1.4 Europa en de wereld Flashcards
1
Q
Valuta
A
Een wettig betaalmiddel van een land
Bedrijven die importeren, hebben vreemde valuta nodig om hun buitenlands
2
Q
Wisselkoers
A
De prijs die op de valutamarkt tot stand komt
Directe notering en indirecte notering
3
Q
Directe notering
A
Eigen valuta uitdrukken in vreemde valuta
1 euro = 1,30 dollar
4
Q
Indirecte notering
A
vreemde valuta uitdrukken in eigen valuta
1 pond = 1,20 euro
5
Q
Wanneer ontstaat er een tekort op de betalingsbalans
Gevolg
A
Als de totale uitgaande geldstromen groter zijn dan de ingaande geldstromen
Hierdoor vermindering van de totale deviezenvoorraad
6
Q
Deviezenvoorraad of valutareserve
A
De voorraad vreemde valuta die een land in bezit heeft
7
Q
A