100 vragen deel 2 Flashcards
- Een mannelijke Cocker Spaniël van 8 jaar wordt gediagnosticeerd met een Horner’s Syndroom links. Welke klinische
verschijnselen hebben tot de diagnose geleid?
A: De hond kans links niet knipperen, de linker mondhoek hangt lager dan de rechter en de linker pupil is kleiner dan
de rechter.
B: De hond kan links niet knipperen, de hond heeft een scheve kopstand naar links, hij is atactisch en draait rondjes.
C: De hond heeft links een zeer kleine pupil, het derde ooglid van het linker oog komt naar voren, het linker oog
lijkt kleiner dan het rechter oog, en het linker bovenooglid hangt wat af.
D: De hond kan links niet knipperen, de tong hangt links uit de bek en het dubbeltreden van de linker voorpoot is
vertraagd.
C. De hond heeft links een zeer kleine pupil, het derde ooglid van het linker oog komt naar voren, het linker oog lijkt kleiner dan het rechter oog, en het linker bovenooglid hangt wat af
- Een 8 jaar oude aangereden kat wordt aangeboden in uw praktijk. De kat blijkt een hernia diafragmatica te hebben.
U overweegt de kat zelf in uw praktijk te opereren en niet door te sturen naar een specialist. Waarom moet deze kat
tijdens de operatie beademd worden?
A: Wanneer het diafragma gescheurd is, heeft de kat een negatieve druk in de thorax en kan hij onder anesthesie
niet meer zelf ademen.
B: De operatie wordt uitgevoerd via een mediane sternotomie waardoor de druk in de thorax negatief wordt.
C: De naar de borstholte verplaatste buikorganen geven veel druk op de longen.
D: Na het openen van de lichaamsholte bestaat er geen negatieve druk in de thorax meer en is spontane
ademhaling niet mogelijk.
D. Na het openen van de lichaamsholte bestaat er geen negatieve druk in de thorax meer en is spontane ademhaling niet mogelijk
- Bij de open (onbedekte) castratie van een reu voert u de volgende handeling uit:
A: U maakt een incisie in het scrotum om de tunica vaginalis te openen
B: U plaatst een ligatuur rond tunica vaginalis, zaadstreng en de plexus pampiniformis
C: U neemt de verbinding tussen de testikel en de tunica vaginalis door
D: U neemt de verbinding tussen de epididymis en de tunica vaginalis door.
D. U neemt de verbinding tussen de epididymis en de tunica vacinalis door
- Welke van de onderstaande dieren heeft op latere leeftijd de meeste kans op het krijgen van een trachea collaps?
A: Een Yorkshire Terriër
B: Een Labrador Retriever
C: Een Leonberger
D: Een Franse Bulldog
A. een yorkshire terrier
- In uw buurtpraktijk heeft men een plaskater herhaaldelijk gekatheteriseerd. Helaas is daarbij een urethra
beschadiging opgetreden, waarna zich een uro-abdomen heeft ontwikkeld. De eigenaar overweegt euthanasie voor
zijn dier, maar wil een tweede mening. De kater wordt nu bij u aangeboden.
Wat is de prognose van een urethra perforatie?
A: M.b.v. een tijdelijke verblijfskatheter, die de urine vanuit de blaas direct afvoert, kan de perforatie spontaan
genezen en is de prognose goed.
B: Bij de genezing vaneen urethra perforatie treedt altijd een stenose ter plaatse op. De plaats van de stenose
bepaalt de prognose.
C: Urethra perforaties moeten altijd gehecht worden door een specialist. Als dit kundig gebeurt, is de prognose
goed.
D: De prognose is gereserveerd tot somber en hangt af van de plaats van de perforatie.
A. met behulp van een tijdelijke verblijfskatheter, die de urine vanuit de blaas direct afvoert, kan de perforatie spontaan genezen en is de prognose goed
- U doet echografisch onderzoek van de urineblaas bij een gecastreerde teef met herhaaldelijk terugkerende
blaasontsteking. Bij de echografie ziet u een uitstulping van de cranio ventrale punt van de blaas.
Welke conclusie verbindt u aan deze waarneming?
A: Hier is sprake van een persisterend urachus litteken, dat het gevolg is van chronische cystitis. Het is noodzakelijk
om een BO en ABG van de urine te doen om de infectie adequaat te kunnen bestrijden.
B: Hier is sprake van een afwijkende inmondingsplaats van een ureter waardoor bacteriële cystitis zich zal
onttrekken aan behandeling. Re-implantatie van de ureter is geïndiceerd.
C: Hier is sprake van een aangeboren restant van de urachus. Een partiële resectie van de blaaspunt is geïndiceerd
om de cystitis definitief onder controle te krijgen.
D: Er heeft zich mogelijk een biofilm ontwikkeld in de cranio ventrale blaaspunt. Omdat daar bij de hond nog weinig
over bekend is, dient u af te gaan op BO en ABG van gepuncteerde urine.
C. Hier is sprake van een aangeboren restant van de Urachus. Een partiële resectie van de blaaspunt is geïndiceerd om de cystitis definitief onder controle te krijgen
- U opereert een Rottweiler aan een maagtorsie. Bij de operatie stelt u vast dat de maag van de hond een volvulus
van 180 graden naar rechts (met de klok mee) heeft doorgemaakt. Bij de ingreep staat u zelf aan de rechterkant van
de patiënt. Een ingebrachte maagsonde zorgt voor goede decompressie.
Bij één van de onderstaande beschrijvingen is de repositie van de maag correct beschreven. Welke?
A: U pakt het maagdeel, dat tegen de linker buikwand ligt en trekt dat naar de ventrale zijde van de hond en
vervolgens naar u toe, dus naar de rechterkant van de hond.
B: U pakt het maagdeel, dat tegen de rechter buikwand ligt en trekt dat naar de ventrale zijde van de hond en
vervolgens van u af, dus naar de linkerkant van de hond.
C: U lokaliseert het antrum pylori, pakt dit voorzichtig beet en verplaatst het zodanig dat het weer links van de cardia
komt te liggen.
D: U lokaliseert de cardia d.m.v. palpatie van de maagsonde.
A. U pakt het maagdeel, dat tegen de linker buikwand ligt en trekt dat naar de ventrale zijde van de hond en vervolgens naar u toe, dus naar de rechterkant van de hond.
- U wilt een wond op een poot van een hond sluiten en komt tot de conclusie dat u een Z-plastiek moet uitvoeren om
de wond te kunnen hechten. Gelukkig hebt u dat nog eens op een practicum geoefend. Een Z bestaat uit een
centraal been en 2 poten.
Hoe plaatst u het centrale been van de Z?
A: Het centrale been van de Z begint in de wondrand en verloopt in de richting met de meeste huidspanning.
B: Het centrale been ligt op minstens 3 cm afstand van de wondrand, in de richting met de meeste huidspanning.
C: Het centrale been ligt op minstens 3 cm afstand van de wondrand, in dezelfde richting als die van het huiddeel
dat u wilt verschuiven om de wond te kunnen sluiten.
D: Het centrale been van de Z ligt proximaal (dus meer naar boven) van de te sluiten wond, om de bloedvoorziening
van de plastiek te optimaliseren.
C. Het centrale been ligt op minstens 3 cm afstand van de wondrand, in dezelfde richting als die van het huiddeel dat u wilt verschuiven om de wond te kunnen sluiten
- De volgende patiënt wordt aangeboden op uw spreekuur: Border Collie, 4 jaar, reu, gecastreerd. Sinds 2 dagen niet
in orde: te sloom, at gisteren nog wel maar vandaag niets meer. Bij onderzoek vindt u in het gebied van de rechter
kaakomslag (overgang kop-hals) een grote (meer dan 10 cm in diameter), slecht afgegrensde, warm aanvoelende
dikte. De hond heeft dikke oedemateuze lippen, met name links. De lichaamstemperatuur bedraagt 40,1oC. Gezien
de ziektegeschiedenis en de klinische bevindingen denkt u dat deze hond een abces heeft.
Wat kunt u nu het beste doen?
A: Een nat kop-hals verband aanleggen om het abces te laten rijpen.
B: Het abces direct openen om het te laten draineren, zonder voorafgaande diagnostiek, gezien de kritieke toestand
van de hond.
C: Echografie van de dikte om zo mogelijk een oorzaak te kunnen vinden, daarna draineren en eventuele oorzaak
verwijderen.
D: Systemisch antibiotica, liefst per infuus, om de hond te stabiliseren, na stabilisatie drainage uitvoeren.
C. Echografie van de dikte om zo mogelijk een oorzaak te kunnen vinden, daarna draineren en eventuele oorzaak verwijderen
- U hebt een grote subcutane tumor bij een hond verwijderd en de wond succesvol gesloten. Toch bent u niet
helemaal tevreden, omdat er nog ‘dog ears’ resteren.
Wat zijn dit en wat moet u eraan doen?
A: Het zijn overschotten huid in beide wondhoeken, die huidplooien vormen. Omdat zich hierin huidontstekingen
kunnen gaan voordoen, dient u ze altijd te verwijderen.
B: Het zijn overschotten huid in beide wondhoeken, die huidplooien vormen, u hoeft er in principe niets aan te
doen.
C: Het zijn elkaar deels overlappende delen van de wondranden, doordat de ene wondrand dikker was dan de
andere. U hoeft er niets aan te doen.
D: Het zijn elkaar deels overlappende delen van de wondranden, doordat de ene wondrand dikker was dan de
andere. U dient de wond met verband te bedekken, omdat een deel per secundam moet genezen.
B. Het zijn overschotten huid in beide wondhoeken, die huidplooien vormen, u hoeft er principe niets aan te doen.
- Een 1 jaar oude Franse Bulldog teef met benauwdheidsklachten bij inspanning wordt door u gediagnosticeerd met
BOS. De zomer staat voor de deur en u wilt de hond vóór die tijd ‘meer lucht geven’. Welke van onderstaande
ingrepen kan/kunnen bij deze patiënt het beste worden uitgevoerd om dat doel te bereiken?
A: Het plaatsen van een intra tracheale stent (Nitinol stent).
B: Een thyroid-arytenoid lateralisatie.
C: Een permanent trachea stoma.
D: Een staphylectomie, gecombineerd met een gemodificeerde horizontale wig resectie van de neusvleugels.
D. Een staphylectomie, gecombineerd met een gemodificeerde horizontale wig resectie van de neusvleugels
- Bij het konijn is een prescrotale techniek mogelijk voor het castreren van het mannelijke konijn. Wat is een
belangrijk voordeel van het gebruik van deze techniek?
A: De tunica vaginalis hoeft niet gesloten te worden
B: De testikels zijn eenvoudiger te benaderen
C: De steriliteit kan optimaler gerealiseerd worden
D: De wond hoeft niet gesloten te worden
C. De steriliteit kan optimaler gerealiseerd worden.
- Uw patiënt is een niet gecastreerde EK kater met een geschatte leeftijd van 7 jaar. De eigenaar geeft aan dat het dier door een fiets is aangereden, en sindsdien erg moeilijk loopt en blijkbaar pijn heeft. Na lichamelijk onderzoek
bevestigt u de diagnose van de eigenaar dat het dier gezond is, maar pijnlijke kneuzingen aan zijn linker zijde heeft,
zonder dat er sprake is van een open wond. U beslist het dier voor enkele dagen een pijnstiller voor te schrijven. U
heeft bij honden goede ervaring met het middel Meloxicam ter pijnbestrijding.
Welke uitspraak is correct betreffende de toepassing van Meloxicam bij een mannelijke kat?
A: Bij een mannelijke kat kan Meloxicam de synthese van testosteron belemmeren.
B: Bij een mannelijke kat wordt Meloxicam onvoldoende geconjugeerd, waardoor het risico op ongewenste
bijwerkingen bij herhaalde toediening hoog is.
C: Bij een niet-gecastreerde mannelijk kat wordt Meloxicam veel langzamer door fase 1 enzymen (cytochroom P450)
omgezet (door competitie met testosteron), waardoor de t½ langer is. Volgens de bijsluiter zou bij deze dieren het
doseringsinterval verlengd moeten worden.
D: Bij een mannelijke kat wordt Meloxicam niet geglucuronideerd en kan veilig worden toegediend in de voor
katten geregistreerde dosis.
D. bij een mannelijke kat wordt meloxicam niet geglucuronideerd en kan veilig worden toegediend in de voor katten geregistreerde dosis
- Bij een patiënt met mitralisklep insufficiëntie zal er excentrische hypertrofie van de linker ventrikelwand optreden.
Welke negatief gevolg heeft deze adaptatie van het hart aan de volume-overload?
A: Door de dilatatie is de wanddikte afgenomen, waardoor bij een gelijk gebleven wandspanning de wandstress op
individuele sarcomeren is vergroot.
B: OM de grotere bloedvolumes weg te kunnen pompen moet een hogere druk gegenereerd worden, met een
grotere wandspanning tot gevolg.
C: Door een verdikte ventrikelwand zal de compliantie afnemen, waardoor het linker ventrikel minder goed gevuld
kan worden.
D: Door een toegenomen straal van het linker ventrikel zal er een grotere wandspanning opgebouwd moeten
worden om voldoende druk te genereren.
D. Door de toegenomen straal van het linker ventrikel zal er een grotere wandspanning opgebouwd moeten worden om voldoende druk te genereren
- Het afnemen van histologische nier biopten kan in sommige gevallen helpen om meer zekerheid te krijgen over de
etiologie. Bovendien kunnen de bevindingen ook helpen bij het instellen van een gerichte therapie. In welke
gevallen is het afnemen van een histologisch nier biopt minder geïndiceerd?
A: Nephrotic glomerulopathieën
B: Nephritic glomerulopathieën
C: Acute nefritis
D: Chronische nieraandoening IRIS stage IV
D. Chronische nieraandoening IRIS stage IV
- Urineonderzoek kan gebruikt worden om tot een diagnose te komen, maar ook ten behoeve van monitoring van
ziekteverloop. Welke monstername leent zich het beste voor monitoring (dus pesisteren of niet) van renale
hematurie?
A: Spontaan urinemonster
B: Blaaspunctie
C: Katheter urine
D: Manuele expressie van de blaas
A. Spontaan urinemonster
- Welk van de volgende rassen is gepredisponeerd voor het ontwikkelen van een zink-responsieve-dermatose?
A: Labrador Retriever
B: Chow Chow
C: Viszla
D: Alaska Malamute
D. Alaska malamute
- U heeft van een hond bloed afgenomen voorbepaling van de hematocriet en leukocyten differentiatie, het plasma
ureum, kreatinine en calcium concentratie en het eiwitspectrum. Het laboratorium belt u omdat de hond een vrijwel
onmeetbaar lage plasmacalcium concentratie blijkt te hebben. Dat verrast u omdat het een controle onderzoek
betreft en de geen klinische verschijnselen meer heeft. De laborante suggereert dat mogelijk tijdens het afnemen
van het bloed de buis die gebruikt is voor het bepalen van de calcium concentratie gecontamineerd is geraakt met
het anticoagulans uit een van de andere buizen.
Weke buis bevat anticoagulans dat de calcium concentratie bepaling zo beïnvloedt?
A: Serumbuis
B: Heparinebuis
C: EDTA-buis
D: Na-fluoridebuis
C. EDTA-buis
- Leververvetting bij de kat kan ontstaan als gevolg van anorexie. Welke van onderstaande stoffen is verhoogd in het
bloed aanwezig en wordt in overmaat aan de lever aangeboden?
A: Cholesterol
B: Fosfolipiden
C: Vetzuren
D: VLDL’s
C. Vetzuren
- Een van uw collega’s uit de praktijk heeft een 4 jaar oude gecastreerde EK kater gezien met koorts en anorexie sinds
enkele dagen. Door middel van lege artis uitgevoerd aanvullend onderzoek heeft deze collega vastgesteld dat de
oorzaak voor de problemen van deze kater neutrofiele cholangitis blijkt te zijn. Omdat uw collega vanaf vandaag op
vakantie is, wordt u gevraagd de behandeling van deze kat met de eigenaar te bespreken.
Welke behandeling stelt u voor? De behandeling die u aan de eigenaar voorstelt is starten met:
A: Prednison
B: Ursodeoxycholzuur
C: Een geschikt antibioticum
D: Ranitidine
C. Een geschikt antibioticum
- Het paard en konijn zijn beide herbivoren die het plantaardig materiaal fermenteren in hun dikke darm. Door het
verschil in grootte van deze diersoorten en daarmee samenhangend de snelheid van hun metabolisme bestaan er
wel verschillen in de digestie strategieën.
Welk verschil bestaat er tussen de digestiestrategie van het konijn en die van het paard?
A: Het paard en het konijn zijn beide grazers, maar het konijn doet aan cecotrofie om zo efficiënter met het
plantaardige dieet om te gaan.
B: Het paard is een browser en het konijn een grazer, het konijn neemt zo vooral de vezelrijke plantendelen op om
te fermenteren.
C: Het paard is een grazer en het konijn een browser, het konijn selecteert zo vooral de voedingsrijke
plantendelen om te verteren.
D: Het paar en het konijn zijn beide browser, maar selecteren beide een andere verhouding in vezelrijke en
voedingsrijke plantendelen.
C. Het paard is een grazer en het konijn een browser, het konijn selecteert zo vooral de voedingsrijke plantdelen om te verteren
- Welke van de volgende testuitslagen geeft een sterke aanwijzing voor een hypofyse-afhankelijk hypercortisolisme
(ziekte van Cushing) bij een hond met polyurie, polyfagie en verminderd uithoudingsvermogen?
A: Basale corticoïd/kreatinine ratio’s in de urine van 27 en 25 (referentiewaarde < 10), die na orale toediening van
hoge doseringen Dexamethason dalen tot 4.
B: Een daling van de plasma cortisol concentratie 8 uur na intraveneuze toediening van een lage dosis
Dexamethason (0,01 mg/kg) tot onder de 40 nmol/l.
C: Basale corticoïd/kreatinine ratio’s in de urine van 24 en 28 (referentiewaarde < 10), die na orale toediening van
hoge doseringen Dexamethason dalen tot 19.
D: Basale corticoïd/kreatinine ratio’s in de urine van 4 en 5 (referentiewaarde < 10), die na orale toediening van
hoge doseringen Dexamethason stijgen tot 12.
A. Basale corticoïd/kreatinine ratio’s in de urine van 27 en 25 (ref < 10) die na orale toediening van hoge doseringen Dexamethason dalen tot 4
- Welke van de volgende beweringen aangaande schildkliertumoren bij hond en kat is juist?
A: In meer dan 50% van de gevallen gaat een schildkliertumor bij de hond gepaard met hyperthyreoïdie.
B: In minder dan 10% van de gevallen is hyperthyreoïdie bij de kat het gevolg van een schildkliercarcinoom.
C: Schildkliertumoren bij de hond zijn in ongeveer 70% van de gevallen bilateraal.
D: De meest toegepaste therapie bij schildkliertumoren bij de hond is toediening van schilklierremmers (zoals
Methimazole of Carbimazole)
B. In minder dan 10% van de gevallen is hyperthyreoïdie bij de kat het gevolg van een schildkliercarcinoom
- Hoe wordt het bloed van het anale kanaal bij de hond afgevoerd?
A: Direct via de vena cava caudalis
B: Via het leverpoortadersysteem
C: Via de vena pudenda externa en daarna naar de vena azygos dextra
D: Via het nierpoortadersysteem
A. Direct via de vena cava caudalis