11 Flashcards
1
Q
competitie
A
wanner consument, voor het goed dat hij wilt, een keuze moet maken tussen verschillende producenten
2
Q
marktmacht
A
een producent heet marktmacht wanneer hij de prijs van zijn goed kan verhogen zonder zijn marktaandeel volledig aan concurrenten te verliezen
3
Q
prijsnemer
A
een bedrijf is prijsnemer wanneer zijn individuele beslissingen geen impact hebben op de markptijs
4
Q
totale opbrengst
A
het geheel aan opbrengsten die het bedrijf uit de verkoop van zijn g&d haalt
5
Q
gemiddelde opbrengst
A
de opbrengst per verkochte eenheid goederen of diensten
6
Q
marginale opbrengst
A
de toename van de totale opbrengsten per extra verkochte eenheid
7
Q
break-even hoeveelheid
A
economische nulwinst