100 vragen deel 3 Flashcards

1
Q
  1. De Labrador Retriever uit de vorige vraag bleek uiteindelijk trauma van de dorsale pharynx wand opgelopen te
    hebben bij het spelen met stokken. Wat is de juiste therapie?
    A: Breedspectrum AB, pijnstillers, zacht voedsel en afwachten
    B: Een aanwezige pharynx perforatie hechten, daarna pijnstillers en AB, zacht voedsel
    C: Trauma van de dorsale pharynx wand heeft een zeer slechte prognose, euthanasie is het beste advies
    D: Hals exploratie en drainage van het steekkanaal, pharynx perforatie hechten, pijnstillers en AB
A

D. Hals exploratie en drainage van het steekkanaal, pharynx perforatie hechten, pijnstillers en AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Postoperatieve strictuurvorming na een perineale urethrostomie bij een kater is een complicatie die meestal
    veroorzaakt wordt doordat de techniek van de operatie niet goed was. Hoe dien een perineale urethrostomie lege
    artis te worden uitgevoerd om postoperatieve structuurvorming te voorkomen?
    A: De urethra moet zo min mogelijk worden losgemaakt van de omgeving om te voorkomen dat postoperatieve
    fibrosering rondom de urethra ontstaat.
    B: De urethra moet beiderzijds worden losgemaakt van de verbinding tussen de musculus ischiocavernosus en het
    ischium, maar de glandulae bulbourethrales dienen buiten beeld te blijven.
    C: De urethra moet beiderzijds worden losgemaakt van de verbinding tussen de musculus ischiocavernosus en het
    ischium en de dissectie moet doorgaan tot de glandulae bulbourethrales in beeld komen.
    D: Het distale deel van de urethra dient dorsaal te worden opengeknipt en het slijmvlies van de wijde distale urethra
    dient als een gootje aan de huid te worden gehecht.
A

C. De urethra moet beiderzijds worden losgemaakt van de verbinding tussen de musculus ischiocavernosus en het ischium en de dissectie moet doorgaan tot de glandulae bulbourethrales in beeld komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Bij een hond met een maagdilatatie volvulus wordt incisie gastropexie uitgevoerd. In welk deel van de maag dient de
    incisie gemaakt te worden en welke lagen van de maagwand worden ingesneden en aan de musculus transversus
    abdominus gehecht?
    A: Incisie door lamina serosa, lamina muscularis en mucosa in het antrum van de maag midden tussen de curvatura
    major en minor.
    B: Incisie door lamina serosa en lamina muscularis in het antrum van de maag midden tussen de curvatura major
    en minor.
    C: Incisie door de lamina serosa, lamina muscularis en mucosa in de cardia van de maag midden tussen curvatura
    major en minor.
    D: Incisie door de lamina serosa en lamina muscularis in de cardia van de maag midden tussen de curvatura major en
    minor.
A

B. Incisie door lamina serosa en lamina muscularis in het antrum van de maag midden tussen de curvatura major en minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Waar vindt u de linker n. phrenicus in de thorax?
    A: In het mediastinum, horizontaal verlopend, net onder de hartbasis
    B: Buiten het mediastinum, horizontaal verlopend, net onder de hartbasis
    C: In het mediastinum, horizontaal verlopend, langs de v. cava caudalis
    D: Buiten het mediastinum, horizontaal verlopend, langs de v. cava caudalis
A

A. In het mediastinum, horizontaal verlopend, net onder de hartbasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. U verwijdert een intra abdominale testikel tumor bij een 10 jaar oude kruising reu en stuurt materiaal in voor
    histologisch onderzoek. De uitslag luidt: Sertolicel tumor.
    Welke info over de Sertoli cel tumoren bij de reu is correct?
    A: Sertoli cel tumoren produceren geen oestrogenen en veroorzaken geen beenmergdepressie
    B: Sertoli cel tumoren komen vaker voor in normale testikels dan in cryptorche testikels
    C: Sertoli cel tumoren komen altijd samen voor met Leydig cel tumoren
    D: Sertoli cel tumoren metastaseren vaker dan andere testikel tumoren
A

D. Sertoli cel tumoren metastaseren vaker dan andere testikel tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Welke anatomische structuren bepalen de dorsale ligging van de ovaria in de buikholte?
    A: Ligamentum ovarium proprium en het ligamentum suspensorium ovarii
    B: Mesovarium en het ligamentum suspensorium ovarii
    C: Mesovarium en de mesosalphinx
    D: Ligamentum ovarium proprium en de mesosalphinx
A

B. Mesovarium en het ligamentum suspensorium ovarii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. U opereert een hond met een othematoom. Waarom moeten de knopen van de enkelvoudige oorschelp hechtingen
    aan de buitenzijde (convexe zijde) van de oorschelp komen te liggen?
    A: Dan kunnen ze gemakkelijker worden verwijderd als ze niet vanzelf oplossen in 3 weken.
    B: Dan is er minder kans op verschrompeling van de oorschelp en stenosering van de ingang naar de gehoorgang.
    C: Dan is er een betere hemostase in de oorschelp en minder kans op recidief van het othematoom.
    D: Dan worden de verschillende lagen van de oorschelp beter op elkaar gefixeerd en is er minder kan op recidief van
    het othematoom.
A

B. Dan is er minder kans op verschrompeling van de oorschelp en stenosering van de ingang naar de gehoorgang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Waar bevindt zich de truncus vagosympathicus in de hals?
    A: Binnen de viscerale ruimte, verbonden met losmazig bindweefsel aan de a. carotis communis
    B: Buiten de viscerale ruimte, verbonden met losmazig bindweefsel aan de a. carotis communis
    C: Binnen de viscerale ruimte, verbonden met losmazig bindweefsel aan de v. jugularis externa
    D: Buiten de viscerale ruimte verbonden met losmazig bindweefsel aan de v. jugularis externa
A

A. Binnen de viscerale ruimte, verbonden met losmazig bindweefsel aan de a. carotis communis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Kies het juiste antwoord: Bij premedicatie van een hond voorafgaande aan een ovariëctomie, geldt dat:
    A: De analgetische component altijd onderdeel van de premedicatie uit zal maken.
    B: Een anticholinergicum altijd onderdeel van de premedicatie zal uitmaken.
    C: Het effect van de gebruikte middelen ook in de postoperatieve fase altijd nog significant aanwezig is.
    D: Bij een alfa-2-agonist, de analgetische bijdrage onderschikt zal zijn aan de sedatieve component.
A

A. De analgetische component altijd onderdeel van de premedicatie uit zal maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Welke bewering over de toepassing van lokale anesthetica bij de kat is juist?
    A: Selectieve blokkers van de n. facialis wordt toegepast als sensibel blok bij tandheelkundige ingrepen.
    B: Het gevaar van systemische toxiciteit door continue infusie van lidocaïne, is bij de kat kleiner dan bij de hond.
    C: Een goed gedoseerd en geplaatst epiduraal blok op de lumbo-sacrale overgang geeft zowel een motorisch als
    een sensibel blok caudaal van de injectieplaats.
    D: Lidocaïne heeft een langere werkingsduur dan Bupivacaïne.
A

C: Een goed gedoseerd en geplaatst epiduraal blok op de lumbo-sacrale overgang geeft zowel een motorisch als
een sensibel blok caudaal van de injectieplaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Je ziet een hond die stabiel wordt beademd tijdens algehele anesthesie, een uur na inleiding ineens een vlakke lijk in
    het ECG en het eind-expiratoire CO2 daalt plotseling sterk. Wat is de volgende stap die genomen moet worden?
    A: Starten met hartmassage
    B: Controleren van de ECG leads
    C: Pulse oximeter aansluiten
    D: Bloeddruk meten
A

A. Starten met hartmassage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Je staat op het punt een hond te anestheseren, waarbij je verwacht dat de intubatie zeer lastig zal worden. Wat is de
    meest geschikte manier van induceren?
    A: Snelle bolus Propofol IV
    B: Snelle bolus Ketamine IV
    C: Snelle bolus Thiopental IV
    D: Snelle bolus Alfaxalone IV
A

B. Snelle bolus ketamine IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. U heeft een geanestheseerde kat aangesloten op een Mapleson D toedieningssysteem (“het kattensysteem”) en
    maakt gebruik van een half open techniek (totale glasflow 2L/min; 30% O2) Het capnogram ziet er uit zoals u mag
    verwachten. Plotseling schiet de ademfrequentie van de kat omhoog door chirurgische stimulatie en u ziet direct
    rebreathing (inspiratoir CO2 1%) optreden op het capnogram.
    Welke van de onderstaande verklaringen voor het plotselinge optreden van de CO2 rebreathing is de juiste?
    A: Door de verhoogde ademfrequentie is de weerstand in het systeem zo groot geworden dat de kat niet goed kan
    ademen.
    B: Door de verhoogde ademarbeid is de O2 consumptie gestegen en is 30% O2 ontoereikend geworden.
    C: Door de verhoogde ademarbeid is de CO2 productie gestegen en is 30% O2 ontoereikend geworden.
    D: Door de verhoogde ademfrequentie is de adempauze afgenomen en is de totale gasflow ontoereikend
    geworden.
A

D. Door de verhoogde ademfrequentie is de adempauze afgenomen en is de totale gasflow ontoereikend geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Een 14 jaar oude kat wordt u aangeboden op het spreekuur met acute blindheid. Tijdens het oogonderzoek is in het
    linkeroog bloed in de voorste oogkamer zichtbaar, diepere delen van dit oog zijn niet beoordelen. In het rechteroog
    is een totale ablatio retinae zichtbaar met subretinale bloedingen. Volledig algemeen onderzoek toont zwakte in de
    achterhand.
    Wat is de juiste eerste stap in het aanvullend onderzoek?
    A: Echografisch onderzoek van beide ogen
    B: Bloedonderzoek
    C: Bloeddrukmeting
    D: Bioptname uit de voorste oogkamer
A

C. Bloeddrukmeting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Benoem in de juiste volgorde de onderdelen van de fundus van buiten naar binnen.
    A: Neuroretina, retinaal pigmentepitheel, choroid met tapetum lucidum, sclera
    B: Sclera, choroid, tapetum lucidum, retinaal pigment epitheel, neuroretina
    C: Sclera, tapetum lucidum, retinaal pigment epitheel, choroid, neuroretina
    D: Sclera, retinaal pigmentepitheel, choroid, neuroretina, tapetum lucidum
A

B. Sclera, choroïd, tapedum lucidum, retinaal pigment epitheel, neuroretina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Een 6 jaar oude Golden Retriever reu wordt bij u aangeboden met een huidtumor van 3 cm doorsnede bij de knie.
    De tumor is niet gefixeerd aan de ondergrond. U denkt dat het gaat om een mastceltumor.
    Welke van onderstaande uitspraken is in deze situatie correct?
    A: Als het inderdaad een mastceltumor is heeft het aanprikken van de tumor voor een DNAB een verhoogd risico
    op nabloeden.
    B: U besluit om niet te gaan opereren omdat u geen 3 cm marge rond de tumor kan garanderen.
    C: U neemt eerst een DNAB omdat u vooraf de maligniteitsgradering wilt vaststellen.
    D: Voordat u gaat opereren neemt u eerst een röntgenfoto van de thorax om eventuele long metastasen op te
    kunnen sporen.
A

C. U neemt eerst een DNAB omdat u vooraf de maligniteitsgradering wilt vaststellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  1. Wat is de meest gebruikelijke methode om maligne lymfoom bij de kat te classificeren om zo een uitspraak te
    kunnen doen over de prognose?
    A: De methode die zich baseert op de anatomische lokalisatie van de tumor
    B: De methode die zich baseert op de antigeen ELISA test voor p27
    C: De methode, die FeLV + katten scheidt van FeLV - katten
    D: De WHO methode zoals die is opgesteld voor maligne lymfoom bij de hond
A

?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  1. In welk deel van de ophanging van het maagdarmkanaal ligt de milt?
    A: Omentum minus
    B: Omentum majus
    C: Mesoduodenum
    D: Mesocolon
A

B. Omentum majus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  1. Het belangrijkste onderdeel van de behandeling van een dier met een blaasparalyse is:
    A: Het geven van een parasympaticolytica
    B: Het geven van een sympaticolytica
    C: Het voorkomen van complicaties door de blaas te spoelen
    D: Het zorgen dat de blaas goed en vaak leeggemaakt wordt
A

D. Het zorgen dat de blaas goed en vaak leeggemaakt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  1. Tijdens het lichamelijk onderzoek van een 3 maanden oud Maltezer Leeuwtje (teef, 2 kg) voelt u een steile pols.
    Welke hartaandoening kan hiervoor verantwoordelijk zijn?
    A: Ernstige subvalvulaire aortastenose
    B: Kleine ventrikel septum defect
    C: Ernstige mitralisklep insufficiëntie door dysplasia
    D: Persisterende ductus arteriosus met links naar rechts shunt
A

D. Persisterende ductus arteriosus met een links naar rechts shunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  1. Wanneer tijdens een echografisch onderzoek een structuur in beeld komt die al het geluid weerkaatst, dan heet het
    ontstane artefact achter deze structuur…
    A: … akoestische schaduw.
    B: … distale versterking.
    C: … reverberatie.
    D: … spiegel artefact.
A

A. … Akoestische schaduw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. Bij welk van de volgende patiënten kan een histologische nierbiopt waardevolle informatie verschaffen aangaande
    de therapie?
    A: Kat met recidiverende urineweginfecties
    B: Kat met beiderzijds cysten in de nieren
    C: Hond met persisterende proteïnurie zonder azotemie
    D: Hond met eindstadium chronische nierziekte
A

C: Hond met persisterende proteïnurie zonder azotemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
  1. Een karakteristiek klinisch kenmerk van een hond met een chronische niet behandelde gegeneraliseerde ernstige
    demodicosis is…
    A: … een diepe pijnlijke dermatitis.
    B: … heftige jeuk over het gehele lichaam.
    C: … een oppervlakkige dermatitis.
    D: … talrijke collarettes en maculae.
A

A. … een diepe pijnlijke dermatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
  1. Exocriene pancreasinsufficiëntie bij de hond wordt gekenmerkt door…
    A: …vermageren ondanks toegenomen eetlust en licht gekleurde waterige faeces.
    B: …snelle respons op pancreasenzym toevoeging aan de voeding.
    C: …recidiverende buikpijn.
    D: …vermageren ondanks toegenomen eetlust en doffe vacht met veel los haar.
A

D. … vermageren ondanks toegenomen eetlust en doffe vacht met veel los haar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
234. Welke van de volgende beweringen aangaande hypercalciëmie is juist? A: Hypercalciëmie bij de oudere kat is meestal het gevolg van een bijschildkliertumor. B: Dehydratie is één van de redenen voor een verhoogd plasma calcium gehalte. C: Hypercalciëmie bij de hond is vaak het gevolg van een overmaat aan aldosteron. D: Dieetmaatregelen vormen een belangrijk onderdeel van de behandeling van hypercalciëmie bij de hond.
B: Dehydratie is één van de redenen voor een verhoogd plasma calcium gehalte.
26
235. Bij een 4 maanden oude vrouwelijke Labrador Retriever wordt vastgesteld dat er sprake is van bilaterale intramurale ectopische ureteren. Hoe is de prognose voor volledige continentie na operatie van deze hond? A: Wanneer beide ureteren geopereerd worden en de operatie verloopt zonder complicaties is de prognose voor continentie op de langere termijn goed. B: Doordat de ureteren intramuraal ectopisch zijn zal er na operatie altijd enige urge-incontinente blijven bestaan. C: Het opereren van intramuraal verlopende ureteren is niet van invloed op de sfincter functie van de blaas. Ook na operatie kan de hond dus incontinent blijven. D: Wanneer na operatie van intramuraal verlopende ureteren incontinentie blijft bestaan is dat altijd op te lossen met sympaticomimetica.
C: Het opereren van intramuraal verlopende ureteren is niet van invloed op de sfincter functie van de blaas. Ook na operatie kan de hond dus incontinent blijven.
27
236. U opereert een Duitse Dog met een MDV (maagdilatatie-volvulus syndroom/maagtorsie). Bij de operatie stelt u vast dat de vena lienalis getromboseerd is. Welke handeling dient u in verband daarmee uit te voeren? A: Een correcte repositie van de maag, waardoor de trrombosering wordt opgeven. Daarna gastropexie. B: Een correcte repositie van zowel de maag als de milt, waardoor de trombosering wordt opgeheven. Daarna gastropexie. C: Euthanasie, omdat bij trombosering van de v. lienalis ook de bloedvoorziening van de maag blijvend verstoord is. D: Een correcte repositie van de maag en splenectomie. Daarna gastropexie.
D. Een correcte repositie van de maag en splenectomie. Daarna gastropexie
28
237. Bij otoscopisch onderzoek van een jonge kat stelt u vast dat er sprake is van een oormijtinfectie. Hoe dient u deze te behandelen? A: Oren spoelen, behandeling met Otimectin of Stronghold, daarna een corticosteroïd houdende oorzalf, na 3 weken herhalen van Otimectin of Stronghold. B: Twee keer behandelen met Otimectin of Stronghold, met 6 weken tussentijd. Alle dieren in een huishouden mee behandelen. C: Eén keer behandelen met Otimectin of Stronghold is voldoende. Alle dieren in een huishouden mee behandelen. D: Oren spoelen, behandeling met Otimectin of Stronghold, controle na 3 weken en zonodig nabehandelen met een nystatine bevattende oorzalf.
A. Oren spoelen, behandeling met Otimectin of Stronghold, daarna corticosteroïd houdende oorzalf, na 3 weken herhalen van Otimectin of stronghold
29
238. Hoe kunt u in uw diagnostiek van een subcutane dikte bij de hond differentiëren tussen normaal vetweefsel, lipoom en liposarcoom? A: Bij cytologisch onderzoek wijst de aanwezigheid van vrije pyknotische kernen meestal op liposarcoom. B: Als bij klinisch onderzoek fixatie van de dikte aan de ondergrond bestaat is er meestal sprake van een liposarcoom. C: Normaal vetweefsel, lipoom en liposarcoom zijn alleen histologisch van elkaar te onderscheiden. D: De bevinding “clusters lege vetcellen” bij cytologisch onderzoek is passend bij een lipoom.
C. Normaal vetweefsel, lipoom en liposarcoom zijn alleen histologisch van elkaar te onderscheiden.
30
239. Een 6-jarige Poedel teef, intact, wordt aangeboden met een gezwel in het 4e melkklierpakket rechts. Het is 2 cm in diameter, is niet gefixeerd aan huid of onderlaag en er zijn geen vergrote regionale lymfeklieren te voelen. Welk van de volgende mogelijkheden is het beste advies dat u aan de eigenaar kunt geven? A: Eerst een DNAB nemen om te bepalen of het een benigne of maligne mammatumor is. B: Een blok-resectie uitvoeren gecombineerd met ovariëctomie (OVE) om nieuwe maligne mammatumoren te voorkomen. C: Een blok-resectie uitvoeren gecombineerd met ovariëctomie (OVE) om nieuwe mammatumoren te voorkomen. D: De tumor operatief verwijderen en histologisch laten onderzoeken. Indien het maligne is, alsnog een blokresectie uitvoeren.
C. Een blok-resectie uitvoeren gecombineerd met ovariëctomie (OVE) om nieuwe mammatumoren te voorkomen
31
240. Voor de chirurgische behandeling van idiopathische larynxparalyse bij de hond wordt een unilaterale arytenoid lateralisatie geadviseerd. Welke complicatie komt na het uitvoeren van deze operatie soms voor? A: Aspiratie pneumonie B: Schorre blaf C: Een sterk verminderd uithoudingsvermogen D: Ernstige slikproblemen
A. Aspiratie pneumonie
32
241. Waarom kan een lineair corpus alienum in de darm meestal niet via 1 incisie verwijderd worden? A: Omdat het lineaire corpus alienum andere buikorganen aangeprikt kan hebben. B: Omdat het altijd vastloopt in de flexura duodeno-jejunale. D: Omdat je atlijde een darmresectie moet doen. D: Omdat het insnijdt in de mesenteriale zijde van de darm.
D. Omdat het insnijdt in de mesenteriale zijde van de darm.
33
242. Een eigenaar meldt zich in uw praktijk met een cryptorche mannelijke Labrador Retriever pup van 12 weken. De fokker heeft tegen hem gezegd dat de testikels nog zullen indalen in het scrotum en dat hij zich geen zorgen hoeft te maken. Hij wil van u horen of dat klopt. Welke van de onderstaande afspraken is juist? A: Bij reutjes horen de testikels bij de geboorte al afgedaald te zijn in het scrotum. Indalen is niet meer te verwachten. B: Bij reutjes horen de testikels op de leeftijd van 8 weken afgedaald te zijn in het scrotum. Indalen is niet meer te verwachten. C: De testikels kunnen nog indalen tot op de leeftijd van 16 weken. D: De testikels kunnen nog indalen tot op de leeftijd van 26 weken.
D. De testikels kunnen nog indalen tot op de leeftijd van 26 weken
34
243. Een mopshond wordt u aangeboden op het spreekuur met een pre-perforatief lytisch ulcus corneae van het rechteroog (OD). De STT van dit oog is 10 mm in 1 minuut. De juiste therapie bestaat uit... A: ...Acetylcysteïne oogdruppels, een breedspectrum lokaal antibioticum, zoals Chlooramphenicol oogzalf en een systemische pijnstiller/ontstekingsremmer. B: ...het nemen van een swab voor bacteriologisch onderzoek inclusief antibiogram, het overhechten van de membrana nictitans en direct starten met Acetylcysteïne oogdruppels, een ‘tweedekeus’ of ‘derdekeus’ lokaal antibioticum en een systemische pijnstiller/ontsekingsremmer. C: ...het nemen van een swab voor bacteriologisch onderzoek inclusief antibiogram, het plaatsen van een conjuctivale flap en wachten op de uitslag van het antibiogram voordat gestart wordt met Acetylcysteïne oogdruppels, een gericht lokaal antibioticum en een systemische pijnstiller/ontstekingsremmer. D: ...het nemen van een swab voor bacteriologisch onderzoek inclusief antibiogram, het plaatsen van een conjuctivale flap, direct starten met Acetylcysteïne oogdruppels, een ‘tweedekeus’ of ‘derdekeus’ lokaal antibioticum en een systemische pijnstiller/ontstekingsremmer.
D. ... Het nemen van een swab voor bacteriologisch onderzoek inclusief antibiogram, het plaatsen van een conjunctivale flap, direct starten met Acetylcysteïne oogdruppels, een 'tweedekeus' of 'derdekeus' lokaal antibioticum en een systemische pijnstiller/ontstekingsremmer
35
244. Een kat wordt u aangeboden met beiderzijds hyperemie van de iris en ontstekingsprecipitaten tegen het cornea endotheel. Wat is de eerste stap in uw aanvullend onderzoek na een volledig algemeen lichamelijk onderzoek, waarbij geen bijzonderheden zijn gevonden? A: Bloedonderzoek B: Röntgenfoto’s van de thorax C: Echografisch onderzoek van het abdomen D: Punctie van kamerwater uit de voorste oogkamer.
A. Bloedonderzoek
36
245. Een Jack Russell Teriër wordt u aangeboden op het spreekuur met een lensluxatie naar posterior in het rechter oog. Er zijn geen andere oogafwijkingen zichtbaar. Wat is de juiste therapie? A: Met spoed doorsturen naar een oogheelkundig specialist. B: Behandelen met een mydriaticum en doorsturen naar een oogheelkundig specialist binnen een week. C: Behandelen met een mioticum en doorsturen naar een oogheelkundig specialist binnen een week. D: Behandelen met een koolzuur anhydrase remmer en doorsturen naar een oogheelkundig specialist binnen een week.
C. Behandelen met een mioticum en doorsturen naar een oogheelkundig specialist binnen een week.
37
246. Twee weken geleden is u een Boxer aangeboden met een oppervlakkig (epitheliaal) ulcus corneae van het rechteroog. Tijdens dit consult heeft u met een volledig oogonderzoek geen oorzaken kunnen vinden voor dit ulcus. Hierna hebt u een lokaal breedspectrum antibioticum en een systemische pijnstiller/ontstekingsremmer voorgeschreven. Vandaag komt deze patiënt bij u op controle en er is geen verbetering opgetreden, het ulcus corneae is oppervlakkig (epitheliaal) en nog steeds aanwezig, tevens ontdekt u losliggen cornea-epitheel. Wat is de juiste therapie? A: Veranderen van lokaal antibioticum B: Het nemen van een swab voor bacteriologisch onderzoek inclusief antibiogram, en in afwachting van de uitslag de ingestelde medicamenteuze therapie voortzetten. C: Het curetteren van de cornea en voortzetten van de ingestelde medicamenteuze therapie. D: Het plaatsen van een tijdelijke tarsorrhaphie en voortzetten van de ingestelde medicamenteuze therapie.
C. Het curreteren van de cornea en voortzetten van de ingestelde medicamenteuze therapie
38
247. Wat is uw correcte reactie als een dier tijdens een ingreep onder inhalatie-anesthesie minder goed spontaan ademt (hypoventilatie)? A: Minder Isofluraan geven B: Meer Isofluraan geven C: Minder zuurstof geven D: Meer zuurstof geven
A. Minder isofluraan geven
39
248. Welk sedatiemiddel is geschikt om een röntgenologisch onderzoek uit te voeren bij een pijnlijk, bange, maar verder gezonde hond? A: Carprofen B: Lidocaïne C: Midazolam D: Medetomidine
D. Medetomidine
40
249. Welke stelling is juist? Een neurolept-analgetische combinatie... A: ...is bijvoorbeeld een combinatie van Ketamine en Medetomidine. B: ...wordt toegepast in een lage dosering om algehele anesthesie te verkrijgen. C: ...met Acepromazine, Methadon en Atropine verlaagt de kans op braken na intramusculaire injectie. D: ...kan volledig worden antagoneerd.
C. ... Met Acepromazine, methadon en atropine verlaagt de kans op braken na IM injectie
41
250. Welke stelling is juist? Bij het toepassen van epidurale anesthesie... A: ... is het effect van lidocaïne (motorblok en analgesie) sneller zichtbaar dan na een spinale injectie. B: ...is sepsis een contra-indicatie. C: ...weet je dat het blok goed geplaatst is als het dier spontaan urineert. D: ...stijgt de bloeddruk.
B. ... Is sepsis een contra-indicatie
42
251. Monitoring van de patiënt met behulp van capnometrie geeft informatie over... A: ...het teugvolume. B: ...de hoeveelheid inspiratoir en expiratoir CO2 (in mmHg of kPa). C: ...de hoeveelheid expiratoir zuurstof (in mm Hg of kPa). D: ...de beademingsdruk (in cm H2O)
B. ... De hoevelheid inspiratoir en expiratoir CO2 (in mmHg of kPa)
43
252. Welke van de onderstaande beweringen over de topografische anatomie van de pharynx is juist? A: Het pars oralis en pars nasalis van de pharynx worden van elkaar gescheiden door het palatum durum. B: De overgang tussen mondholte en pharynx wordt gemarkeerd door de arcus palatopharyngeus. C: Het pars laryngeus en pars nasalis van de pharynx communiceren met elkaar via het ostium intrapharyngeum. D: De arcus palatoglossus is een voortzetting van het palatum molle.
C. Het pars laryngeus en pars nasalis van de pharynx communiceren met elkaar via het ostium intrapharyngeum
44
253. Op onderstaan plaatje ziet u de neus van een hond. Wat is hier het probleem en is hier wat aan te doen met een operatie? A: Dit zijn stenotische neusvleugels. Bij de operatie verwijdert met een deel van elk neusvleugeltje inclusief een deel van het dorsolaterale neuskraakbeentje, waardoor de ingang ruimer wordt. B: Dit zijn stenotische neusvleugels. Bij de operatie verwijder met de neusvleugeltjes volledig, waardoor de ingang ruimer wordt. C: Hier zijn we depigmentatie van het neusslijmvlies, dus zou een trepanatie van de neusgang en Clotrimazole spoeling tegen Aspergillose geïndiceerd zijn. D: Dit is een congenitale ontwikkelingsstoornis van het planum nasale. Een operatie is niet zinvol omdat de neusvleugels geen kraakbeen bevatten.
A. Dit zijn stenotische neusvleugels. Bij de operatie verwijdert men een deel van elk neusvleugeltje inclusief een deel van het dorsolaterale neuskraakbeentje, waardoor de ingang ruimer wordt.
45
254. Welke bewering m.b.t. Spironolacton is juist? Spironolacton... A: Is een osmotisch werkzaam diureticum en mag niet gebruikt worden bij hartfalen. B: Werkt in het ascenderende deel van de lus van Henle. C: Bevordert de terugresorptie van calcium in de distale tubulus. D: Werkt in de verzamelbuis en is een zwak diureticum.
D. Werkt in de verzamelbuis en is een zwak diureticum
46
255. Voor welke receptor zou u een agonist geven als u een kat met astma aangeboden krijgt? A: Muscarine receptor B: Nicotine receptor C: α2 adrenerge receptor D: β2 adrenerge receptor
D: beta2 adrenerge receptor
47
256. Als de frequentieverdeling van uitkomsten van een diagnostische test in een gezonde controle populatie ernstig scheef verdeeld is (geskewed), welke van de volgende beweringen over het bepalen van de referentiewaarden is dan juist? A: De boven- en ondergrens van de referentiewaarden worden berekend als het gemiddelde ± 2x de standaard afwijkingen. B: De Gausse kromme methode is een geschikte techniek om het referentiegebied te berekenen. C: 95% van de waarden van deze variabele valt binnen het bereik gedefinieerd door het gemiddelde ± 2x de standaard afwijkingen. D: De referentiewaarden worden bepaald door de waarden die vallen boven de onderste 2,5% en beneden de bovenste 2,5% van de verdeling.
D. De referentiewaarden wordne bepaald door de waarden die vallen boven de onderste 2,5% en beneden de bovenste 2,5% van de verdeling.
48
257. Welke van de onderstaande stellingen over systemische hypertensie bij de kat is juist? A: Hypertensie komt vooral bij jongere (<5 jaar) katten voor. B: Acute blindheid is een regelmatig voorkomend verschijnselen bij katten met hypertensie. C: Systemische hypertensie is meestal een primaire (idiopathische) aandoening. D: Amlodipine geeft vaak onvoldoende bloeddrukdaling.
B. acute blindheid is een regelmatig voorkomend verschijnsel bij katten met hypertensie
49
258. Bij een 3 jaar oude Sint Bernard hond (70 kg) met ascites wordt de diagnose harttamponnade door een idiopathische pericardovervulling vastgesteld. Wat is de juiste behandeling? A: Abdominocentese B: Intraveneus diureticum (bijvoorbeeld Furosemide) C: ACE-remmer (bijvoorbeeld Enalapril) D: Pericardiocentese
D. Periocardiocentese
50
259. Welke bewering is juist? Een urinemonster met een soortelijk gewicht van 1.005… A: … is indicatief voor een tubulaire nieraandoening. B: …heeft een osmolariteit die vergelijkbaar is met plasma. C: …kan voorkomen bij dieren met primaire polydipsie. D: …helpt bij onderscheid tussen centrale diabetes insipidus en hypercalcemie.
C: ... kan voorkomen bij dieren met primaire polydipsie
51
260. Je wilt bloed afnemen voor het bepalen van de Ht, MCV, MCH, MCHC, Reticulocyten % en de CHR. Welk buisje gebruik je? A: Serumbuisje B: Heparinebuisje C: EDTA-buisje D: NaF-buisje (natriumfluoride)
C. EDTA-buisje
52
261. Er wordt bij u een 5 jaar oude Border Collie reu (gecastreerd) aangeboden met een iets verminderde eetlust, verder meldt de eigenaar geen bijzonderheden. Bij LO vindt u geen afwijkingen en u besluit een aanvullend bloedonderzoek te doen. Hieruit blijkt dat het AF en ALT verhoogd zijn. U legt uit aan de eigenaar dat een aanvullend onderzoek naar een mogelijk leverprobleem nodig is. De eigenaar gaat akkoord en u laat een ervaren collega uit uw praktijk een echo van de lever in combinatie met biopten uitvoeren. 4 dagen laten ontvangt u de uitslag: ‘Chronische hepatitis met een matige activiteit, niet koper geassocieerd. Geen aanwijzingen voor ombouw’. Wat adviseert u de eigenaar? A: Starten met een leverdieet en over 6 weken terug te komen voor een controle van het bloedonderzoek B: Het geven van Prednison en over 6 weken terug te komen voor een controle bloedonderzoek C: Het geven van Prednison en over 6 weken terugkomen voor een controle leverbiopsie D: Het geven van Penicillamine en over 6 maanden terugkomen voor een controle leverbiopsie.
C. Het geven van prednison en over 6 weken terugkomen voor een controle leverbiopsie.
53
262. Het panleucopenievirus en het feline enterale coronavirus kunnen beide enteritis veroorzaken bij de kat. Welke van onderstaande beweringen is juist? A: Vaccinatie tegen beide virusinfecties geeft bescherming B: Beide virussen zijn gevoelig voor detergentia C: Enteritis veroorzaakt door feline enterale coronavirus komt i.t.t. de enteritis veroorzaakt door het panleukopenievirus m.n. voor bij volwassen dieren D: Alleen het feline panleucopenievirus kan de foeten in utero infecteren
D. Alleen het feline panleucopenievirus kan de foeten in utero infecteren
54
263. Welke van de volgende beweringen is juist? A: 90% van de katten met primaire hyperparathyreoïdie heeft een verhoogde plasma thyroxine concentratie B: Primaire hyperparathyreoïdie wordt zowel bij de hond als kat veroorzaakt door een adenoom C: Primaire hyperparathyreoïdie wordt gekenmerkt door verhoogde plasma PTHrP concentratie D: Honden met primaire hyperparathyreoïdie hebben meestal een duidelijk verhoogde plasma fosfaat concentratie
B. Primaire hyperparathyreoïdie wordt zowel bij de hond als kat veroorzaakt door een adenoom.
55
264. Bull Mastiff 2 diktes +/- 1 cm perianaal. Een op 11 uur en een op 3 uur. Waarschijnlijkheidsdiagnose? Wat is de therapie? A: Anaalzakcarcinoom: chirurgische resectie B: Perianaaltumor, een adenocarcinoom: castratie C: Perianaalkliertumor, een adenoom: chirurgische resectie D: Perianaalkliertumor, een adenoom: castratie
A. Anaalzakcarcinoom: chirurgische resectie
56
265. Hemangiosarcoom van de milt, gemiddelde overleving na splenectomie als er geen metastasen zijn? A: 1 maand B: 3 maand C: 1 jr D: 2 jr
mediane overleving is 6 maanden gewoon en 9 maanden met chemo
57
266. Het leeg maken en houden van de blaas is het belangrijkste onderdeel van de behandeling van een reu met urethra obstructie. Welke onderdelen horen nog meer thuis in het behandelingsprotocol van een functionele obstructie van de urethra bij de reu? A: Castratie en sympaticomimetica B: Castratie en sympaticolytica C: Scrotale urethrostomie en sympaticomimetica D: Scrotale urethrostomie en sympaticolytica
D. Scrotale urethrostomie en spasmoticolytica
58
267. Welke zenuw is verantwoordelijk voor het activeren van de kauwspieren? A: De n. maxillaris en de n. trigeminus B: De ramus buccalis dorsalis van de n. facialis C: De n. mandibularis van de n. trigeminus D: De ramus buccalis ventralis van de n. facialis
C. De n. mandibularis van de n. trigeminus
59
268. U wilt een bal afpakken van een hond. Deze is hier niet van gediend en trekt zijn bovenlip op. Welke zenuw is hier verantwoordelijk voor? A: Ramus buccalis dorsalis B: N. auriculotemperalis C: N. auriculopalpebralis D: N. infraorbitalis
A. Ramus buccalis dorsalis --> N. infraorbitalis is een aftakking van de n. trigeminus en is sensibel!
60
269. Uit welk vat takt de arteria uterina af bij de hond? A: De a. ovaria B: De a. iliaca interna C: De a. renalis D: De a. vaginalis
B. De a. iliaca interna
61
270. Een anesthesieprocedure wordt onderverdeeld in een aantal fasen. Welk van de onderstaande stellingen is juist? A: De inductiesnelheid bij toediening van een inhalatie-anestheticum wordt mede bepaald door het HMV B: De doelstelling van de premedicatie is het verkorten van de onderhoudsperiode van de algehele anesthesie C: De recovery van een dier na inductie en onderhoud met Ketamine is doorgaans excitatie-loos D: Premedicatie dient uitsluitend ter bevordering en/of ondersteuning van het mentale blok
A. de inductiesnelheid bij toediening van een inhalatie-anestheticum wordt mede bepaald door het hartminuutvolume
62
271. Vul aan met de correcte toevoeging: Bij de epidurale anesthesie met een lokaal anestheticum… A: … wordt het anestheticum in een nauwe ruimte tussen de dura mater en arachnoidea gebracht. B: … stijgt de arteriele bloeddruk. C: … treedt de sensibele uitval meestal eerder op dan de motorische uitval. D: … treden tonische en clonische krampen op door toevoeging van Adrenaline aan het lokaal anestheticum.
C. Treedt de sensibele uitval meestal eerder op dan de motorische uitval
63
272. U gaat een 1,5 jaar oude Duitse Herder teef ’s ochtends om 10.00 uur aan een elleboog opereren (60 minuten snijtijd). Bij pre-anesthetische evaluatie wordt u geconfronteerd met een wat drukke en zenuwachtige hond. In de anamnese komt als enig noemenswaardig feit naar voren dat de hond sinds gisteravond niet gedronken heeft. Bij het pre-anesthetisch onderzoek zijn de enige afwijkingen een rectale temperatuur van 39.8 graden Celcius en continue hijgen. De eigenaar geeft aan de hond pas na 17.00 uur op te kunnen halen. Aangezien het buiten tropisch warm is (35.0 graden Celcius), bent u beducht voor hyperthermie bij uw patient. Daarnaast wilt u natuurlijk ook de gebruikelijke pijlers van de anesthesie bedienen. Welke van de onderstaande anesthesiebenaderingen voldoet hier het beste aan de gewenste doelen? A: Acepromazine, infuustherapie, Midazolam + Ketamine, Propofol infuus, Buprenorfine, en NSAID voor thuis B: Desmedetomidine + SNAID, infuustherapie, Propofol, Isofluraan, Buprenorfine en Atipamezole, en NSAID voor thuis C: Methadon + Midazolam + NSAID, Propofol, Isofluraan, intra-articulair Lidocaïne, Bupivacaïne, en NSAID voor thuis D: Acepromazine + Methadon + NSAID, infuustherapie, Propofol, Isofluraan, Buprenorfine, en NSAID voor thuis
D: Acepromazine + Methadon + NSAID, infuustherapie, Propofol, Isofluraan, Buprenorfine, en NSAID voor thuis
64
273. Een hond met een inoperabele mastceltumor wordt bestraald met een lineaire versneller. Hierbij wordt het principe van fractionering toegepast. Waarom is dit? A: Hierdoor kunnen we de bestraling onder verschillende hoeken toedienen, waardoor er minder beschadiging is van het normale weefsel. B: Hierdoor kan een lagere totale dosis bestraling gegeven worden. C: Hierdoor kunnen we zeer nauwkeurig de hond positioneren, zodat hij steeds op dezelfde plaats bestraald wordt. D: Hierdoor redistribueren tumorcellen naar een gevoeligere fase van de celcyclus, waardoor de bestraling effectiever wordt en kunnen normale cellen makkelijker herstellen.
D: Hierdoor redistribueren tumorcellen naar een gevoeligere fase van de celcyclus, waardoor de bestraling effectiever wordt en kunnen normale cellen makkelijker herstellen.
65
274. Een Amerikaanse Cocker Spaniel met chronische otitis externa ceruminosa heeft dermate ernstige klachten dat u in overleg met de eigenaar de hond doorstuurt naar een chirurg voor het laten uitvoeren van een totale ablatio van de gehoorgang van het oor met de meeste klachten. Welke zenuw kan bij deze operatie beschadigd raken? A: N. facialis B: N. trigeminus C: N. hypoglossus D: N. auricularis
A. De n. facialis
66
275. Een 6 jaar oude Bloedhond, mannelijk gecastreerd, wordt aan het eind van de avonds aangeboden in verband met loos braken en een toegenomen buikomvang. U treft een slome, hijgende hond. De pols is 140/min en matig krachtig, de slijmvliezen zijn rood van kleur en de buikomvang is zichtbaar toegenomen. U verdenkt de hond van een MDV (maagdilatatie volvulus syndroom). U probeert de maag te sonderen maar kunt de sonde niet doorvoeren naar de maag. Wat dient u nu te doen? A: De hond direct opereren of doorsturen voor operatie. B: De hond sederen, zodat de sonde makkelijker opschuift. C: De maag percutaan aanprikken met een trocar of dikke naald. D: Een spasmolyticum (zoals Buscopan) geven, enige tijd wachten en dan opnieuw proberen.
C. de maag percutaan aanprikken met een trocar of dikke naald
67
276. Een 7 jaar oude mannelijk gecastreerde Hovawart wordt bij u aangeboden vanwege ernstige strangurie en roodverkleuring van de urine. Tijdens echografisch onderzoek neemt u een goed gevulde blaas waar met troebele urine. Er lijkt geen sprake te zijn van blaasstenen. Daarnaast ziet u een wat onregelmatig vergrote prostaat van 4 cm doorsnede met enkele kleine cystes. Urine onderzoek toont naast bloedbijmenging ook struviet kristallen. Wat is de meest passende volgende stap? A: U voert een cystocentese uit voor bacteriologisch onderzoek van de urine en start ondertussen met een empirische antibioticabehandeling voor de vermeende urineweginfectie. B: U voert een retrograde contrastonderzoek uit van de blaas en urethra om urolithiasis uit te sluiten alvorens u de vermeende prostatitis behandeld. C: U maakt een thoraxfoto om zichtbare metastasering naar de longen uit te sluiten alvorens u aanvullend onderzoek van de prostaat adviseert. D: U adviseert een dieet tegen struviet vorming in afwachting van de urinekweek en start een behandeling met Ypozane tegen benigne prostaat hyperplasie.
B. U voert een retrograde contrastonderzoek uit van de blaas en urethra om urolithiasis uit te sluiten alvorens u de vermeende prostatitis behandeld
68
277. Een 10 jaar oude Golden Retriever (mannelijk gecastreerd) wordt u aangeboden in verband met een sinds 1 dag bestaand othematoom van het linker oor. Uw collega heeft deze hond al jaren onder behandeling wegens een recidiverende otitis externa cermuminosa van beide oren. De laatste tijd ging het juist erg goed met de oren van de hond. Bij inspectie stelt u vast dat het othematoom de volledige oorschelp betreft en dat er in de gehoorgang aan het linker oor geen CA aanwezig is. Welke behandeling is op dit moment aan te raden om problemen in de toekomst te voorkomen.? A: Het othematoom dagelijks puncteren en leegzuigen en vervolgens de oorschelp met een gepolsterd kopverband inpakken. B: Het othematoom openen en legen aan de convexe zijde en de weefsellagen op elkaar hechten. C: Het othematoom openen en leggen aan de concave zijde en de weefsellagen op elkaar hechten. D: Het amputeren van de oorschelp om de fase van de pinna necrose te voorkomen.
C. het othematoom openen en legen aan de concave zijde en de weefsellagen op elkaar hechten
69
278. Op uw spreekuur komt een 5 jaar oude, vrouwelijk gecastreerde Amerikaanse Cocker Spaniël met als klachten: stank uit de oren, schudden met de kop, krabben aan de oren. Bij het algemeen LO vindt u geen afwijkingen, met otoscopie stelt u een beiderzijdse otitis externa ceruminosa vast, u ziet geen ulceraties en de trommelvliezen zijn intact. Welke behandeling stelt u als eerste voor? A: Ventrale bulla osteotomie B: Lokale behandeling met corticosteroïd houdende oorzalf C: Dagelijks spoelen van de oren met een oorcleaner D: Orale behandeling met AB en pijnstilling
B. Lokale behandeling met corticosteroïd houdende oorzalf
70
279. U krijgt bovenstaande Dwergpoedel op uw spreekuur aangeboden (grote zwelling onder de kin). Er bestaat al weken een zachte zwelling in de keelstreek. De hond is niet ziek, de zwelling is niet pijnlijk. U puncteert de zwelling en er blijkt lichtgele, dradentrekkende vloeistof in te zitten. U denkt dat dit een speekselcyste is. Hoe ontstaat een speekselcyste in dit gebied? A: Door blokkade van de speekselklierafvoergangen, door bijvoorbeeld een speekselsteentje B: Door hypersialosis (overproductie van speeksel) bij onvoldoende afvoer C: Door lekkage van speeksel vanuit de speekselklier of afvoergang D: Door tumoreuze ontaarding van de speekselklier
C. Door lekkage van speeksel vanuit de speekselklier of afvoergang
71
280. U voert een ovariohysterectomie uit bij een 9 jaar oude Border Collie met endometritis. Voordat u de buik sluit wilt u de ovarium stompen en de uterus stomp controleren op nabloeden. Waar zoekt u de uterus stomp? A: Links van het colon descendens B: Dorsaal van het colon descendens C: Ventraal van de urineblaas D: Tussen de urineblaas en het colon descendens
D. Tussen de urineblaas en het colon descendens
72
281. Castratie van de reu en castratie van de kater dienen uiteindelijk hetzelfde doel: onvruchtbaar maken van het mannelijk dier. Waar verschilt de operatietechniek bij de kater van die bij de reu? A: Het scrotum bij de reu wordt gesloten en bij de kater opengelaten B: De huidincisie bij de kater is scrotaal en bij de reu pre-scrotaal C: De castratie bij de kater is bedekt, bij de reu onbedekt D: De zaadstreng en de bloedvaten worden bij de kater apart onderbonden en bij de reu gezamenlijk
B. De huidincisie bij de kater is scrotaal en bij de reu pre-scrotaal
73
282. Op uw spreekuur komt een Terriër met de klacht: kennelhoest, eerder trachea collaps gehad en is met antibiotica behandeld. De eigenaar wil vaccinatie advies voor volgend jaar… A: Parenteraal vaccin tegen kennelhoest, want intranasale vaccinatie kan milde klinische klachten geven en dit is nu ongewenst B: Parenteraal vaccin tegen kennelhoest, want intranasale vaccinatie bij kleine hondjes is niet goed uitvoerbaar C: Intranasaal vaccin tegen kennelhoest voor een optimale bescherming D: Geen vaccin, na kennelhoest levenslange immuniteit
A. parenteraal vaccin tegen kennelhoest, want intranasale vaccinatie kan milde klinische klachten geven en dit is nu ongewenst
74
283. Wat is de meest waarschijnlijke hartaandoening bij een 8 jaar Cavalier King Charles Spaniel van 9 kg, waarbij tijdens de enting een cardiaal bijgeruis wordt ontdekt? De souffle is systolisch met punctum maximum t.h.v. 5e ICR links, 4 uit 6. A: Myxomateuze klepdegeneratie B: Hypertrofische cardiomyopathie C: Dilaterende cardiomyopathie D: Bacteriële endocarditis
A. Myxomatheuze klepdegeneratie
75
284. Bij welk van de volgende bevindingen kan de UP/C (proteïnurie middels urine eiwit/kreatinine ratio) helpen met bepalen van het diagnostisch therapeutisch plan van een patiënt met positieve uitslag op eiwit met een urineteststrook? A: S.g. van 1.006 B: Leucocyten in sediment C: Urine pH van 8 D: Macroscopische hematurie
A. S.g. van 1.006
76
285. Hoe wordt de ziekt van von Willebrand in de Kooiker gesteld? A: D.m.v. een DNA test B: Anamnese + definitieve diagnose bepalen van hoeveelheid von Willebrand factor in het bloed C: Definitieve diagnose wordt gesteld op basis van hoeveelheid bloed die verloren gaat tijdens loopsheid, bij wisselen van tanden en tijdens chirurgische ingrepen D: D.m.v. bepalen v. Willebrand factor in bloed, omdat mutatie die verantwoordelijk is voor de ziekte v. Willebrand in Kooiker nog niet bekend is.
A. Door middel van een DNA test
77
287. Welke behandeling komt bij Giardiosis bij teefjes in aanmerking? A: Fenbendazole B: Ivermectine C: Piperazine D: Pyrantel
A. Fenbendazole
78
288. Er wordt een hond aangeboden die vanmorgen plots blind is geworden. Er zijn onvolledige pupilreacties, en verder geen bijzonderheden in oogonderzoek gevonden. Wat is de meeste waarschijnlijke oorzaak? A: Hersenprobleem B: Cataract C: Glaucoom D: PRA
A. Hersenprobleem
79
289. De therapie bij (acuut) glaucoom is: A: Brinzolamide en Pilocarpine B: Brinzolamide en Atropine C: Brinzolamide en Latanoprost D: Brinzolamide en Tropicamide
C. Brinzolamide en latanoprost
80
290. Bij het verwijderen van een melanoon op het dijbeen van een hond wordt is dit geval een H-plastiek gebruikt. De wond is na een paar dagen toch open gaan staan en de randen staan 2 cm uit elkaar. De hond heeft er aan gelikt en er is nu ook purulent exsudaat te zien. Mogelijk was de wondspanning toch te groot? Hoe ga je dit sluiten? A: Secundaire sluiting B: Primaire sluiting C: Per secundam D: Vertraagde primaire sluiting
C. Per secundam
81
291. Kenmerken incisie biopt. Welke stelling is juist? A: Het is vooral belangrijk bij kleine tumoren en de histologische uitslag komt meestal binnen 1 week B: Het is vooral belangrijk bij kleine tumoren en de cytologische uitslag komt meestal binnen 1 week C: Het is vooral belangrijk bij grote tumoren en de histologische uitslag komt meestal binnen 1 week D: Het is vooral belangrijk bij grote tumoren, de cytologische uitslag komt meestal binnen 1 week
A. het is vooral belangrijk bij kleine tumoren en de histologische uitslag komt meestal binnen een week.
82
292. Er is een kat aangereden en heeft een hernia diafragmatica. De kat wordt geopereerd en de thorax wordt gesloten. Na de operatie ontlucht je de thorax, waarom? A: Kat moet post-operatief zelf weer gaan ademen B: Om de druk op het hart te verminderen C: Diafragma moet zichzelf nog gaan ontplooien D: Longen zijn beschadigd geraakt door de organen die in de thorax terecht zijn gekomen
A. De kat moet post-operatief zelf weer gaan ademen
83
293. Wat is de beste behandeling bij een hond met een cervicale speekselcyste links? A: Glandula mandibularis en glandula sublingualis links verwijderen, holte draineren met een Penrose drain. B: U verwijdert de glandulae mandibularis, sublingualis en zygomatica links en draineert de holte met speeksel met Penrose drain. C: U marsupialiseert de holte met speeksel in de bek, het verwijderen van speekselklieren kan altijd nog. D: U verwijdert de speekselsteen uit de geblokkeerde afvoering van glandula sublinguales links.
A. Glandula mandibularis en glandula sublingualis links verwijderen, holte draineren met een penrose drain
84
294. Welle stelling is juist met betrekking tot een hemangiosarcoom van de milt? A: Zelfs indien er geen metastasen zijn gezien tijdens splenectomie is de gemiddelde verwachte overleving bij hemangiosarcomen geringer dan 2 maanden B: Het TNM systeem is niet bij hemangiosarcoom van toepassing omdat deze tumor bij diagnose altijd al is gemetastaseerd. C: Het nemen van een DNAB bij hemangiosarcoom geïndiceerd omdat het ook andere diagnoses kan uitsluiten.
C. Het nemen van een DNAB bij hemangiosarcoom geïndiceerd omdat het ook andere diagnoses kan uitsluiten
85
296. Bij een maagdilatatie volvulus operatie voert u een incisie gastropexie uit. Hoe gaat u te werk: A: Incisie gastropexie aan de rechter buikwand met niet-absorbeerbaar monofilament (Prolene) draad B: Incisie gastropexieaan de rechter buikwand met absorbeerbaar monofilment (PDS) draad C: Incisie gastropexie aan de linker buikwand met absorbeerbaar monofilament (PDS) draad D: Incisie gastropexie aan de linker buikwand met niet-absorbeerbaar monofilament (Prolene) draad
A. Incisie gastropexie aan de rechter buikwand met niet-absorbeerbaar monofilament (prolene) draad
86
297. Een Bouvier is 2 dagen geleden aangereden door een auto en plast sindsdien niet meer. Er is sprake van een positieve undulatie, met vermoeden op uro-abdomen. Welke waarden in het bloedonderzoek gebruik je voor de diagnose uro-abdomen: A: Creatinine en kalium B: Lactaat en pH C: Albumine en totaal eiwit D: Ht en kalium
A. Creatinine en kalium
87
299. Welke behandeling is geïndiceerd bij een reflex dyssynergie: A: Terazosine met als werkzame stof Terazosine B: Propalin met als stofnaam Fenylpropanolamine C: Dridase met als stofnaam Oxybutinine D: Carbachol met als stofnaam Carbachol
A. Terazosine met als werkzame stof terazosine
88
300. Er is sprake van passieve incontinentie bij een Labrador Retriever pup van 4 maanden oud. De incontinentie is vanaf 8 weken waargenomen. Wat zou de oorzaak kunnen zijn en wat is de behandeling: A: Ectopische ureteren, neoureterostomie B: Ectopische ureteren, urethrostomie C: Sfincterinsufficiëntie, sympaticomimetica D: Sfincterinsifficiëntie, sympaticolytica
A. Ectopische ureteren, neoureterostomie
89
301. De meest voorkomende locatie van metastasen bij een cutane mastceltumor is: A: Milt B: Lever C: Beenmerg D: Maagdarmkanaal
A. Milt?
90
302. Waar zit het ligamentum proprium van het vrouwelijk geslachtsapparaat? A: Tussen ovarium en uterus B: Tussen ovarium en buikwand craniaal van de nier C: Tussen ovarium en liesring D: Tussen ovarium en nier
A. tussen ovarium en uterus
91
303. Welke methode wordt door de AVMA aanbevolen voor het euthanaseren van gezelschapsdieren? A: IV Pentobarbital 20% B: IV T61 C: IM Pentobarbital 20% D: IM T61
A. IV pentobarbital 20%
92
304. Wat is juist met betrekking tot anticholinergica? A: Atropine remt bronchosecretie B: De opiaat geïnduceerde bradycardie is Atropine ongevoelig C: Zowel Atropine als Glycopyrollaat passeren gemakkelijk de BHB D: Atropine kan als werking c.q. bijwerking bronchospasme veroorzaken
A. Atropine remt bronchosecretie
93
305. Welke van de volgende structuren is NIET gelokaliseerd in de viscerale ruimte: A: Vena jugularis externa B: N. laryngeus recurrens C: A. carotis communis D: Truncus vagosympaticus
A. Vena jugularis externa
94
306. Wat is een oorzaak van primaire hyperlipidemie? A: Lipoproteïne lipase deficiëntie B: Diabetes Mellitus C: Hyperthyreoïdie D: Hormoon sensitieve lipase deficiëntie
D. Hormoon sensitieve lipase deficiëntie
95
307. Welke AB mag niet met penicilline G (en andere penicillinen) gecombineerd worden? A: Doxycycline B: Cephlexine C: Gentamicine D: Enrofloxacin
A. Doxycycline
96
308. Wat is waar met betrekking tot parasitaire huidinfecties? A: Demodicosis is besmettelijk voor de mens B: De cyclus van de vlo speelt zich met name op hond af C: Sarcoptes scabiei overleeft lang buiten gastheer D: Hond kan drager zijn van Cheyletiella zonder symptomen
D. De hond kan drager zijn van Cheyletiella zonder symptomen
97
309. Op uw spreekuur wordt een hond aangeboden waarbij de nagels van alle poten los gaan zitten en uiteindelijk afvallen. Het dier is gezond en levendig en op de rest van het lichaam zijn geen andere vacht- of huidafwijkingen te zien. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A: Dermatomyositis B: Een interdigitale pyodemie C: Een dermatofytose D: SLO: symmetrische lupoïde onychodystrofie
D. SLO: symmetrische lupoïde onychodystrofie
98
310. Tijdens anesthesie kan hypercapnie worden veroorzaakt door: A: Hypotensie B: Hypothermie C: Hyperventilatie D: Hypoventilatie
D. Hypoventilatie
99
311. Pre-oxigeneren zorgt vooral voor een verhoging van: A: SpO2 B: PaO2 C: EtCO2 D: Teugvolume (Vt)
B. PaO2
100
312. Welke stoffen ontplooien hun anesthetische wering via hetzelfde neuroreceptor type? A: Acepromazine en Ketamine B: Propofol en Midazolam C: Methadon en Alfaxolon D: Ketamine en Fentanyl
B. Propofol en midazolam