ZO.2 en 4 en VO.1 Flashcards
Persoonlijksheidsstoornissen en drugsgebruik
Wat zijn criteria van een persoonlijksheidsstoornis?
- duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat afwijkt van wat binnen de cultuur van de patiënt wordt verwacht
- duurzaam patroon is inflexibel en komt in meerdere situaties tot uiting
- lijdensdruk of beperkingen door patroon
- patroon is stabiel en van lange duur
Welke clusters zijn er?
A; zonderling of excentriek
B; dramatisch
C; angstig
Welke stoornissen vallen onder cluster A?
- paranoide; wantrouwen
- schizoide; alleen zijn
- schizotypisch; magisch denken
Welke stoornissen vallen onder cluster B?
- antisociaal; schenden van rechten
- borderline; instabiel, impulsief
- histrionisch; behoefte aan aandacht
- narcistisch; grootheidsgevoel
Welke stoornissen vallen onder cluster C?
- vermijdend; geremd in contact
- afhankelijk; aanklamping
- dwangmatig; ordelijk
Wat is de DD bij een persoonlijkheidsstoornis?
- andere persoonlijkheidsstoornis
- bipolaire stoornis
- schizofrenie
- sociale-angststoornis
- somatische oorzaak zoals CVA en epilepsie
Wat is de etiopathogenese bij persoonlijkheidsstoornis?
- genetisch; temperament en stressgevoeligheid
- gestoorde vroege hechting
- psychotraumatische ervaringen
Waarop heeft de etiopathogenese effect?
- affect regulatie; verdragen en verwerken van emoties
- mentaliseren; beseffen dat je gedrag voorkomt uit gedachten
Wat zijn de symptomen van borderline?
- stemmingswisselingen
- negatief zelfbeeld
- automutilatie
- binge eating
- overwaardig schuldgevoel
Wat is persoonlijkheid?
het constante door patronen gevormde functioneren van een persoon
Waardoor wordt persoonlijkheid bepaald?
- aanleg
- vroegere ervaringen
- huidige sociale omstandigheden
Welke hechtingsstijlen zijn er?
- veilige hechtingsstijl
- afwijzend-vermijdende hechtingsstijl
- angstig-vermijdende hechtingsstijl(ambivalent)
- angstig-gepreoccupeerde hechtingsstijl
Wat is afweer?
onbewust
Wat is coping?
hanteren van een bewuste strategie
Wat zijn afweermechanismen?
- adaptief; anticiperen, humor en beheersen
- neurotisch: intellectualiseren, verdringen, rationaliseren
- primitief; ageren, projecteren en splitsen
- dysregulatie; verlies van realiteitsbesef