0. Woordenlijst Flashcards
Biologische tijd
Fysiologische tijdritmes of biologische klokken in planten, dieren en mensen.
Abstracte ruimte
Een ruimte waarin diepte en hoogte ontbreken.
Afgebeelde ruimte
Tweedimensionale afbeeldingen van de concrete ruimte.
Gender
Sociale verwachtingen en normen rond mannelijkheid en vrouwlijkheid. Kunnen variëren naargelang van tijd/context.
Genderidentiteit
Voel je je een man? Een vrouw? Allebei? Geen van beide?
Het gaat hier om de psychische beleving van man en/of vrouw te zijn.
Genderrol
De rol(len) die jij opneemt die de samenleving van jou verwacht als man/vrouw.
Historisch tijdsbesef
Het op abstracte wijze kunnen omgaan met de tijd.
Historisch tijdsbewustzijn
Alles wat te maken heeft met het besef van het blijvende en het veranderende in het menselijk samenleven
Objectieve tijd
Dit is een gemeten duur. De objectieve tijd is de kloktijd, de tijd die voor iedereen hetzelfde is en die bepaald wordt door het voortschrijden van de wijzers van de klok.
Ruimtelijke oriëntatie
De ruimte om je heen verkennen, begrijpen en in de ruimte dingen een plaats kunnen geven. Het gaat over plaats, tijd en richting in de ruimte.
STOP-principe
Het STOP-principe stelt prioriteiten wat betreft de keuze voor een vervoermiddel. Stappen krijgt de voorkeur, daarna Trappen (fietsen), vervolgens het Openbaar vervoer en tot slot pas Privévervoer (auto). Het gaat erom dat je je zo duurzaam mogelijk verplaatst in het verkeer.
Subjectieve tijd
De tijd zoals we die beleven.
Verkleinde ruimte
Een verkleinde weergave van de werkelijke, concrete ruimte.
Werkelijke ruimte
De concrete, driedimensionale ruimte waarin je je kan bevinden en bewegen.