1.2 Stelling van Thales en 1.3 gelijkvormigheden en 1.4 Flashcards

1
Q

hulpstelling stelling van Thales

A

Een evenwijdige projectie behoudt de gelijkheid van evenwijdige lijnstukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stelling van Thales woorden

A

Een evenwijdige projectie behoudt de verhouding van evenwijdige lijnstukken symbolen zelf schrijven !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

eigenschappen middenparallel

A

half zo lang als de 3de zijde
evenwijdig met de 3de zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

definitie middenparallel

A

een middenparallel van een driehoek is het lijnstuk dat de middens van twee zijden van de driehoek verbindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

omgekeerde eigenschap middenparallel

A

Als een rechte door het midden van een zijde van een driehoek gaat en evenwijdig is met een tweede zijde,
dan gaat zij door het midden van de derde zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

def gelijkvormige figuren

A

Gelijkvormige figuren zijn figuren waarbij de overeenkomstige hoeken even groot zijn en de overeenkomstige
zijden een evenredigheid bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verhouding omtrek gelijkvormige figuren

A

Een gelijkvormigheid vermenigvuldigt de omtrek met de gelijkvormigheidsfactor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verhouding oppervlakte gelijkvormige figuren

A

Een gelijkvormigheid vermenigvuldigt de oppervlakte met het kwadraat van de gelijkvormigheidsfactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verhouding volume gelijkvormige figuren

A

Een gelijkvormigheid vermenigvuldigt het volume met de derde macht van de gelijkvormigheidsfactor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

woorden gelijkvormige driehoeken

A

Twee driehoeken zijn gelijkvormig als en slechts als hun overeenkomstige hoeken even groot zijn en hun
overeenkomstige zijden dezelfde verhouding hebben
symbolen moet je zelf kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hulpstelling gelijkvormige figuren

A

een rechte evenwijdig met een zijde van een driehoek vormt met de twee andere zijden een driehoek die
gelijkvormig is met de eerste driehoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kenmerk HH

A

Twee driehoeken zijn gelijkvormig als twee hoeken van de eerste driehoek even groot zijn als twee hoeken van
de tweede driehoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kenmerk Z H Z
Z Z

A

Twee driehoeken zijn gelijkvormig als twee paar zijden een evenredigheid vormen en zij een even grote
ingesloten hoek hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerk Z Z Z
Z Z Z

A

Twee driehoeken zijn gelijkvormig als de overeenkomstige zijden een evenredigheid bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

definitie zwaartelijn

A

Een zwaartelijn van een driehoek is de rechte door een hoekpunt en door het midden van de overstaande zijde
(eigenschap kunnen begrijpen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

definitie hoogtelijn

A

Een hoogtelijn van een driehoek is de loodlijn uit een hoekpunt op de overstaande zijde
(eigenschap kunnen begrijpen)

17
Q

definitie middelloodlijn

A

Een middelloodlijn van een driehoek is de rechte die een zijde loodrecht in het midden snijdt
(eigenschap kunnen begrijpen)

18
Q

definitie bissectrice

A

Een bissectrice (of deellijn) van een driehoek is de rechte die door een hoekpunt gaat en de bijbehorende hoek
in twee even grote hoeken verdeelt.
(eigenschap kunnen begrijpen)

19
Q

woorden congruentie & gelijkvormigheid

A

Als twee driehoeken congruent zijn, dan zijn ze ook gelijkvormig

20
Q

symbolen congruentie & gelijkvormigheden

A

∆ ABC ∼= ∆ A’B’C’ = ∆ ABC ∼ ∆A’B’C’

21
Q

isometrieën

A

transformaties die de afstand, de oppervlakte, de evenwijdigheid en de grootte van een hoek bewaren.

22
Q

definitie homothetie

A

Een homothetie h met centrum O en factor k ∈ R0 (notatie: h(O, k )) is de transformatie van p die elk punt X
op X′ afbeeldt zodanig dat de abscis van X′ gelijk is aan k t.o.v. de ijk (0, 1) waarbij abs(O)= 0 en abs(X)= 1

23
Q

eigenschap homothetie

A

Een homothetie beeldt een figuur af op een figuur die gelijkvormig is met de gegeven figuur

24
Q

afstand homothetie eigenschap

A

Een homothetie met factor k vermenigvuldigt de afstand met | k |

25
Q

beeld homothetie eigenschap

A

Het beeld van een rechte door een homothetie is een rechte, evenwijdig met de gegeven rechte.

26
Q

beeld van een hoek homothetie eigenschap

A

Een homothetie bewaart de grootte van een hoek.