1.1-1.8 (NE-FR) Flashcards
1
Q
graag hebben, houden van
A
aimer
2
Q
gaan, functioneren, samengaan met, passen bij
A
aller
3
Q
dan
A
alors
4
Q
een jaar
A
un an
5
Q
ook
A
aussi
6
Q
andere
A
autre
7
Q
hebben
A
avoir
8
Q
goed, veel, erg
A
bien
9
Q
goed
A
bon
10
Q
een ding, een zaak
A
une chose
11
Q
geloven
A
croire
12
Q
twee
A
deux
13
Q
moeten (doen)
A
devoir
14
Q
zeggen
A
dire
15
Q
geven
A
donner
16
Q
nog
A
encore
17
Q
zijn
A
être
18
Q
doen, maken
A
faire
19
Q
men moet (iets doen)
A
il faut
20
Q
een keer
A
une fois
21
Q
groot
A
grand
22
Q
een man
A
un homme
23
Q
hier
A
ici
24
Q
nooit
A
ne…jamais
25
een dag
un jour
26
het daglicht
le jour
27
daar
là
28
leggen, plaatsen, aantrekken
mettre
29
de wereld
le monde
30
nee
non
31
ja
oui
32
spreken
parler
33
(met) elkaar spreken
se parler
34
niet
ne...pas
35
voorbijkomen, doorgeven, doorbrengen
passer
36
gebeuren
se passer
37
denken aan
penser à
38
nadenken
penser
39
klein
petit
40
meer
plus
41
kunnen, mogen
pouvoir
42
eerste
premier
43
vastnemen, nemen
prendre
44
wanneer
quand
45
niets
ne...rien
46
weten, kennen, kunnen
savoir
47
volgen
suivre
48
elkaar opvolgen
se suivre
49
de tijd, het weer
le temps
50
altijd
toujours
51
zeer
très
52
vinden
trouver
53
zich bevinden, gevonden worden
se trouver
54
komen
venir
55
zien
voir
56
willen
vouloir
57
een jaar
une année
58
opbellen, roepen
appeler
59
heten
s'appeler
60
stoppen, uitzetten
arrêter
61
stoppen
s'arrêter
62
aankomen
arriver
63
wachten
attendre
64
verwachten
s'attendre à
65
mooi
beau
66
begrijpen
comprendre
67
kennen
connaitre
68
elkaar kennen
se connaitre
69
een slag, een klap
un coup
70
al, reeds
déjà
71
vragen
demander
72
zich iets afvragen
se demander
73
laatste
dernier
74
worden
devenir
75
een kind
un/une enfant
76
horen
entendre
77
opschieten met
s'entendre avec
78
een vrouw
une femme
79
een meisje
une fille
80
een uur
une heure
81
laten
laisser
82
een hand
une main
83
nu
maintenant
84
een huis
une maison
85
zelfde
même
86
een moeder
une mère
87
minder
moins
88
een tijdje, een moment
un moment
89
sterven
mourir
90
nieuw
nouveau
91
een nacht
un nuit
92
een oog
un oeil
93
vertrekken
partir
94
een land
un pays
95
een vader
un père
96
een persoon
une personne
97
weinig
peu
98
misschien
peut-être
99
een plaats
une place
100
dan, toen
puis
101
bekijken
regarder
102
elkaar bekijken
se regarder
103
blijven
rester
104
enig, enkel
seul
105
een avond
un soir
106
naar buiten gaan, uitgaan
sortir
107
houden, vasthouden
tenir
108
een hoofd
une tête
109
het werk
le travail
110
drie
trois
111
te veel
trop
112
het leven
la vie
113
waar, echt
vrai
114
een akkoord
un accord
115
een zaak, een rechtszaak, een bedrijf
une affaire
116
zo
ainsi
117
de lucht
l'air
118
een houding
un air
119
een vriend
un ami
120
vandaag
aujourd'hui
121
een behoefte
un besoin
122
zoeken, halen
chercher
123
beginnen
commencer
124
een zijde, een kant
un côté
125
een god
un dieu
126
binnengaan
entrer
127
proberen, passen
essayer
128
een feit
un fait
129
een einde
un fin
130
eindigen, beëindigen
finir
131
Frans
français
132
de mensen
les gens
133
een verhaal
une histoire
134
jong
jeune
135
spelen
jouer (à, de)
136
bedankt, dank je, dank u
merci
137
beter
mieux
138
een maand
un mois
139
een heer, meneer
un monsieur
140
een dode
un mort
141
de dood
la mort
142
een naam
un nom
143
openen, opstarten
ouvrir
144
opengaan
s'ouvrir
145
verliezen
perdre
146
verloren gaan, verdwalen
se perdre
147
het weinige
le peu
148
een punt, een onderwerp
un point
149
een deur
une porte
150
dragen
porter
151
gedragen worden
se porter
152
de macht
le pouvoir
153
een president
un président
154
een vraag, een vraagzin
une question
155
een reden
une raison
156
teruggeven
rendre
157
zich overgeven, zich verplaatsen naar
se rendre (à)
158
terugvinden
retrouver
159
elkaar terugvinden
se retrouver
160
terugkomen
revenir
161
een straat
une rue
162
blijken, schijnen
sembler
163
voelen, ruiken
sentir
164
zich voelen
se sentir
165
zoveel
tant
166
doden
tuer
167
één
un
168
oud
vieux
169
een stad
une ville
170
helpen
aider
171
elkaar helpen
s'aider
172
elders
ailleurs
173
de liefde
l'amour
174
het geld, het zilver
l'argent
175
genoeg
assez
176
geen
ne...aucun
177
een geval
un cas
178
een slaapkamer
une chambre
179
een lichaam
un corps
180
het water
l'eau
181
luisteren, beluisteren
écouter
182
naar elkaar luisteren
s'écouter
183
schrijven
écrire
184
elkaar schrijven
s'écrire
185
uitleggen
expliquer
186
de familie
la famille
187
algemeen
général
188
een groep
un groupe
189
een oorlog
une guerre
190
een idee
une idée
191
juist, correct, rechtvaardig
juste
192
een plaats
un lieu
193
ver
loin
194
lang
long
195
slecht
mal
196
een morgen, een ochtend
un matin
197
een miljoen
un million
198
een minister
un/une ministre
199
tonen
montrer
200
zich tonen
se montrer
201
een woord
un mot
202
vergeten
oublier
203
vergeten worden
s'oublier
204
een deel
une part
205
een deel
une partie
206
een voetstap, een pas
un pas
207
toelaten
permettre
208
zich veroorloven
se permettre de
209
de vrees, de angst
la peur
210
een voet
un pied
211
een probleem
un problème
212
vier
quatre
213
binnenkomen, weer thuiskomen
rentrer
214
antwoorden, beantwoorden
répondre à
215
een week
une semaine
216
een dienst
un service
217
laat
tard
218
de aarde, de grond
la terre
219
trekken, trekken aan
tirer (sur)
220
vallen
tomber
221
een toren
une tour
222
een ronde
un tour
223
werken
travailler
224
snel
vite
225
een wagen, een auto
une voiture
226
de stem
la voix
227
handelen, inwerken op
agir
228
gaan om
s'agir de
229
oud-, voormalig
ancien
230
leren
apprendre
231
gaan zitten
s'asseoir
232
veel
beaucoup
233
een arm
un bras
234
veranderen, wijzigen
changer
235
zich omkleden
se changer
236
een leider, een leidster, een baas, een bazin
un/une chef
237
vijf
cinq
238
een hart
un coeur
239
een raad
un conseil
240
voortzetten
continuer
241
doorgaan met
continuer à
242
beslissen
décider
243
beslissen om
se décider à
244
de twijfel
le doute
245
een effect
un effet
246
een euro
un euro
247
een zijde
une face
248
een film
un film
249
een zoon
un fils
250
bewaren, bij zich houden
garder
251
bewaard worden
se garder
252
een regering
un gouvernement
253
dik
gros
254
het spel
le jeu
255
lezen
lire
256
Een boek
Un livre
257
Eten
Manger
258
Gegeten worden
Se manger
259
Te voet gaan
Marcher
260
Een minuut, een ogenblik
Une minute
261
Verhogen, instappen, opstarten, in elkaar zetten
Monter
262
Nationaal
National
263
Zwart
Noir
264
Bezighouden, bezetten
Occuper
265
Zich bezighouden met
S’occuper de
266
Verschijnen, er…uitzien
Paraître
267
Betalen
Payer
268
Het leed, de moeite
La peine
269
Bevallen, behagen
Plaire à
270
Bevallen, behagen
Plaire à
271
Heerlijk vinden, genieten
Se plaire
272
Vol
Plein
273
Eerder
Plutôt
274
Neerleggen
Poser
275
Zich voordoen, gaan zitten op
Se poser
276
Nochtans
Pourtant
277
Verlaten
Quitter
278
Afscheid nemen
Se quitter
279
Terugbellen, terugroepen
Rappeler
280
Zich herinneren
Se rappeler
281
(Be)dienen, dienen tot
Servir (à)
282
Gebruikmaken van, zich bedienen
Se servir (de)
283
Alleen maar, enkel
Seulement
284
Vaak
Souvent
285
Een voortzetting, een vervolg
Une suite
286
Een voortzetting, een vervolg
Une suite
287
Vooral
Surtout
288
Een toon
Un ton
289
Een toon
Un ton
290
Draaien (van iets), omdraaien
Tourner
291
Zich omdraaien
Se tourner
292
Een gezicht
Un visage
293
Amerikaans
Américain
294
Wit
Blanc
295
Drinken
Boire
296
Gedronken worden
Se boire
297
Goedemorgen
Bonjour
298
Een stukje, een (uit)einde
Un bout
299
Een oorzaak
Une cause
300
Een kans, geluk
Une chance
301
Een rekening
Un compte
302
Tellen
Compter
303
Een cursus, een les, een beurskoers
Un cours
304
Een begin
Un début
305
Morgen
Demain
306
Tien
Dix
307
Slapen
Dormir
308
Een school
Une école
309
Een onderneming, een bedrijf
Une entreprise
310
Verzenden, versturen, sturen naar
Envoyer
311
Elkaar opsturen
S’envoyer
312
Een ploeg, een team
Une équipe
313
Europees
Européen
314
Een wijze
Une façon
315
Een vuur
Un feu
316
Een bodem, een achtergrond
Un fond
317
Een broer
Un frère
318
Winnen
Gagner
319
Hoog
Haut
320
Een ogenblik
Un instant
321
Opheffen, omhoogheffen
Lever
322
Opstaan
Se lever
323
Het kwaad, de pijn
Le mal
324
Een mama
Une maman
325
Missen, gebrek hebben aan
Manquer
326
Een markt
Un marché
327
Aanbieden, geven
Offrir
328
Zich veroorloven, kopen
S’offrir
329
Een orde, een bevel
Un orde
330
Soms
Parfois
331
De politie
La police
332
Politiek
Politique
333
Voorstellen, vertonen
Présenter
334
De prijs
Le prix
335
Een project
Un projet
336
Publiek, openbaar
Public
337
Vertellen
Raconter
338
Een rapport
Un rapport
339
Ontvangen
Recevoir
340
Terugnemen, hervatten, herbeginnen
Reprendre
341
Herzien, opnieuw zien
Revoir
342
Elkaar weerzien
Se revoir
343
Een weg
Une route
344
Sociaal
Social
345
Een onderneming, een bedrijf
Une société
346
De maatschappij
La société
347
Een trein
Un train
348
Een man, een type
Un type
349
Kopen, aanschaffen
Acheter
350
Kopen, aanschaffen
Acheter
351
Voor zichzelf kopen
S’acheter
352
Toevoegen
Ajouter
353
Toegevoegd worden aan
S’ajouter à
354
Bekendmaken
Annoncer
355
De aandacht
L’attention
356
Hoeveel
Combien
357
Naar beneden gaan
Descendre
358
Het recht
Le droit
359
Een geheel
Un ensemble
360
Ook
Également
361
Een zin, een goesting
Une envie
362
Hopen op
Espérer
363
Een staat
Un état
364
Sterk, krachtig, zwaar
Fort
365
Gek
Fou
366
Een jongen
Un garçon
367
Een beeld
Une image
368
Bedenken, verzinnen
Imaginer
369
Zich inbeelden
S’imaginer
370
Belangerijk, aanzienlijk
Important
371
Gooien
Jeter
372
Een jongere
Un/une jeune
373
Een dag, -dag
Une journée
374
Lanceren
Lancer
375
Beginnen, een aanloop nemen
Se lancer
376
Een brief
Une lettre
377
Een bed
Un lit
378
Een wet
Une loi
379
Een dame
Une dame
380
Slecht
Mauvais
381
Best
Meilleur
382
Een (politieke) partij
Un parti
383
Een stuk, een toneelstuk
Une pièce
384
Een plan
Un plan
385
Mogelijk
Possible
386
Volgend
Prochain
387
Voorstellen
Proposer
388
Schoon, net, eigen
Propre
389
Herkennen, erkennen
Reconnaître
390
Elkaar herkennen
Se reconnaître
391
De blik
Le regard
392
Een regio
Une région
393
Terugplaatsen, opnieuw doen
Remettre
394
Herstellen
Se remettre
395
Ontmoeten, geconfronteerd worden met
Rencontrer
396
Elkaar ontmoeten
Se rencontrer
397
Teruggaan
Retourner
398
Teruggaan
Retourner
399
Zich omdraaien
Se retourner
400
Rood
Rouge
401
Een zaal, een kamer
Une salle
402
Het bloed
Le sang
403
Een richting
Un sens
404
Een richting
Un sens
405
Een soort
Une sorte
406
Een tafel
Une table
407
Zo’n
Tel
408
Aanraken, raken, ontvangen
Toucher
409
Aanraken, raken, ontvangen
Toucher
410
Elkaar aanraken
Se toucher
411
Waard zijn (van iets)
Valoir
412
Aanvaarden
Accepter
413
Aanvaarden
Accepter
414
Een actie
Une action
415
Een leeftijd
Un âge
416
Brengen, aanbrengen
Apporter
417
Verzekeren
Assurer
418
Zoveel
Autant
419
Verslaan, slaan
Battre
420
Vechten
Se battre
421
Een goed, een bezit
Un bien
422
Het hout, het bos
Le bois
423
Een kant, een zijde, een boord
Un bord
424
Kiezen
Choisir
425
Een hemel
Un ciel
426
Oprichten, ontwerpen, scheppen
Creer
427
Eerst
D’abord
428
Ontdekken
Découvrir
429
Een zondag
Un dimanche
430
Een baan, een gebruik
Un emploi
431
Eindelijk
Enfin
432
Eindelijk
Enfin
433
Dan, daarna
Ensuite
434
Een geest
Un esprit
435
Een voorbeeld
Un exemple
436
Bestaan
Exister
437
Sluiten
Fermer
438
Sluiten
Se fermer
439
Een vorm, een conditie
Une forme
440
Een soort
Un genre
441
Een grote
Un grand
442
Gisteren
Hier
443
Internationaal
International
444
Een krant
Un journal
445
Juist
Juste
446
Juist
Juste
447
Lang
Longtemps
448
Een licht
Une lumière
449
Leiden
Mener
450
Leiden naar
Mener a
451
Een omgeving, een milieu
Un milieu
452
Het midden
Le milieu
453
Het midden
Le milieu
454
Een miljard
Un milliard
455
Een beweging
Un mouvement
456
De muziek
La musique
457
De muziek
La musique
458
Een ouder
Un parent
459
Een kleine
Un petit
460
Een kleine
Un petit
461
Het plezier
Le plaisir
462
Drukken op, groeien
Pousser (sur)
463
Drukken op, groeien
Pousser (sur)
464
Elkaar duwen
Se pousser
465
Elkaar duwen
Se pousser
466
Voorzien
Prévoir
467
Voorzien
Prévoir
468
Weigeren
Refuser
469
Weigeren
Refuser
470
Weigeren
Refuser
471
Een overblijfsel, een rest
Un reste
472
Een stilte
Un silence
473
Een situatie
Une situation
474
Zes
Six
475
De zon
Le soleil
476
Volstaan met
Suffire
477
Volstaan met
Suffire
478
Iets, een ding, een truc, een handigheid
Un truc