1.2 Flashcards

1
Q

kolonialisme

A

een periode waarin West-Europese landen overzeese gebieden bezetten uit economische en strategische overwegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

imperialisme

A

het proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld uit willen breiden door gebieden te veroveren en te beheersen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

europeanisering

A

koloniaal proces waarbij de inwoners die in koloniën woonden zich moesten aanpassen aan de Europese normen en gewoonten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

internationale arbeidsverdeling

A

wereldwijde specialisatie waarbij ieder land produceert waar het goed in is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dekolonisatie

A

Proces waarbij koloniën onafhankelijk worden van hun kolonisator.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sociale ongelijkheid

A

grote verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen de verschillende groepen (klassen) van de bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ruimtelijke ongelijkheid

A

grote en ongewenste verschillen in ontwikkeling tussen gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ruilvoet

A

de verhouding tussen de prijzen van de exportproducten en de prijzen van de importproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wereldsysteem

A

de internationale economische wereldorde die is gebaseerd op uitbuiting en niet op gelijkwaardigheid, waardoor de wereld in te delen is in drie delen: het centrum, de periferie en de semiperiferie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

centrum

A

de landen in de wereld met de hoogste welvaart en de meeste macht. Er is veel kennis en kapitaal aanwezig en de economie is vooral gericht op dienstverlening en hoogwaardige industrieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

periferie

A

De arme landen in de wereld, met een zwak ontwikkelde economie, die goedkope grondstoffen en voedsel leveren aan de rest van de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

semiperiferie.

A

De landen in de wereld die que kenmerken tussen het centrum en de periferie in zitten. De welvaart is gemiddeld en de maakindustrie is een belangrijke economische activiteit. de semiperifere landen kunnen centrumlanden in verval zijn of voormalig perifere landen in ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

backwash-effecten

A

het verschijnsel dat aan armere gebieden grondstoffen, kapitaal en arbeid onttrokken worden voor de economie in rijkere gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

neokolonialisme

A

kolonialisme in een nieuwe vorm, waarbij rijke landen de zelfstandig geworden vroegere koloniale gebieden uitbuiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spread-effecten

A

het verschijnsel dat de periferie profijt heeft van de economische ontwikkeling in het centrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hegemoniale staat

A

een land dat met behulp van politieke, economische, financiële en militaire middelen een overheersende rol speelt in de wereldorde.

16
Q

unipolaire wereld

A

wereldorde waarin de internationale relaties gedomineerd worden door 1 land.

17
Q

bipolaire wereld

A

wereldorde waarin de internationale relaties gedomineerd worden door 2 grootmachten.

18
Q

multipolaire wereld

A

wereldorde met meerdere machtscentra, die allemaal ongeveer even sterk zijn of evenveel invloed hebben.