1.4 Rekenen in R Flashcards

1
Q

intern optelling

A

Het optellen in R is intern
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

associativiteit optelling

A

Het optellen in R is associatief.
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

neutraal element optelling

A

Nul is het neutraal element voor het optellen in R.
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

symmetrisch element optelling

A

Elk element in R heeft voor de optelling precies
één symmetrisch element: zijn tegengestelde.
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

commutativiteit optelling

A

Het optellen in R is commutatief.
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

intern vermenigvuldiging

A

Het vermenigvuldigen in R is intern.
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

associativiteit vermenigvuldiging

A

Het vermenigvuldigen in R is associatief.
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neutraal element vermenigvuldiging

A

Eén is het neutraal element voor de vermenigvuldiging
in R.
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

symmetrisch element

A

Elk element in R0 heeft voor de vermenigvuldiging precies
één symmetrisch element: zijn omgekeerde.
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

commutativiteit vermenigvuldiging

A

De vermenigvuldiging in R is commutatief
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

distrubitiviteit
(alleen vermenigvuldiging)

A

Het vermenigvuldigen is distributief t.o.v. het optellen in R.
symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

∀a ∈ R,∀n ∈ N0 : a met de exponent n

A

a · a · … · a (n factoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

∀a ∈ R0 :

A

a0 = 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

∀a ∈ R0,∀n ∈ N:

A

a −n = 1/a met de exponent n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A

symbolen moet je schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A

symbolen moet je schrijven !

17
Q
A

symbolen moet je schrijven !

18
Q

Tegengestelde van een product
symbolen

A

∀ a , b ∈ R: –(a · b )= (–a ) · b = a · (–b )
geen RDH!

19
Q

Omgekeerde van een product in symbolen

A

∀ a , b ∈ R0: (a · b ) –1 = a –1 · b –1

20
Q

kwadraat positieve vierkantswortel woorden

A

Het kwadraat van de positieve vierkantswortel van een positief reëel getal is steeds dat getal zelf.

21
Q

kwadraat positieve vierkantswortel
symbolen

A

∀a ∈ R+ : (√a)²= a

22
Q

product positieve vierkantswortel woorden

A

De positieve vierkantswortel uit een product van positieve reële getallen is gelijk aan het product van
de positieve vierkantswortels van de factoren

23
Q

product positieve vierkantswortel symbolen

A

∀a,b ∈ R+ : √a · b
(grote vierkantswortel) = √a · √b

24
Q

quotiënt positieve vierkantswortel woorden

A

De positieve vierkantswortel uit een quotiënt van positieve reële getallen waarvan de deler niet nul is,
is gelijk aan het quotiënt van de positieve vierkantswortels uit deeltal en deler

25
Q

quotiënt positieve vierkantswortel
symbolen

A

∀a ∈ R+,∀b ∈ R0+ √a/b : √a/√b

26
Q

macht onder vierkantswortel woorden

A

De positieve vierkantswortel uit een n-de macht van een positief reëel getal is gelijk aan de n-de macht van
de positieve vierkantswortel van het getal.

27
Q

macht onder vierkantswortel symbolen

A

∀a ∈ R+,∀n ∈ N: √a n (onder vierkantswortel) = (√a) n