151-225 Flashcards
1
Q
Accipio
A
- Aannemen, ontvangen
- Vernemen
Accipere, accepi, acceptum
2
Q
Tam
A
Zo
3
Q
Non tam … Quam
A
Niet zozeer … Als wel
4
Q
Tam … Quam
A
Zo … Als
5
Q
Causa
A
- Oorzaak, reden
- (Rechts)zaak
OF: +gen, wegens
6
Q
An
A
Of (vraagwoord)
7
Q
Nisi
A
- Als niet
2. Tenzij
8
Q
Ni
A
Als niet
9
Q
At
A
Maar
10
Q
Quidem
A
Weliswaar, echter
11
Q
Totus
A
Totius
Geheel, helemaal
12
Q
Peto
A
- Trachten te bereiken, verlangen, aanvallen
- Vragen (aan: ab + abl)
Petere, peti(v)i, petitum
13
Q
Domus
A
Domus
Huis
14
Q
Vis
A
- Kracht, geweld
2. Krachten (pl)
15
Q
Mors
A
Mortis
(De) dood
16
Q
Malus
A
Slecht
17
Q
Peior
A
Peioris
Slechter
18
Q
Pessimus
A
Slechtst(e)
19
Q
Tum
A
Dan, toen
20
Q
Tunc
A
Dan, toen
21
Q
Terra
A
Aarde
22
Q
Primus
A
Eerst(e)
23
Q
Superior
A
Superioris
- Hoger, superieur
- Vroeger, vorig
24
Q
Summus
A
Hoogst(e)