11 Flashcards

1
Q

competitie

A

wanner consument, voor het goed dat hij wilt, een keuze moet maken tussen verschillende producenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

marktmacht

A

een producent heet marktmacht wanneer hij de prijs van zijn goed kan verhogen zonder zijn marktaandeel volledig aan concurrenten te verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

prijsnemer

A

een bedrijf is prijsnemer wanneer zijn individuele beslissingen geen impact hebben op de markptijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

totale opbrengst

A

het geheel aan opbrengsten die het bedrijf uit de verkoop van zijn g&d haalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gemiddelde opbrengst

A

de opbrengst per verkochte eenheid goederen of diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

marginale opbrengst

A

de toename van de totale opbrengsten per extra verkochte eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

break-even hoeveelheid

A

economische nulwinst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly