1 - Hardware & KI Flashcards

1
Q

Bit

A

0 (uit) of 1 (aan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel mogelijkheden heeft 32 bit?

A

2^32

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Byte

A

een groep van 8 bits, kan 256 verschillende waarden aannemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hardware

A

Alle fysieke componenten die in een computer een rol spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Software

A

Programma’s die op de computer draaien en niet fysiek zijn, leveren de instructies die de CPU nodig heeft om zijn werk te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Randapparatuur

A

Hardware dat input en output regelt, bijv. muis, beeldscherm, toetsenbord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Processor

A

CPU (central processing unit), verwerkt alle handelingen die je met je computer verricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderdelen processor

A

Besturingseenheid, rekenkundige en logische eenheid, registers, klok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rekenkundige en logische eenheid

A

ALU (arithmetic and logic unit), voert rekenkundige bewerkingen uit, bijv. optellen, aftrekken, waarden vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Registers

A

tijdelijke opslagplaatsen voor instructies en gegevens, bijv. instructieregister, register waarin de programmacounter wordt bijgehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Besturingseenheid

A

stuurt alles aan, dus haalt instructies uit geheugen, decodeert deze en voert de instructie uit met de rekeneenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Klok

A

geeft aan/uit signaal door, verantwoordelijk voor snelheid processor, aangegeven in GHz (tikken per seconde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Von Neumann cyclus bestaat uit

A

ophaalfase, decodeerfase, uitvoerfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ophaalfase VNC

A

de processor haalt de instructie op van het geheugenadres uit de programmacounter en verhoogt de programmacounter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Decodeerfase VNC

A

er wordt bepaald wat er moet gebeuren en alles wordt klaargezet om de opdracht uit te kunnen voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uitvoerfase VNC

A

de processor voert de opdracht uit, als het nodig is wordt het resultaat opgeslagen in een tijdelijk geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Von Neumann Bottleneck

A

een processor kan maar één instructie per keer uitvoeren, dus alle instructies moeten wachten tot ze aan de beurt komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

oplossing vn bottleneck

A

meer threads of meer cores

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

GPU

A

Graphic processor unit, neemt alle grafische berekeningen van de processor over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

eerste soorten geheugen

A

ponskaart, diskettes (floppies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Extern geheugen

A

geheugen dat niet rechtstreeks vast hoeft te zitten op het moederbord (aangesloten via bijv. kabel), computer werkt niet zonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

HDD

A

Hard Disk Drive, harde schijf, opgedeeld in sporen en sectoren om aan te geven waar data zich bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Partities harde schijf

A

elke partitie is een aparte harde schijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Fragmentatie

A

bestanden op de harde schijf worden opgedeeld en op lege plekken opgeslagen = kost veel tijd met opzoeken en lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Optisch geheugen

A

geheugen dat wordt afgelezen via een laser, bijv. CD-ROM, DVD-ROM, Blue Ray

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar staat ROM voor

A

Read-Only-Memory, geheugen dat alleen gelezen kan worden

27
Q

Hoe worden CD etc afgelezen

A

een laser weerkaats op de cd, er wordt uitgerekend hoe lang het licht nodig heeft om te weerkaatsen. Bij pits duurt dat langer, dus wordt dat een 1. Hoe kleiner de pits, hoe meer data, dunnere laserstraal

28
Q

Flash geheugen

A

alle data wordt in één keer opgeslagen, niet bit voor bit en sneller te lezen, bijv. SD-kaart, USB sticks, camera’s, telefoons

29
Q

SSD

A

Solid State Disk, veel gebruikt voor besturingssytemen en veel gebruikte programma’s

30
Q

Tape

A

vorm van magnetisch geheugen, net als harde schijf, veel data voor weinig geld, moeilijk data terug te vinden, veel gebruikt voor back-up

31
Q

Intern geheugen

A

geheugen dat direct aan het moederbord vast zit, sneller dan extern geheugen, alleen gebruikt als tijdelijke opslag

32
Q

RAM

A

Random-Access-Memory, intern geheugen, kan makkelijk vervangen worden, bij opstarten programma wordt programma in RAM geladen, blijft daar tot afsluiten programma (ook werkgeheugen genoemd)

33
Q

ROM op moederbord

A

Read-Only-Memory, hierop zit de BIOS, heeft computer nodig om op te starten

34
Q

cache

A

snelste soort geheugen in computer, bevindt zich in processor, belangrijkste en meest gebruikte informatie wordt tijdelijk opgeslagen

35
Q

Insteekkaarten

A

kaarten die kunnen worden aangesloten aan het moederbord met PCI aansluitingen, voegen extra functies toe aan computer (bijv grafische kaart)

36
Q

Voeding

A

levert de computer stroom, krijgt voeding van stroomnet, zet dat om in verschillende stekkertjes die aangesloten kunnen worden op alle interne componenten

37
Q

Moederbord

A

componenten zijn aangesloten op moederbord en communiceren zo met elkaar

38
Q

Bus, moederbord

A

databus, adresbus, besturingsbus; zorgt dat apparaten met elkaar kunnen communiceren

39
Q

Wat doet een arbiter

A

bepaalt welk apparaat op een bepaald moment gebruik mag maken van een bus

40
Q

Adresbus

A

bus die door processor gebruikt wordt om aan te geven op welke locatie bepaalde data zich bevindt

41
Q

Databus

A

bus waarover data verzonden kan worden

42
Q

Besturingsbus

A

bus die gebruikt wordt om duidelijk te maken wat er moet gebeuren en of de bus bezet is of niet

43
Q

Besturingssyteem

A

Software, Operating System (OS), bijv. Windows, medium tussen hardware en gebruiker

44
Q

Taken besturingssyteem

A

zorgt voor het starten en beeïndigen van andere programma’s, regelt toegang tot harde schijf, het beeldscherm, invoer van gegevens en welke instructie bij CPU voorrang hebben

45
Q

Bestanden

A

programma’s bestaan uit bestanden, hierin staan alle instructies en data nodig, vaak in mappen voor overzicht en efficientie

46
Q

kunstmatige intelligentie

A

KI, of AI (artificiële intelligentie), de wetenschap die zich bezighoudt met het creëren van een systeem dat een vorm van intelligentie vertoont

47
Q

Turing test

A

als de computer/programma iemand voor de gek kan houden (>50%) en kan laten geloven dat hij een mens is, is de computer/programma intelligent

48
Q

Verschil KI en informatica bij schaken

A

KI: regels geven en laten oefenen, Informatica: alle algoritmes programmeren

49
Q

Chinese kamer

A

opgesloten in kamer, met pen papier en instructies, je bent in staat om de in het chinees gevraagde vragen te beantwoorden zonder dat je weet wat je opschrijft

50
Q

Kritiek Turing test

A

Chinese kamer, de computer weet met de instructies wat hij moet doen, maar heeft geen idee wat hij nou doet/zegt

51
Q

Onderzoeksgebieden KI

A

machinaal leren; gedrag simuleren; communicatie met mensen; denksporten; wereld herkennen

52
Q

Machinaal leren

A

ook wel automatisch leren, houdt zich bezig met de ontwikkeling van algoritmes en technieken waarmee computers kunnen leren

53
Q

Twee categorieën machinaal leren

A

Aanleidinggevend: creëren van computerprogramma’s door het vormen van regels of het vinden van patronen in data, deductief: als resultaat een functie die net zo generiek is als de invoerdata

54
Q

Machinaal leren is gerelateerd aan: 2

A

statistiek (maar ml meer gericht op algoritmische complexiteit of implementatie in programma’s) en data mining (op een geautomatiseerde manier patronen en relaties onderzoeken in grote hoeveelheden gegevens

55
Q

Methodes voor machinaal leren 4

A

gecontroleerd leren, ongecontroleerd leren, semigecontroleerd leren, ondersteunend leren

56
Q

Gecontroleerd leren

A

het algoritme krijgt voorbeelden van invoer en bijhorende uitvoer; op basis van de voorbeelden leert het hoe de eigenschappen van de invoer bepalend zijn voor de uitvoer; na de leerfase kan het algoritme zelf voor nieuwe invoer de juiste uitvoer produceren

57
Q

Ongecontroleerd leren

A

het algoritme ontdekt zelf, zonder voorbeelden, een structuur in de gegeven invoer, bijv. door invoer te verdelen in groepen van elementen die op elkaar lijken

58
Q

Semigecontroleerd leren

A

Een combinatie van gecontroleerd en ongecontroleerd leren

59
Q

Ondersteunend leren

A

het algoritme leert een gedrag in relatie tot zijn wereld en op basis van zijn succes past het zichzelf aan

60
Q

Gedrag simuleren

A

houdt zich bezig met het simuleren van het gedrag van eenvoudigere dieren dan mensen, bijv. mier, school vissen, zwerm vogels

61
Q

Communicatie met mensen

A

er wordt gekeken hoe mensen en dieren communiceren en dit wordt nagebootst, bijv. non-verbale communicatie, gezichtsuitdrukkingen

62
Q

Denksporten

A

het spelen van denksporten tegen een menselijke tegenstander, in het begin brute force: computer berekent alle mogelijkheden en pakt daaruit de juiste optie

63
Q

Wereld herkennen

A

beeld- en geluidsherkenning uit de informatica, herkennen van de wereld om zich heen, bijv. objecten, lezen van handschriften