1.9 - L'ordre Flashcards
1
Q
’s Morgens staan we rond zeven uur op.
A
Le matin, on se lève vers 7 heures.
2
Q
Eerst wassen we ons.
A
D’abord, on fait notre toilette.
3
Q
Daarna turnen we.
A
Ensuite, on fait de la gym.
4
Q
En daarna ontbijten we.
A
Et puis, on prend le petit-déjeuner.
5
Q
Daarna doen we een spel.
A
Après, on fait un jeu.
6
Q
voor (bij tijdsaanduidingen)
A
avant
7
Q
We moeten voor middernacht thuis zijn.
A
Nous devons rentrer avant minuit.
8
Q
alvorens + infinitief
A
avant de + infinitif
9
Q
Eet nog een beetje alvorens te vertrekken.
A
Mange encore un peu avant de partir.