100 vragen deel 2 Flashcards

1
Q
  1. Een mannelijke Cocker Spaniël van 8 jaar wordt gediagnosticeerd met een Horner’s Syndroom links. Welke klinische
    verschijnselen hebben tot de diagnose geleid?
    A: De hond kans links niet knipperen, de linker mondhoek hangt lager dan de rechter en de linker pupil is kleiner dan
    de rechter.
    B: De hond kan links niet knipperen, de hond heeft een scheve kopstand naar links, hij is atactisch en draait rondjes.
    C: De hond heeft links een zeer kleine pupil, het derde ooglid van het linker oog komt naar voren, het linker oog
    lijkt kleiner dan het rechter oog, en het linker bovenooglid hangt wat af.
    D: De hond kan links niet knipperen, de tong hangt links uit de bek en het dubbeltreden van de linker voorpoot is
    vertraagd.
A

C. De hond heeft links een zeer kleine pupil, het derde ooglid van het linker oog komt naar voren, het linker oog lijkt kleiner dan het rechter oog, en het linker bovenooglid hangt wat af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Een 8 jaar oude aangereden kat wordt aangeboden in uw praktijk. De kat blijkt een hernia diafragmatica te hebben.
    U overweegt de kat zelf in uw praktijk te opereren en niet door te sturen naar een specialist. Waarom moet deze kat
    tijdens de operatie beademd worden?
    A: Wanneer het diafragma gescheurd is, heeft de kat een negatieve druk in de thorax en kan hij onder anesthesie
    niet meer zelf ademen.
    B: De operatie wordt uitgevoerd via een mediane sternotomie waardoor de druk in de thorax negatief wordt.
    C: De naar de borstholte verplaatste buikorganen geven veel druk op de longen.
    D: Na het openen van de lichaamsholte bestaat er geen negatieve druk in de thorax meer en is spontane
    ademhaling niet mogelijk.
A

D. Na het openen van de lichaamsholte bestaat er geen negatieve druk in de thorax meer en is spontane ademhaling niet mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Bij de open (onbedekte) castratie van een reu voert u de volgende handeling uit:
    A: U maakt een incisie in het scrotum om de tunica vaginalis te openen
    B: U plaatst een ligatuur rond tunica vaginalis, zaadstreng en de plexus pampiniformis
    C: U neemt de verbinding tussen de testikel en de tunica vaginalis door
    D: U neemt de verbinding tussen de epididymis en de tunica vaginalis door.
A

D. U neemt de verbinding tussen de epididymis en de tunica vacinalis door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Welke van de onderstaande dieren heeft op latere leeftijd de meeste kans op het krijgen van een trachea collaps?
    A: Een Yorkshire Terriër
    B: Een Labrador Retriever
    C: Een Leonberger
    D: Een Franse Bulldog
A

A. een yorkshire terrier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. In uw buurtpraktijk heeft men een plaskater herhaaldelijk gekatheteriseerd. Helaas is daarbij een urethra
    beschadiging opgetreden, waarna zich een uro-abdomen heeft ontwikkeld. De eigenaar overweegt euthanasie voor
    zijn dier, maar wil een tweede mening. De kater wordt nu bij u aangeboden.
    Wat is de prognose van een urethra perforatie?
    A: M.b.v. een tijdelijke verblijfskatheter, die de urine vanuit de blaas direct afvoert, kan de perforatie spontaan
    genezen en is de prognose goed.
    B: Bij de genezing vaneen urethra perforatie treedt altijd een stenose ter plaatse op. De plaats van de stenose
    bepaalt de prognose.
    C: Urethra perforaties moeten altijd gehecht worden door een specialist. Als dit kundig gebeurt, is de prognose
    goed.
    D: De prognose is gereserveerd tot somber en hangt af van de plaats van de perforatie.
A

A. met behulp van een tijdelijke verblijfskatheter, die de urine vanuit de blaas direct afvoert, kan de perforatie spontaan genezen en is de prognose goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. U doet echografisch onderzoek van de urineblaas bij een gecastreerde teef met herhaaldelijk terugkerende
    blaasontsteking. Bij de echografie ziet u een uitstulping van de cranio ventrale punt van de blaas.
    Welke conclusie verbindt u aan deze waarneming?
    A: Hier is sprake van een persisterend urachus litteken, dat het gevolg is van chronische cystitis. Het is noodzakelijk
    om een BO en ABG van de urine te doen om de infectie adequaat te kunnen bestrijden.
    B: Hier is sprake van een afwijkende inmondingsplaats van een ureter waardoor bacteriële cystitis zich zal
    onttrekken aan behandeling. Re-implantatie van de ureter is geïndiceerd.
    C: Hier is sprake van een aangeboren restant van de urachus. Een partiële resectie van de blaaspunt is geïndiceerd
    om de cystitis definitief onder controle te krijgen.
    D: Er heeft zich mogelijk een biofilm ontwikkeld in de cranio ventrale blaaspunt. Omdat daar bij de hond nog weinig
    over bekend is, dient u af te gaan op BO en ABG van gepuncteerde urine.
A

C. Hier is sprake van een aangeboren restant van de Urachus. Een partiële resectie van de blaaspunt is geïndiceerd om de cystitis definitief onder controle te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. U opereert een Rottweiler aan een maagtorsie. Bij de operatie stelt u vast dat de maag van de hond een volvulus
    van 180 graden naar rechts (met de klok mee) heeft doorgemaakt. Bij de ingreep staat u zelf aan de rechterkant van
    de patiënt. Een ingebrachte maagsonde zorgt voor goede decompressie.
    Bij één van de onderstaande beschrijvingen is de repositie van de maag correct beschreven. Welke?
    A: U pakt het maagdeel, dat tegen de linker buikwand ligt en trekt dat naar de ventrale zijde van de hond en
    vervolgens naar u toe, dus naar de rechterkant van de hond.
    B: U pakt het maagdeel, dat tegen de rechter buikwand ligt en trekt dat naar de ventrale zijde van de hond en
    vervolgens van u af, dus naar de linkerkant van de hond.
    C: U lokaliseert het antrum pylori, pakt dit voorzichtig beet en verplaatst het zodanig dat het weer links van de cardia
    komt te liggen.
    D: U lokaliseert de cardia d.m.v. palpatie van de maagsonde.
A

A. U pakt het maagdeel, dat tegen de linker buikwand ligt en trekt dat naar de ventrale zijde van de hond en vervolgens naar u toe, dus naar de rechterkant van de hond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. U wilt een wond op een poot van een hond sluiten en komt tot de conclusie dat u een Z-plastiek moet uitvoeren om
    de wond te kunnen hechten. Gelukkig hebt u dat nog eens op een practicum geoefend. Een Z bestaat uit een
    centraal been en 2 poten.
    Hoe plaatst u het centrale been van de Z?
    A: Het centrale been van de Z begint in de wondrand en verloopt in de richting met de meeste huidspanning.
    B: Het centrale been ligt op minstens 3 cm afstand van de wondrand, in de richting met de meeste huidspanning.
    C: Het centrale been ligt op minstens 3 cm afstand van de wondrand, in dezelfde richting als die van het huiddeel
    dat u wilt verschuiven om de wond te kunnen sluiten.
    D: Het centrale been van de Z ligt proximaal (dus meer naar boven) van de te sluiten wond, om de bloedvoorziening
    van de plastiek te optimaliseren.
A

C. Het centrale been ligt op minstens 3 cm afstand van de wondrand, in dezelfde richting als die van het huiddeel dat u wilt verschuiven om de wond te kunnen sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. De volgende patiënt wordt aangeboden op uw spreekuur: Border Collie, 4 jaar, reu, gecastreerd. Sinds 2 dagen niet
    in orde: te sloom, at gisteren nog wel maar vandaag niets meer. Bij onderzoek vindt u in het gebied van de rechter
    kaakomslag (overgang kop-hals) een grote (meer dan 10 cm in diameter), slecht afgegrensde, warm aanvoelende
    dikte. De hond heeft dikke oedemateuze lippen, met name links. De lichaamstemperatuur bedraagt 40,1oC. Gezien
    de ziektegeschiedenis en de klinische bevindingen denkt u dat deze hond een abces heeft.
    Wat kunt u nu het beste doen?
    A: Een nat kop-hals verband aanleggen om het abces te laten rijpen.
    B: Het abces direct openen om het te laten draineren, zonder voorafgaande diagnostiek, gezien de kritieke toestand
    van de hond.
    C: Echografie van de dikte om zo mogelijk een oorzaak te kunnen vinden, daarna draineren en eventuele oorzaak
    verwijderen.
    D: Systemisch antibiotica, liefst per infuus, om de hond te stabiliseren, na stabilisatie drainage uitvoeren.
A

C. Echografie van de dikte om zo mogelijk een oorzaak te kunnen vinden, daarna draineren en eventuele oorzaak verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. U hebt een grote subcutane tumor bij een hond verwijderd en de wond succesvol gesloten. Toch bent u niet
    helemaal tevreden, omdat er nog ‘dog ears’ resteren.
    Wat zijn dit en wat moet u eraan doen?
    A: Het zijn overschotten huid in beide wondhoeken, die huidplooien vormen. Omdat zich hierin huidontstekingen
    kunnen gaan voordoen, dient u ze altijd te verwijderen.
    B: Het zijn overschotten huid in beide wondhoeken, die huidplooien vormen, u hoeft er in principe niets aan te
    doen.
    C: Het zijn elkaar deels overlappende delen van de wondranden, doordat de ene wondrand dikker was dan de
    andere. U hoeft er niets aan te doen.
    D: Het zijn elkaar deels overlappende delen van de wondranden, doordat de ene wondrand dikker was dan de
    andere. U dient de wond met verband te bedekken, omdat een deel per secundam moet genezen.
A

B. Het zijn overschotten huid in beide wondhoeken, die huidplooien vormen, u hoeft er principe niets aan te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Een 1 jaar oude Franse Bulldog teef met benauwdheidsklachten bij inspanning wordt door u gediagnosticeerd met
    BOS. De zomer staat voor de deur en u wilt de hond vóór die tijd ‘meer lucht geven’. Welke van onderstaande
    ingrepen kan/kunnen bij deze patiënt het beste worden uitgevoerd om dat doel te bereiken?
    A: Het plaatsen van een intra tracheale stent (Nitinol stent).
    B: Een thyroid-arytenoid lateralisatie.
    C: Een permanent trachea stoma.
    D: Een staphylectomie, gecombineerd met een gemodificeerde horizontale wig resectie van de neusvleugels.
A

D. Een staphylectomie, gecombineerd met een gemodificeerde horizontale wig resectie van de neusvleugels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Bij het konijn is een prescrotale techniek mogelijk voor het castreren van het mannelijke konijn. Wat is een
    belangrijk voordeel van het gebruik van deze techniek?
    A: De tunica vaginalis hoeft niet gesloten te worden
    B: De testikels zijn eenvoudiger te benaderen
    C: De steriliteit kan optimaler gerealiseerd worden
    D: De wond hoeft niet gesloten te worden
A

C. De steriliteit kan optimaler gerealiseerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Uw patiënt is een niet gecastreerde EK kater met een geschatte leeftijd van 7 jaar. De eigenaar geeft aan dat het dier door een fiets is aangereden, en sindsdien erg moeilijk loopt en blijkbaar pijn heeft. Na lichamelijk onderzoek
    bevestigt u de diagnose van de eigenaar dat het dier gezond is, maar pijnlijke kneuzingen aan zijn linker zijde heeft,
    zonder dat er sprake is van een open wond. U beslist het dier voor enkele dagen een pijnstiller voor te schrijven. U
    heeft bij honden goede ervaring met het middel Meloxicam ter pijnbestrijding.
    Welke uitspraak is correct betreffende de toepassing van Meloxicam bij een mannelijke kat?
    A: Bij een mannelijke kat kan Meloxicam de synthese van testosteron belemmeren.
    B: Bij een mannelijke kat wordt Meloxicam onvoldoende geconjugeerd, waardoor het risico op ongewenste
    bijwerkingen bij herhaalde toediening hoog is.
    C: Bij een niet-gecastreerde mannelijk kat wordt Meloxicam veel langzamer door fase 1 enzymen (cytochroom P450)
    omgezet (door competitie met testosteron), waardoor de t½ langer is. Volgens de bijsluiter zou bij deze dieren het
    doseringsinterval verlengd moeten worden.
    D: Bij een mannelijke kat wordt Meloxicam niet geglucuronideerd en kan veilig worden toegediend in de voor
    katten geregistreerde dosis.
A

D. bij een mannelijke kat wordt meloxicam niet geglucuronideerd en kan veilig worden toegediend in de voor katten geregistreerde dosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Bij een patiënt met mitralisklep insufficiëntie zal er excentrische hypertrofie van de linker ventrikelwand optreden.
    Welke negatief gevolg heeft deze adaptatie van het hart aan de volume-overload?
    A: Door de dilatatie is de wanddikte afgenomen, waardoor bij een gelijk gebleven wandspanning de wandstress op
    individuele sarcomeren is vergroot.
    B: OM de grotere bloedvolumes weg te kunnen pompen moet een hogere druk gegenereerd worden, met een
    grotere wandspanning tot gevolg.
    C: Door een verdikte ventrikelwand zal de compliantie afnemen, waardoor het linker ventrikel minder goed gevuld
    kan worden.
    D: Door een toegenomen straal van het linker ventrikel zal er een grotere wandspanning opgebouwd moeten
    worden om voldoende druk te genereren.
A

D. Door de toegenomen straal van het linker ventrikel zal er een grotere wandspanning opgebouwd moeten worden om voldoende druk te genereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Het afnemen van histologische nier biopten kan in sommige gevallen helpen om meer zekerheid te krijgen over de
    etiologie. Bovendien kunnen de bevindingen ook helpen bij het instellen van een gerichte therapie. In welke
    gevallen is het afnemen van een histologisch nier biopt minder geïndiceerd?
    A: Nephrotic glomerulopathieën
    B: Nephritic glomerulopathieën
    C: Acute nefritis
    D: Chronische nieraandoening IRIS stage IV
A

D. Chronische nieraandoening IRIS stage IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Urineonderzoek kan gebruikt worden om tot een diagnose te komen, maar ook ten behoeve van monitoring van
    ziekteverloop. Welke monstername leent zich het beste voor monitoring (dus pesisteren of niet) van renale
    hematurie?
    A: Spontaan urinemonster
    B: Blaaspunctie
    C: Katheter urine
    D: Manuele expressie van de blaas
A

A. Spontaan urinemonster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  1. Welk van de volgende rassen is gepredisponeerd voor het ontwikkelen van een zink-responsieve-dermatose?
    A: Labrador Retriever
    B: Chow Chow
    C: Viszla
    D: Alaska Malamute
A

D. Alaska malamute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  1. U heeft van een hond bloed afgenomen voorbepaling van de hematocriet en leukocyten differentiatie, het plasma
    ureum, kreatinine en calcium concentratie en het eiwitspectrum. Het laboratorium belt u omdat de hond een vrijwel
    onmeetbaar lage plasmacalcium concentratie blijkt te hebben. Dat verrast u omdat het een controle onderzoek
    betreft en de geen klinische verschijnselen meer heeft. De laborante suggereert dat mogelijk tijdens het afnemen
    van het bloed de buis die gebruikt is voor het bepalen van de calcium concentratie gecontamineerd is geraakt met
    het anticoagulans uit een van de andere buizen.
    Weke buis bevat anticoagulans dat de calcium concentratie bepaling zo beïnvloedt?
    A: Serumbuis
    B: Heparinebuis
    C: EDTA-buis
    D: Na-fluoridebuis
A

C. EDTA-buis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  1. Leververvetting bij de kat kan ontstaan als gevolg van anorexie. Welke van onderstaande stoffen is verhoogd in het
    bloed aanwezig en wordt in overmaat aan de lever aangeboden?
    A: Cholesterol
    B: Fosfolipiden
    C: Vetzuren
    D: VLDL’s
A

C. Vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  1. Een van uw collega’s uit de praktijk heeft een 4 jaar oude gecastreerde EK kater gezien met koorts en anorexie sinds
    enkele dagen. Door middel van lege artis uitgevoerd aanvullend onderzoek heeft deze collega vastgesteld dat de
    oorzaak voor de problemen van deze kater neutrofiele cholangitis blijkt te zijn. Omdat uw collega vanaf vandaag op
    vakantie is, wordt u gevraagd de behandeling van deze kat met de eigenaar te bespreken.
    Welke behandeling stelt u voor? De behandeling die u aan de eigenaar voorstelt is starten met:
    A: Prednison
    B: Ursodeoxycholzuur
    C: Een geschikt antibioticum
    D: Ranitidine
A

C. Een geschikt antibioticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  1. Het paard en konijn zijn beide herbivoren die het plantaardig materiaal fermenteren in hun dikke darm. Door het
    verschil in grootte van deze diersoorten en daarmee samenhangend de snelheid van hun metabolisme bestaan er
    wel verschillen in de digestie strategieën.
    Welk verschil bestaat er tussen de digestiestrategie van het konijn en die van het paard?
    A: Het paard en het konijn zijn beide grazers, maar het konijn doet aan cecotrofie om zo efficiënter met het
    plantaardige dieet om te gaan.
    B: Het paard is een browser en het konijn een grazer, het konijn neemt zo vooral de vezelrijke plantendelen op om
    te fermenteren.
    C: Het paard is een grazer en het konijn een browser, het konijn selecteert zo vooral de voedingsrijke
    plantendelen om te verteren.
    D: Het paar en het konijn zijn beide browser, maar selecteren beide een andere verhouding in vezelrijke en
    voedingsrijke plantendelen.
A

C. Het paard is een grazer en het konijn een browser, het konijn selecteert zo vooral de voedingsrijke plantdelen om te verteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. Welke van de volgende testuitslagen geeft een sterke aanwijzing voor een hypofyse-afhankelijk hypercortisolisme
    (ziekte van Cushing) bij een hond met polyurie, polyfagie en verminderd uithoudingsvermogen?
    A: Basale corticoïd/kreatinine ratio’s in de urine van 27 en 25 (referentiewaarde < 10), die na orale toediening van
    hoge doseringen Dexamethason dalen tot 4.
    B: Een daling van de plasma cortisol concentratie 8 uur na intraveneuze toediening van een lage dosis
    Dexamethason (0,01 mg/kg) tot onder de 40 nmol/l.
    C: Basale corticoïd/kreatinine ratio’s in de urine van 24 en 28 (referentiewaarde < 10), die na orale toediening van
    hoge doseringen Dexamethason dalen tot 19.
    D: Basale corticoïd/kreatinine ratio’s in de urine van 4 en 5 (referentiewaarde < 10), die na orale toediening van
    hoge doseringen Dexamethason stijgen tot 12.
A

A. Basale corticoïd/kreatinine ratio’s in de urine van 27 en 25 (ref < 10) die na orale toediening van hoge doseringen Dexamethason dalen tot 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
  1. Welke van de volgende beweringen aangaande schildkliertumoren bij hond en kat is juist?
    A: In meer dan 50% van de gevallen gaat een schildkliertumor bij de hond gepaard met hyperthyreoïdie.
    B: In minder dan 10% van de gevallen is hyperthyreoïdie bij de kat het gevolg van een schildkliercarcinoom.
    C: Schildkliertumoren bij de hond zijn in ongeveer 70% van de gevallen bilateraal.
    D: De meest toegepaste therapie bij schildkliertumoren bij de hond is toediening van schilklierremmers (zoals
    Methimazole of Carbimazole)
A

B. In minder dan 10% van de gevallen is hyperthyreoïdie bij de kat het gevolg van een schildkliercarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
  1. Hoe wordt het bloed van het anale kanaal bij de hond afgevoerd?
    A: Direct via de vena cava caudalis
    B: Via het leverpoortadersysteem
    C: Via de vena pudenda externa en daarna naar de vena azygos dextra
    D: Via het nierpoortadersysteem
A

A. Direct via de vena cava caudalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
131. Wat is de processus vaginalis bij de teef? A: Een uitstulping van het peritoneum, homoloog aan het gubernaculum/tunica vaginalis. B: De processus die zich net caudaal van de uitmonding van de urethra in het vestibulum bevindt. C: Het in de vagina uitstulpende deel van de cervixopening. D: De caudale afsluiting van de buikholte door het peritoneum.
A. Een uitstulping va nhet peritoneum, homoloog aan het gubernaculum/tunica vaginalis
26
132. Verschillende factoren kunnen de effectiviteit van chemotherapie beïnvloeden. Welk van de volgende beweringen is juist? A: Cellen in grote tumoren groeien sneller en zijn gevoeliger voor chemotherapie dan cellen in kleine tumoren. B: De reactie op chemotherapie is onafhankelijk van het histologisch type van de tumor. C: Honden met zichtbare metastasen reageren slechter op chemotherapie dan honden zonder metastasen. D: Alle cytostatica interfereren met mitosen en zijn daarom celfase-specifiek
C. Honden met zichtbare metastasen reageren slechter op chemotherapeutica dan honden zonder metastasen
27
133. Een 11-jarige bastaard Herder reu wordt aangeboden met een opgezette buik. Undulatie is positief. U doet een echografisch onderzoek en vindt behalve vrij vloeistof in de buik een onregelmatige milt met hypo- en hyperechogene laesies. Wat is de meest logische diagnostische vervolgstap die u nu moet doen? A: Een DNAB van de milt onder echobegeleiding B: Een echografisch onderzoek van het hart C: Een exploratieve laparotomie met miltextirpatie D: Een punctie van het buikvocht met cytologisch onderzoek
D. Een punctie van het buikvocht met cytologisch onderzoek
28
134. Bij een 4-jarige Siamees wordt een dikte in het voorste mediast vastgesteld. Een DNAB laat het beeld van een maligne lymfoom zien. Een snap-test voor FeLV is positief. Welk van de volgende beweringen is juist? A: Een positieve snap-test betekent dat het dier antilichamen tegen FeLV heeft en seropositief is. B: Omdat het merendeel van de lymfomen FeLV negatief is heeft een positieve test waarschijnlijk niets met het lymfoom te maken. C: FeLV positieve katten hebben een slechtere prognose wanneer ze voor het lymfoom behandeld worden dan FeLV negatieve katten. D: Het merendeel van de Siamese katten die een maligne lymfoom in het voorste mediast hebben zijn jong en FeLV positief.
C. FeLV positieve katten hebben een slechtere prognose wanneer ze voor het lymfoom behandeld worden dan FeLV negatieve katten
29
135. U onderzoekt de volgende patiënt: Labrador Retriever reu van 4 ½ jaar oud met als anamnese dat hij af en toe tegen voorwerpen aan loopt, vooral ’s avonds. Bij oogonderzoek blijken de oculaire media (cornea, VOK, lens en vitreum) helder. De intra-oculaire druk is beiderzijds binnen het referentiegebied. Op basis van deze gegevens luidt de waarschijnlijkheidsdiagnose: A: IMR (immune mediated retinitis) B: SARD (sudden acquired retinal degeneration) C: PRA (progressive retinal atrophy) D: RD (retinal dysplasia)
C. PRA (progressieve retina atrofie)
30
136. U onderzoekt de volgende patiënt: Kat, EK, vrouwelijk gecastreerd, 12 jaar oud. Anamnese: Het rechter oog is afgelopen maand in toenemende mate gaan uitpuilen. Sinds enkele dagen is er enige seromuceuze uitvloeiing uit het rechter neusgat. Bij onderzoek stelt u een exophthalmus rechts OD vast, aan dit oog valt tevens een matige protrusie van de membrana nictitans op. Behalve de beschreven afwijkingen zijn er geen andere afwijkingen aan de kop of aan het linker oog OS. Bij algemeen lichamelijk onderzoek zijn er ook geen afwijkingen. Op basis van bovenstaande gegevens luidt de waarschijnlijkheidsdiagnose (OD): A: Retrobulbaire cystevorming B: Retrobulbair abces C: Retrobulbaire myositis D: Retrobulbaire neoplasie
D. Retrobulbaire neoplasie
31
137. U onderzoekt de volgende patiënt: Hond, kruising, vrouwelijk gecastreerd, 6 jaar oud. Anamnese: Het rechter onderooglid toont een niet-gesteelde wratachtige nieuwvorming (diameter 3 mm) uitgaande van de lid rand. Op basis van bovenstaande gegevens is de meest waarschijnlijke diagnose OD: A: Talgklieradenoom B: Hordeolum (strontje) C: Mastocytoom D: Fibropapilloom (wrat)
A. Talgklieradenoom
32
139. Ten aanzien van de MAC van Isofluraan geldt dat: A: Toediening van 1 MAC voldoende is voor een lichte chirurgische ingreep. B: Deze hetzelfde is voor alle zoogdieren. C: Deze hetzelfde is voor alle anesthetische dampen. D: Na pre-operatieve toediening van Medetomidine de MAC van Isofluraan wordt gereduceerd.
D. Na pre-operatieve toediening van medetomidine de MAC van isofluraan owrdt gereduceerd
33
140. U wilt een darmresectie in het jejunum van een hond uitvoeren. Waarom wordt bij de hond de dunne darm gesloten met een enkellaagse hechttechniek (enkele darmnaad)? A: Een dubbele naar is niet nodig omdat de darm van de hond heel snel geneest. B: Een enkele draad is tijdbesparend ten opzichte van een dubbele naad en hoe sneller je werkt hoe minder kans op naad lekkage. C: Bij een dubbele naad is de kans op ischemie van de darmwand groter dan bij een enkele naad. D: Bij een dubbele naad is er te veel lumen vernauwing met kans op strictuurvorming.
D. Bij een dubbele naad is er te veel vernauwing met kans op strictuurvorming
34
141. Bij een Yorshire Terrier van 7 jaar oud vindt u bij klinisch onderzoek een testikeltumor. Het blijkt om een Leydigceltumor te gaan. Als er geen aanwijzingen zijn voor uitzaaiingen, wat is dan de behandeling van eerste keuze? A: Afwachten, dit betreft geen kwaadaardige tumor B: Castratie, eventueel met scrotale ablatie C: Bestraling van testikels en scrotum D: Chemotherapie middel dagelijkse tabletten
B. Castratie, eventueel met scrotale ablatie
35
142. U hebt een intacte reu onder behandeling met een asymmetrische vergroting van de prostaat. Na het nemen van een DNAB en cytologisch onderzoek van de prostaat krijt u de uitslag “metaplastische prostaatcellen”. Aan welke afwijking moet u bij deze hond nu denken? A: Prostaattumor B: BPH C: Testikeltumor D: Paraprostaatcysten
C. Testikeltumor --> oestrogenen kunnen voor prostaatmetaplasie zorgen (Sertoli tumor)
36
143. Een volwassen gezonde kater komt met zijn staart tussen de deur. De staart is daarbij zo beschadigd dat deze geamputeerd moet worden. Welk anesthesieprotocol is hiervoor het meest geschikt? A: Midazolam en een lumbosacraal epiduraal blik met Morfine B: Zylazine en Methadon C: Medetomidine en Ketamine D: Kapinductie en onderhoud met Isofluraan
C. Medetomidine en ketamine
37
144. De bloeddrukdaling veroorzaakt door het inductiemiddel Propofol wordt voornamelijk veroorzaakt door: A: Vasodilatatie B: Vasoconstrictie C: Positieve chronotropie D: Stijging afterload
A. Vasodilatatie
38
145. Een gecastreerde vrouwelijke Labradoodle van 5 jaar oud wordt aangeboden met incontinentia urinae. Ze is op anderhalf-jarige leeftijd geövariectomeerd en had daarvoor geen klachten van incontinentie. Nadat ze heeft liggen slapen is haar dekentje altijd nat van urine. Welke zenuw heeft hier zeer waarschijnlijk een verminderde activiteit? A: N. pelvicus B: N. pudendus C: N. rectalis D: N. hypogastricus
B. N. pudendus
39
146. Wat is het principe van een Z-plastiek die gebruikt kan worden om een wond, die niet spanningsvrij gesloten kan worden, toch te sluiten? A: De spanning wordt beter verdeeld in de wond zelf door driehoekjes uit de wondhoeken te verwijderen, waardoor de wondranden langer worden. B: Door transpositie van 2 driehoekige huidflappen kan aan de wond grenzende huid worden opgeschoven in de richting waarin de wond open staat, waardoor deze kan worden gesloten. C: Een Z-plastiek is hetzelfde als een H-plastiek, maar ligt in een hoek van 60 graden ten opzichte van de wondranden, waardoor de omliggende huid beter richting het wondgebied kan verschuiven. D: De wond wordt gesloten door vanuit de wondhoeken ontspannings-incisies te maken en de huid ter plaatse te ondermijnen, zodat deze naar het centrum van de wond kan worden verplaatst.
B. Door transpositie van 2 driehoekige huidflappen kan aan de wond grenzende huid worden opgeschoven in de richting waarin de wond open staat, waardoor deze kan worden gesloten
40
147. Bij het hechten van holle organen kan worden gekozen voor een twee-lagige hecht techniek. Voor de tweede laag staan verschillende hechttechnieken ter beschikking. Wat is het verschil tussen een hechting volgens Cushing en een hechting volgens Lembert? A: Een hechting volgens Cushing is altijd doorlopend, een hechting volgens Lembert is altijd onderbroken. B: Een hechting volgens Lembert is inverterend, een hechting volgens Cushing is appositioneel. C: Een hechting volgens Cushing kan alleen in de uterus worden gebruikt, een hechting volgens Lembert kan in alle holle organen worden gebruikt. D: Bij een hechting volgens Lembert zijn alle steken loodrecht op de wondrand, bij een hechting volgens Cushing zijn alle steken evenwijdig aan de wondrand.
D. Bij een hechting volgens lembert zijn alle steken loodrecht op de wondrand, bij een hechting volgens Cushing zijn alle steken evenwijdig aan de wondrand
41
148. U gaat een ovariëctomie bij een poes uitvoeren en u wilt voor hemostase gebruik maken van bipolaire elektrochirurgie. Wat is het principe van bipolaire elektrochirurgie? A: Via het pincetvormige handvat wordt elektrische stroom toegevoerd aan het weefsel, en afgevoerd via de aardplaat. Doordat de aardplaat kleiner is dan de pincet poten vindt op de contactplaats van de bipolaire pincet met het weefsel warmteontwikkeling (coagulatie) plaats. B: Via 1 poot van het pincetvormige handvat wordt elektrische stroom en dus warmte (coagulatie) toegevoerd aan het weefsel. De andere poot dient om het te coaguleren weefsel te kunnen vasthouden. C: Bij bipolaire elektrochirurgie wordt elektrische stroom via beide pincetpoten toegevoerd aan het weefsel, waardoor warmteontwikkeling (coagulatie) ontstaat. D: Bij bipolaire elektrochirurgie maken de pincetpoten onderdeel uit van een stroomkring de elektrische stroom wordt toegevoerd via de ene poot en afgevoerd via de andere poot, waardoor het tussenliggende weefsel wordt gecoaguleerd.
D. Bij bipolaire elektrochirurgie maken de pincetpoten onderdeel uit van een stroomkring. De elektrische stroom wordt toegevoerd via de ene poot en afgevoerd via de andere poot, waardoor het tussenliggende weefsel wordt gecoaguleerd.
42
149. In het scheer-was-en-desinfectie protocol dat u voor het begin van een operatie dient te volgen treft u voor de desinfectie fase een oplossing van 0,5% Chloorhexidine in 70% alcohol. Deze combinatie vindt u ook in de desinfectie vloeistof voor de handen van de chirurg. Waarom is Chloorhexidine 0,5% toegevoegd en kunt u niet volstaan met 70% alcohol? A: Door de Chloorhexidine toevoeging wordt de werkingsduur van het preparaat verlengd. B: Door de Chloorhexidine toevoeging wordt het werkingsspectrum van de alcohol-oplossing vergroot. C: Door de Chloorhexidine toevoeging droogt de huid minder snel uit dan bij gebruik van alcohol alleen. D: Door de Chloorhexidine toevoeging worden ook alle virussen gedood.
A. Door de chloorhexidine toevoeging wordt de werkingsduur van het preparaat verlengd
43
150. Bij een Amerikaanse Cocker Spaniel met oorproblemen is de situatie aan het linker oor zodanig dat lokale zalfbehandeling de situatie niet meer kan verbeteren. U stelt voor om het hondje door te sturen voor het laten uitvoeren van een TECA (total ear canal ablation) en moet de eigenaar uitleggen wat deze operatie inhoudt. Welke van de onderstaande beschrijvingen is dan volledig correct? A: Bij een TECA wordt de gehoorgang chirurgisch verwijderd, het trommelvlies en de gehoorschelp blijven zitten en het wondgebied wordt enkele dagen met een drain gedraineerd. Het gehoor keer na 4 weken volledig terug. B: Bij een TECA wordt de gehoorgang met het trommelvlies chirurgisch verwijderd, de oorschelp blijft zitten en het wondgebied wordt enkele dagen met een drain gedraineerd. Het gehoor van dit oor is na deze operatie sterk verminderd. C: Bij een TECA worden de gehoorgang, het trommelvlies en een grootste deel van de wand van de bulla tympanica verwijder, waarna het wondgebied enkele dagen met een drain gedraineerd wordt. Meestal kan de hond na deze operatie met dit oor geen geluid meer waarnemen. D: Bij een TECA worden behalve de gehoorgang en het trommelvlies ook altijd de oorschelp weggenomen (vandaar totale ablatio), omdat er anders cerumenklieren achterblijven in het operatiegebied. Uiteraard is er gehoorverlies aan het geopereerde oor.
B. Bij een TECA wordt de gehoorgang met het trommelvlies chirurgisch verwijderd, de gehoorschelp blijft zitten en het wondgebied wordt enkele dagen met een drain gedraineerd. Het gehoor van dit oor is na deze operatie sterk verminderd.
44
151. U hebt een Engelse Bulldog geopereerd aan recidiverende blaasstenen en uit de analyse van de stenen komt de diagnose ammoniumuraat. De hond krijgt van de eigenaar al jaren cranberry capsules en vitamine C om blaasproblemen te voorkomen. Als de hond geen portosystemische shunt heeft, wat is dan zeer waarschijnlijk de oorzaak van de ammoniumuraatvorming? A: Een congenitale afwijking waarbij stikstof uit eiwit niet normaal wordt afgebroken. B: Een congenitale afwijking waarbij purine uit DNA niet normaal wordt afgebroken. C: Een congenitale afwijking waarbij het aminozuur cysteine niet normaal wordt afgebroken. D: Een overmaat aan oxaalzuur uit de cranberries en de vitamine C supplementen, waardoor juist blaasstenen ontstaan.
B. Een congenitale afwijking waarbij purine uit DNA niet normaal wordt afgebroken
45
152. U krijgt een reu aangeboden met een urethra-obstructie door urolithiasis. Er blijkt een steen vast te zitten in de urethra ter hoogte van de bekkenomslag. U gaat proberen de steen terug te spoelen naar de blaas met een urinekatheter en een spuit met fysiologische zoutoplossing. Uw assistent houdt het preputium dicht, terwijl u de katheter opschuift tot aan de obstructie en gaat spoelen. Wat is een goede manier om de techniek van het terugspoelen van de steen naar de blaas verder te verbeteren? A: Een stuggere katheter gebruiken met een metalen draad door het lumen (Mandrijn). B: Het toevoegen van een beetje Hibiscrub (desinfecterende zeepoplossing) aan de spoelvloeistof. C: Het laten staan van de hond en een assistent de buik omhoog laten houden (ventrale druk op het abdomen). D: De urethra in het bekken tijdens het spoelen via rectaal toucher tijdelijk dicht laten duwen door een assistent.
D: De urethra in het bekken tijdens het spoelen via rectaal toucher tijdelijk dicht laten duwen door een assistent.
46
153. Een 10 jaar oude kruising teef, die behalve voor jaarlijkse entingen, nooit eerder gebruik hoefde te maken van uw expertise als dierenarts, wordt u aangeboden met acute klachten die bestaan uit: een scheve kopstand naar rechts en een zwalkende (atactische) manier van lopen. Wanneer u de hond tijdens het lopen een zetje geeft valt ze om, waarna ze zonder problemen weer kan opstaan en (weliswaar een beetje zwalkend) verder kan lopen. Na uitgebreid lichamelijk onderzoek valt alleen een horizontale nystagmus op. Welk van de onderstaande mogelijkheden zou hier het achterliggende probleem kunnen zijn? A: Een intra-craniaal proces B: Een bloeding rond het evenwichtsorgaan C: Een ontsteking in het middenoor D: Geriatrische vestibulaire ataxie
D. Geriatrische vestibulaire ataxie
47
154. Waardoor kan een hond met larynx paralyse hypertherm worden? A: Afkoelen door panting verloopt minder goed omdat er een voorste luchtweg obstructie is. B: Verminderde adductie van de arytenoidea heeft meer ademarbeid tot gevolg. C: Het thermoregulatie centrum ligt dichtbij de hersenkern van de larynx innervatie. D: Er kan makkelijk longoedeem optreden door de voorste luchtweg obstructie.
A. Afkoelen door panting verloopt minder goed omdat er een voorste luchtweg obstructie is
48
155. Bij echografisch onderzoek van het hart kunnen naast de tweedimensionale beelden ook beelden worden gemaakt waarbij de informatie van een smalle geluidsbundel worden uitgezet tegen de dimensie tijd. Dit heet… A: … A (amplitude)-mode B: … B (brightness)-mode C: … M (motion)-mode D: … RT (real time)-mode
C. ... M (motion)-mode
49
156. Aan welke criteria moet een patiënt voldoen om de diagnose nefrotisch syndroom te stellen? A: Proteïnurie, oedeemvorming en hoog plasma creatinine B: Hypoalbuminemie, proteïnurie en oedeemvorming C: Oedeemvorming, hoog plasma creatinine en hypokaliëmie D: Hoog plasma creatinine, hypokaliëmie en proteïnurie
B. Hypoalbuminemie, proteïnurie en oedeemvorming
50
158. Welke bewering met betrekking tot de voeding van een patiënt met nierfalen is juist? A: Een laag eiwit- en een verhoogd fosforgehalte vormen de belangrijkste kenmerken van het dieet voor een patiënt met nierfalen. B: Nierdiëten voor katten met nierfalen bevatten een verhoogd kaliumgehalte, omdat nierfalen bij de kat vaak gepaard gaat met een hypokaliëmie. C: Het combineren van het nierdieet met een fosfaatbinder is een goede manier om de hoge fosforbelasting van de nieren te verminderen en zo de progressie van het nierfalen te remmen. D: Nierdiëten voor katten bevatten een verhoogd natriumgehalte., omdat nierfalen bij de kat gepaard gaat met PU/PD, en daardoor extra natrium via de urine verloren gaat.
B. Nierdiëten voor katten met nierfalen bevatten een verhoogd kaliumgehalte, omdat nierfalen bij de kat vaak gepaard gaat met een hypokaliëmie
51
159. Bij een 9-jarige hond met huid- en slijmvliesleasies en depigmentatie van de neusspiegel heeft u huid- en slijmvliesbiopten genomen voor histologisch onderzoek. De uitslag van de patholoog levert het volgende op: verdikking van de basaalmembraan en een ontstekingsreactie op de overgang van epidermis naar dermis (een zogenaamde grensvlakdermatitis). Daarnaast is er ook sprake van pigmentincontinentie. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose op grond van deze uitslag? A: Lupus B: Pemphigus foliaceus C: Bulleus pemphigoid D: Pemphigus vulgaris
A. Lupus
52
160. Op uw spreekuur wordt een hond aangeboden met vrij veel squamae op de rug en wat jeukklachten. Bij het microscopisch onderzoek vindt u deze parasiet: Wat is de diagnose? A: Scabiës door Sarcoptes canis B: Cheyletiellosis door Cheyletiella yasguri C: Dit is geen parasiet maar een huisstofmijt D: Pediculosis door Trichodectes canis (deze werd ook aantal keer als antwoord gegeven, maar is luis met ander uiterlijk)
B. Cheyletiellosis door Cheyletiella yasguri
53
161. Het eosinofiel granuloom complex bij de kat… A: … is een virale aandoening. B: … kan veroorzaakt worden door een allergie. C: … is een bacteriële aandoening. D: … komt in de huid niet voor.
B. ... kan veroorzaakt worden door een allergie
54
162. Zowel een infectie met Ehrlichia canis als Ehrlichia phagocytophilia kunnen tot klinische verschijnselen leiden bij de hond. Welk van de onderstaande karakteristieken past beter nij een Ehrlichia phagocytophilia dan bij een Ehrlichia canis infectie? A: Buitenlandanamnese (mediterraan gebied) B: Kreupelheid C: Bleke slijmvliezen D: Petechiën
C. Bleke slijmvliezen
55
163. In het artikel van Koutanis et al. Clinical considerations on Canine Visceral Leishmaniasis in Greece: e retrospective study of 148 (onbehandelde!) cases. (Journal of the American Animal Hospital Association 1999 35 376-83) staat de onderstaande table. Duidelijk is dat zowel anemie, hyperproteïnemie, proteïnurie en azotemie veelvuldig vastgesteld worden bij honden met Leishmaniasis. Welke van deze bevindingen zijn allebei het directe gevolg van de vorming van antigeenantilichaam complexen? A: Anemie en azotemie B: Hyperproteïnemie en proteïnurie C: Proteïnurie en azotemie D: Anemie en proteïnurie
B. Hyperproteïnemie en proteïnurie
56
164. Bij welke hondenrassen is een erfelijke vorm van koper gerelateerde hepatitis beschreven? A: Sharpei, Schipperke, Schapendoes B: Sharpei, Bedlington Terrier, Airedale Terrier C: Bedlington Terrier, Labrador Retriever, Dobermann D: Dobermann, Kooikerhondje, Wetterhoun
C. Bedlington Terrier, Labrador Retriever, Dobermann
57
165. Het onderscheid tussen dunne en dikke darm diarree is duidelijk als… A: … de anamnese vermeldt dat de patiënt vier keer of vaker per dag defeceert. B: … de patiënt afvalt. C: … er sprake is van bloedverlies via de feces. D: … de patiënt meerdere keren per uitlaatbeurt kleine hoeveelheden feces produceert.
D. ... de patiënt meerdere keren per uitlaatbeurt kleine hoeveelheden feces produceert
58
166. Welke bewering is juist met betrekking tot de behandeling met Trilostane (remmer van 3-beta-hydroxysteroid dehydrogenase) van honden met het syndroom van Cushing? A: Trilostane is een eerste keus qua therapie bij honden met een cortisol-producerende bijnierschorstumor. B: Trilostane heeft een remmend effect op de groei van het corticotrope adenoom (ACTH-producerende tumor) bij een ACTH-afhankelijke hypercortisolisme. C: Als eenmaal de optimale Trilostane dosering is gevonden, berust de monitoring van de dosering Trilostane op bepaling van de corticoïd/kreatinine ratio in de urine. D: Trilostane remt niet alleen de afgifte van cortisol, maar remt ook de afgifte van aldosteron.
D. Trilostane remt niet alleen de afgifte van cortisol, maar remt ook de afgifte van aldosteron.
59
167. Welke bewering met betrekking tot groeihormoonovermaat is onjuist? A: Groeihormoonovermaat bij de kat is meestal het gevolg van een hypofysetumor. B: Groeihormoonovermaat bij de hond is meestal het gevolg van een hypofysetumor. C: Groeihormoonovermaat bij de kat gaat vaak gepaard met diabetes mellitus. D: Groeihormoonovermaat bij de hond leidt vaak tot verhoogde plasmaconcentraties van insuline-achtige groeifactor-I (IGF-I).
B. Groeihormoonovermaat bij de hond is meestal het gevolg van een hypofysetumor
60
168. Welke van de volgende combinaties van biochemische veranderingen past goed bij de ziekte van Addison? A: Hyponatriëmie, anemie en hypocalciemie B: Hypokaliëmie, uremie en hypocalciemie C: Hyponatriëmie, uremie en hypoglycemie D: Hypokaliëmie, anemie en hypoglycemie
C. Hyponatriëmie, uremie en hypoglycemie Uremie door verminderd circulerend volume: uitdroging Hypoglycemie door het tekort aan glucocorticosteroïden
61
169. Wat is de reden van pijnlijkheid of een bewegingsbeperking bij het openen van de bek wanneer er zich een ruimte innemend proces achter de oogbol bevindt? Bij het openen van de bek… A: … beweegt de processus coronoideus van de ramus mandibulae richting periorbita. B: … drukt de processus condylaris van de mandibula tegen de oogbol. C: … vindt er tractie plaats van de pees van de m. temporalis, welke over de periorbita heen loopt. D: … vindt er tractie plaats van de perioribita, omdat deze bevestigd is aan de ramus mandibulae.
A. ... Beweegt de processus coronoideus van de ramus mandibulae richting periorbita
62
170. In welke luchtzak wordt een luchtzaktube geplaatst als de vogel een tracheaobstructie heeft? A: Cervicocephale luchtzak B: Claviculaire luchtzak C: Caudale thoracale luchtzak D: Craniale thoracale luchtzak
C. Caudale thoracale luchtzak
63
171. Een 8-jarige intacte Duitse Herder teef wordt aangeboden bij u met een opgezette buik. Na lichamelijk onderzoek vermoedt u een hemangiosarcoom van de milt. Welk van de onderstaande beweringen is juist? A: De diagnose hemangiosarcoom moet eerst door een DNAB onder echobegeleiding bevestigd worden. B: Het maken van een pre-operatieve röntgenfoto van de thorax heeft geen zin, omdat metastasen in de longen in de meeste gevallen niet te zien zijn. C: Indien bij miltextirpatie een milt gezien wordt die past bij een hemangiosarcoom dan is het, gezien de te verwachten korte overleving, verstandig om de hond direct in te laten slapen. D: Pre-operatief stollingsonderzoek is zinvol indien u een hemangiosarcoom van de milt vermoedt.
D. Pre-operatief stollingsonderzoek is zinvol indien u een hemangiosarcoom van de milt vermoedt.
64
172. Na het verwijderen van een tumor is het verstandig hiervan histologisch onderzoek te laten verrichten. Welke van de onderstaande beweringen is juist? A: De tumor moet in een volume verhouding van 1:10 in 10% Formaline in een glazen pot opgestuurd worden naar het laboratorium. B: Indien men zekerheid van de randvlakken wil hebben moeten grote tumoren in hun geheel in grote potten met overvloed opgestuurd worden en niet in plakken gesneden worden. C: Om de patholoog niet teveel te beinvloeden bij zijn diagnose is het beter om niet eventueel eerdere cytologie uitslagen bij de anamnese te vermelden. D: Om de patholoog op bepaalde delen van het verwijderd materiaal te attenderen (bijv. marges) kan inkt gebruikt worden. Dit kan zowel voor als na fixatie in de Formaline.
D. Om de patholoog op bepaalde delen van het verwijderde materiaal te attenderen (bijv. marges) kan inkt worden gebruikt. Dit kan zowel voor als na fixatie in de formaline.
65
173. De meest voor de hand liggende oorzaak van hypercapnie tijdens inhalatieanesthesie met spontane ademhaling is… A: … toegenomen CO2 productie. B: … toegenomen dode ruimte. C: … hypoventilatie. D: … hyperventilatie.
C. Hypoventilatie
66
174. Welke van de onderstaande beweringen over Propofol is juist? A: Propofol behoort tot de groep van de dissociativa. B: Een negatieve bijwerking van Propofol is katalepsie. C: Propofol heeft een goede intrinsieke analgetische werking. D: Propofol veroorzaakt een klinisch relevante, dosisafhankelijke ademdepressie.
D. Propofol veroorzaakt een klinisch relevante, dosisafhankelijke ademdepressie
67
175. Alfa2-agonisten hebben een aantal karakteristieke eigenschappen. Welke typering is juist? Alfa2-agonisten… A: … zijn sedativa zonder een analgetisch effect. B: … induceren een alfa-receptor gemedieerde perifere vasoconstrictie. C: … kunnen worden geantagoneerd door Naloxon. D: … induceren bij intraveneuze toediening altijd een initiële tachycardie.
B. ... induceren een alfa-receptor gemedieerde vasoconstrictie
68
176. Welke bewering over inhalatie-anesthesie toedieningssystemen is juist? A: Het hoofdbestanddeel van soda lime is calciumhydroxide. B: Het cirkelsysteem bevat geen eenrichtingskleppen. C: Bij gebruik van een Philip Ayre T-piece moet de verse toevoer even groot zijn als het ademminuutvolume. D: Een Bain systeem is zo geconstrueerd dat geen rebreathing kan optreden.
A. Het hoofdbestanddeel van soda lime is calciumhydroxide
69
177. Geef aan welke van de onderstaande beweringen over anticholinergica juist is. A: De opiaat geïnduceerde bradycardie is Atropine ongevoelig. B: Een effect van het anticholinergicum Atropine is remming van de bronchosecretie. C: Zowel Atropine als Glycopyrollaat passeren gemakkelijk de bloed-hersen-barrière. D: Atropine kan als werking c.q. bijwerking bronchospasme veroorzaken.
B. Een effect van het anticholinergicum Atropine is remming van bronchosecretie
70
178. Bij een kat met een diep lytisch ulcus corneae bestaat de locale therapie uit… A: … Acteylsalicylzuur, tweede of derde keus (gereserveerd) AB, Atropine. B: … Acteylcholine, eerste keus AB, Atropine, overhechten van de membrana nictitans. C: … Acetylcyteine, tweede of derde keus (gereserveerd) AB, Atropine, overhechten van een strip bulbaire conjunctiva. D: … Apomorfine, eerste keus AB, Piocarpine, lip-to-lidtransplantaat.
C: … Acetylcyteine, tweede of derde keus (gereserveerd) AB, Atropine, overhechten van een strip bulbaire conjunctiva. NB hier vonden andere studenten iets anders van!
71
179. Bij een hond met (uitsluitend) sclerose van de nucleus van beide lenzen is de visus… A: … niet merkbaar afgenomen. B: … in het licht afgenomen. C: … in het donker afgenomen. D: … in zowel licht als donker afgenomen.
A. ... Niet merkbaar afgenomen
72
180. U wilt een vrij verplaatsbaar (ten opzichte van de onderliggende weefsels) mastocytoom van 1,5 cm doorsnede verwijderen uit de flankhuid van een 7 jaar oude Labrador Retriever. Welke excisiemarges houdt u aan (algemene regel)? A: Minimaal 2-3 cm om de tumor heen en zoveel mogelijk van de subcutis in de diepte onder de tumor (excisie tot aan de onderliggende spierfascie). B: Minimaal 2-3 cm om de tumor heen en minimaal een fascie-overgang voorbij de palpabele tumor is de diepte (excisie inclusief de onderliggende spierfascie). C: Minimaal 3 cm om de tumor heen en minimaal 3 cm in de diepte. D: Minimaal 3 cm om de tumor heen en minimaal een complete spierlaag voorbij de palpabele tumor in de diepte (excisie inclusief complete onderliggende spierlaag).
B. Minimaal 2-3 cm om de tumor heen en minimaal een fascie-overgang voorbij de palpabele tumor in de diepte (excisie inclusief de onderliggende spierfascie)
73
181. Welk deel van het lichamelijk onderzoek is essentieel in een eerste lichamelijk onderzoek van een teef met klinische verschijnselen die wijzen op een urologische afwijking? A: Rectaal toucher B: Vaginaal toucher C: Katheterisatie urethra D: Vaginoscopie
A. Rectaal toucher
74
182. Wat is het eerste keus therapeuticum voor de behandeling van een bacteriële cystitis bij een hond indien het antibiogram bevestigd heft dat de bacterie voor alle genoemde middelen goed sensitief is? A: Nitrofurantoine B: Amoxicilline met Clavulaanzuur C: Enrofloxacin D: Tetracycline
B: Amoxicilline met Clavulaanzuur
75
183. Wat is het meest betrouwbare, minst belastende en goedkoopste alternatieve techniek om de diagnose van ectopische ureteren bij een teef te bevestigen indien een echografisch onderzoek onvoldoende uitsluitsel biedt? A: Een MRI scan van de afvoerende urinewegen B: Een pyelogram C: CT onderzoek van de afvoerende urinewegen met IV contrast D: Endoscopisch onderzoek van urethra en blaas
D. Endoscopisch onderzoek van urethra en blaas
76
184. Wat zijn de belangrijkste weefsels die worden gehecht bij het sluiten van de midlijn buikincisie bij de hond? A: De externe fascie van de m. rectus abdominus (rectusschede), de interne fascie van de m. rectus abdominus en het peritoneum. B: De m. transversus abdominus. C: De m. obliquus externus abdominus, de m. obliquus internus abdominus en het peritoneum D: De externe fascie van de m. rectus abdominus (rectusschede).
De externe fascie van de m. rectus abdominus (rectusschede)
77
185. U hebt een goed geoutilleerde gezelschapsdieren praktijk en krijgt een aangereden kat aangeboden, waarbij u een hernia diafragmatica vaststelt. De kat moet worden geopereerd en u bent in staat om dit ook zelf te doen. Welke chirurgische benadering is voor deze situatie de eerste keuze? A: Een laterale thoracotomie links B: Een laterale thoracotomie rechts C: Een mediane celiotomie D: Een mediane sternotomie
C. Een mediane celiotomie
78
186. Een 4 jaar oude Shetland Sheepdog wordt aangeboden met een cervicale speekselcyste (mucocele). De speekselklier(en) die u moet verwijderen om het probleem op te lossen zijn/is… A: … de glandula mandibularis en de glandula sublingualis B: … de glandula mandibularis, de glandula sublingualis en de glandula zygomatica C: … de glandula parotis D: … de glandula parotis en de glandula zygomatica
A. ... de glandula mandibularis en de glandula sublingualis
79
187. U opereert een hond met een ileus t.g.v. een vreemd voorwerp in de darm. Het betreffende deel van het jejunum (ca. 10 cm) is niet meer vitaal en u besluit om een darmresectie uit te voeren. Bij het maken van de anastomose in het jejunum gebruikt u de volgende techniek: A: Een end-to-end anastomose in twee lagen, zodat er geen lekkage kan optreden B: Een end-to-side anastomose in twee lagen, zodat er geen lekkage kan optreden C: Een end-to-end anastomose in één laag, zodat er geen lumenverkleining kan optreden D: Een end-to-side anastomose in één laag, zodat er geen lumenverkleining kan optreden
C. End-to-end anastomose in één laag, zodat er geen lumenverkleining kan optreden
80
188. Castratie van de teef op jonge leeftijd kan de kans op het ontstaan van mamma tumoren in de toekomst beïnvloeden. Hoe groot is die invloed? A: Castratie voor de eerste loopsheid reduceert het risico op ontstaan van mamma tumoren tot 0,05%. B: Castratie na de eerste loopsheid reduceert het risico op ontstaan van mamma tumoren tot 25%. C: Het maakt niet uit, hoe vaak de teef loops is geweest, als ze maar voor afloop van het tweede levensjaar wordt gecastreerd. Het risico wordt dan gereduceerd tot 0,05%. D: Castratie voor de eerste loopsheid reduceert het risico op ontstaan van mamma tumoren tot 8%.
A. Castratie voor de eerste loopsheid reduceert het risico voor het ontstaan van mamma tumoren tot 0,05%
81
189. U opereert een hond met het maagdilatatie volvulus syndroom. U moet de maag daarbij in de juiste positie terugleggen in de buikholte. Uiteindelijk is de situatie zo, dat … (één antwoord is goed, het gaat om de kant van de patiënt en niet de kant van de chirurg) A: … zowel het antrum van de maag als de milt aan de linkerkant in de buikholte liggen. B: … het antrum van de maag aan de rechterkant en de milt aan de linkerkant in de buikholte ligt. C: … zowel de cardia van de maag als de milt aan de rechterkant in de buikholte liggen. D: … de cardia van de maag aan de linkerkant en de milt aan de rechterkant in de buikholte liggen.
B: … het antrum van de maag aan de rechterkant en de milt aan de linkerkant in de buikholte ligt.
82
190. Nadat u bij deze hond de maag op de juiste positie hebt teruggelegd, wilt u de maag aan de buikwand fixeren om draaiing van de maag in de toekomst te voorkomen. Welke van onderstaande factoren is van cruciaal belang om deze fixatie ook op lange termijn aanwezig te laten blijven? A: De spierwand van de maag moet in contact zijn met de spierlaag van de buikwand, zodat twee wondvlaktes permanent met elkaar kunnen vergroeien. B: De serosa van de maag moet in contact zijn met de spierlaag van de buikwand, zodat twee wondvlaktes permanent met elkaar kunnen vergroeien. C: De mucosa van de maag moet in contact zijn met de spierlaag van de buikwand, zodat twee wondvlaktes permanent met elkaar kunnen vergroeien. D: De spierlaag van de maag moet in contact zijn met het peritoneum van de buikwand, zodat twee wondvlaktes permanent met elkaar kunnen vergroeien.
A. de spierwand van de maag moet in contact zijn met de spierlaag van de buikwand, zodat twee wondvlaktes permanent met elkaar kunnen vergroeien
83
191. Ten opzichte van een onbehandeld dier, verandert bij een dier door toediening van Furosemide de hoeveelheid van de volgende elektrolyten in de urine als volgt: A: Kalium afname, calcium afname B: Kalium afname, calcium toename C: Kalium toename, calcium afname D: Kalium toename, calcium toename
D. Kalium toename, calcium toename
84
192. Waardoor gaat het linker ventrikel bij dilaterende cardiomyopathie in diastole dilateren? A: Door de chronische activatie van het renine-angiotensine-aldosteron systeem B: Is onbekend (idiopathisch) C: Doordat er een primaire mitralisklep insufficiëntie ontstaat D: Doordat er een systemische arteriële hypertensie ontstaat
A. Door de chronische activatie van het renine-angiotensine-aldosteron systeem
85
193. Welk van de volgende nutriënten in een nierdieet voor de kat is aangepast om de progressie van het nierfalen te verminderen? A: Eiwit B: Kalium C: Fosfor D: Vitamine B1
C. Fosfor
86
194. Welke van de vier onderstaande beweringen is juist? A: Atopische dermatitis bij de hond kan door percutaan contact met allergenen tot stand komen. B: Atopische dermatitis heeft bij de hond, in tegenstelling tot de kat, een specifiek klinisch beeld, zodat de diagnose bij de hond op basis van de klinische symptomen gesteld kan worden. C: Atopische dermatitis bij de hond is een IgG gemedieerde overgevoeligheidsreactie. D: In de meeste gevallen van atopische dermatitis bij de hond is een overgevoeligheidsreactie van het type III tegen huisstofmijt de oorzaak van de problemen.
A. Atopische dermatitis bij de hond kan door percutaan contact met allergenen tot stand komen
87
195. In uw praktijk wordt een hond aangeboden met depigmentatie en ontsteking van de neusspiegel, waarbij de normale structuur van het oppervlak verloren gaat (zie afbeelding). De hond vertoont geen andere afwijkingen en verkeert in goede algemene toestand. U verdenkt de hond van een autoimmuun aandoening. U neemt biopten van de neusspiegel en stuurt ze op naar de patholoog voor histologisch onderzoek. In de uitslag van het histologisch onderzoek wordt gemeld dat er sprake is van een grensvlakdermatitis: ontsteking op de overgang van epidermis naar dermis, ter hoogte van de basaalmembraan. Deze uitslag en het klinisch beeld passen het beste bij: A: Bulleus pemphigoid B: Pemphigus foliaceus C: Discoïde lupus erythematosus (DLE) D: Pemphigus vulgaris
C. Discoïde lupus erythematosus (DLE)
88
196. De 2-jarige kat op de bijgaande foto wordt geleidelijk kaal op het achterlijf, waarbij dehuid gaaf blijft en geen afwijkingen vertoont. Het dier is overigens goed gezond en vertoont geen andere afwijkingen. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A: Een gedragsprobleem in de vorm van obsessief plukken B: Een vlooienallergie C: Een voedselallergie D: Een kat met een hyperadrenocorticisme (Cushing)
A. Een gedragsprobleem in de vorm van obsessief plukken
89
197. U hebt een 2-jarige hond onder behandeling met ernstige hardnekkige chronische jeuk over vrijwel het gehele lichaam. Er is sprake van een geringe oppervlakkige pyodermie. Het dier is alleen behandeld met Prednison hetgeen maar een matig effect heeft. Microscopisch onderzoek van meerdere diepe huidafkrabsels ter controle op scabiës is negatief. Wat is uw volgende stap bij deze hond? A: Controle op een voedselallergie door middel van een zelf bereid eliminatiedieet. B: Behandelen tegen scabiës. C: Nader onderzoek naar een eventuele atopie door middel van een huidtest en serumonderzoek. D: Behandelen van de secundair pyodermie met behulp van antibiotica.
B. Behandelen tegen scabiës
90
198. Een eigenaar komt bij u met een uit Spanje geimporteerde hond, een kruising teef. U schat de leeftijd zo rond de 2 jaar. De eigenaar heeft geen problemen opgemerkt, maar maakt zich zorgen over de mogelijkheid van een besmetting met Leishmania. U doet bij het lichamelijk onderzoek de volgende bevindingen: - AH: 12/min. costoabdominaal - P: 66/min, KRESS - T: 38.8 - HBH: goede turgor, warme extremiteiten, de beharing op de oorranden is wat dun, op de caudale rug zijn behoorlijk wat schilfers zichtbaar en twee rode papels (1-1.5 mm) - SlijmvliezenL roze, geen laesies, geen bloedingen, sclera wit - Lnn.: mandibulares, prescpulares en poplitei hebben erg stevige consistentie, zijn niet pijnlijk, goed verplaatsbaar en ongeveer 20% groter dan gebruikelijk bij een hond van dit formaat Tijdens het onderzoek valt op dat de hond zich regelmatig krabt. Welk van degevonden afwijkingen zijn NIET passend bij een Leishmania infectie? A: Gegeneraliseerde lymfadenopathie B: Pruritis C: Schilferige vacht D: Papels in de huid
B. Pruritis
91
199. U onderzoekt een poes met de volgende problemen: anorexie, sloomheid, koorts en een leukocytose. U besluit bloed af te nemen voor een leukocytendifferentiatie om de DDx van leukocytose uit te werken. De poes verzet zich heftig tijdens de bloedafname. Leukocyten 33 6.3-19.6 x 109/L Neutrofielen 19.4 3.0-13.4 x 109/L Staafkernigen 3.1 0-0.1 x 109/L Lymfocyten 6 2.0-7.2 x 109/L Monocyten 3 0.0-1,0 x 109/L Eosinofielen 1.5 0.3-1.7 x 109/L Basofielen 0 0.0-0.1 x 109/L Bovenstaande uitslagen passen het beste bij … A: … fysiologische leukocytose geïnduceerd door stress tijdens de bloedafname B: … glucocorticoïd geïnduceerd stress leukogram C: … myelomonoblastaire leukemie D: … ontstekingsbloedbeeld
D. Een onststekingsbloedbeeld Bij een stress leukogram heb je een eosinopenie, lymfopenie, leukocytose en verhoogde macrofagen Bij een ontstekingsbloedbeeld heb je een leukocytose
92
200. Wat is van onderstaande opties de beste methode om bij een hond uit Spanje met huidklachten uit te sluiten dat deze veroorzaakt worden door Leishmaniasis? A: Leishmania titer B: Leishmania PCR C: Cytologisch onderzoek van een lymfeknoop D: Cytologisch onderzoek van een bloeduitstrijkje
A. Leishmania titer --> antilichamen in het bloed aantonen
93
201. Welke bewering is waar? Darminvaginatie bij de hond… A: … wordt vaker bij oudere dieren gevonden omdat pathofysiologisch een chronische ontsteking een grote rol speelt. B: … wordt vaker bij jonge dieren gezien omdat pathofysiologisch voedselallergie een grote rol speelt. C: … wordt vaker gevonden bij honden met een diepe thorax. D: … wordt vaker gevonden bij jonge dieren t.g.v. onvoldoende coördinatie van de peristaltiek.
D: … wordt vaker gevonden bij jonge dieren t.g.v. onvoldoende coördinatie van de peristaltiek.
94
202. U hebt feces van een pup met Parvo verschijnselen getest met de snaptest Parvo. De test is negatief. Hoe kan de snaptest Parvo een vals-negatieve uitslag geven? A: De pup is kort voor de test gevaccineerd met levend geattenueerd vaccin B: Het Parvo-antigeen is bedekt geraakt met IgA in het dier C: De antilichaamtiter is nog te laag om aangetoond te kunnen worden met deze test. D: De hond is besmet met kattenparvo, die kruisreactie veroorzaakt
B: Het Parvo-antigeen is bedekt geraakt met IgA in het dier
95
203. Welke bewering met betrekking tot de voeding van een patiënt met voedselovergevoeligheid is juist? A: Een patiënt met bewezen voedselovergevoeligheid zal zijn leven lang op een hypoallergeen dieet moeten blijven staan en mag dus nooit meer iets ander gevoerd worden. B: Voedselintolerantie onderscheidt zich van voedselallergie dooradat er bij voedseintolerantie al na eerste blootstelling een overgevoeligheidsreactie kan plaatsvinden, terwijl er bij voedselallergie herhaaldelijke blootstelling nodig is. C: Commerciële gehydroliseerd eiwit diëten zijn een goed alternatief voor zelfbereide eliminatie diëten. De pakkans is bij beide typen diëten vergelijkbaar. D: Struisvogel- en paardenvlees zijn de enige toegestane vleessoorten bij de toepassing van een zelfbereid eliminatiedieet.
B: Voedselintolerantie onderscheidt zich van voedselallergie dooradat er bij voedseintolerantie al na eerste blootstelling een overgevoeligheidsreactie kan plaatsvinden, terwijl er bij voedselallergie herhaaldelijke blootstelling nodig is.
96
204. Bij een slome hond met kreupelheid wordt een plasma thyroxineconcentratie van 8 nmol/l (ref. 20-46 nmol/l) vastgesteld. Welke van de beweringen m.b.t. deze bevinding is juist? A: Als de plasma thyroxine concentratie na toediening van TSH niet stijgt is primaire hypothyreoïdie zeer waarschijnlijk. B: De kans dat er bij deze hond sprake is van primaire hypothyreoïdie is groter dan 50%. C: De combinatie van plasma thyroxine concentratie van 8 nmol/l met een niet verhoogde plasma TSH concentratie sluit primaire hypothyreoïdie nagenoeg uit. C: De combinatie van plasma thyroxine concentratie van 8 nmol/l met een laag TSH in plasma maakt de kans groot dan er sprake is van secundaire hypothyreoïdie.
A: Als de plasma thyroxine concentratie na toediening van TSH niet stijgt is primaire hypothyreoïdie zeer waarschijnlijk.
97
205. Wat wordt er in de chirurgie verstaan onder ‘aseptische techniek’? A: Methodes en handelingen die voorkómen dat er contaminatie optreedt tijdens een chirurgische ingreep B: Het gebruiken van desinfectie vloeistoffen bij de voorbereiding van het operatieveld C: Het dragen van steriele operatiekleding en steriele operatie handschoenen tijdens de ingreep D: Het gebruik van steriel chirurgisch instrumentarium dat minimaal traumatiserend is voor het weefsel
A: Methodes en handelingen die voorkómen dat er contaminatie optreedt tijdens een chirurgische ingreep
98
206. U wilt een cryptorche hond castreren. U kunt de niet ingedaalde testis niet zo snel lokaliseren. Wat is een betrouwbaar hulpmiddel voor lokalisatie? A: Het gubernaculum is verbonden met de bodem van het scrotum B: De ductus deferens kruist de voorrand van het mediane blaasligament C: Het mesorchium verbindt de testis met de zaadstreng D: De ductus deferens kruist de voorrand van het laterale blaasligament
B. De ductus deferens kruist de voorranden van het mediane blaasligament
99
207. U krijgt in de spoed een kat aangeboden die door de eigenaar in de achtertuin is gevonden. De kat is erg sloom en heeft een groot hematoom op de ventrale buikwand. Bij buikpalpatie kunt u geen blaas voelen. U besluit een abdominocentese uit te voeren en verkrijgt sero-hemorragisch vocht. U vermoedt dat de kat een blaasruptuur heeft. Wat moet u in het buikvocht bepalen om hier meer duidelijkheid over te krijgen? A: Creatinine en Kalium B: Ureum en Creatinine C: Ureum en Lactaat D: Hematocriet en Lactaat
A. creatinine en kalium
100
209. In uw spoeddienst wordt de volgende patiënt aangeboden: Het betreft een 8 jaar oude Labrador Retriever. Bij het opvangen van een door de eigenaar weggegooide stok piepte de hond en kort daarna kwam er wat bloederig speeksel uit de bek. U heeft de eerste opvang van de patiënt verricht volgens het ABC-protocol, waarbij bleek dat de hond respiratoir en cardiovasculair stabiel is. In de verdere opwerking van de patiënt wilt u gebruik maken van beeldvormende technieken. Welke beeldvorming is nu geïnduceerd? A: Echografie van het halsgebied B: Natieve röntgenfoto’s hals en thorax C: CT scan van hals en thorax D: MRI scan van hals en thorax
B: Natieve röntgenfoto’s hals en thorax