innervatie van peeslichaampjes van Golgi?

A

Ib vezels