Zinnen lesson 2+4 Flashcards

1
Q

The timeline shows the history of the computer.

A

De tijdlijn toont de geschiedenis van de computer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

These first computers did not look anything like the computers we have now.

A

Deze eerste computers leken helemaal niet op de computers die we nu hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

They were so large they filled a whole room.

A

Ze waren zo groot dat ze een hele kamer vulden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

The text in this email wasn’t anything romantic or funny.

A

De tekst in deze email was helemaal niet romantisch of grappig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

With the Apple Lisa you could just point at a picture and click!

A

Met de Apple Lisa hoefde je alleen naar een plaatje te wijzen en te klikken!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Alan Turing played a very important role in the cracking the codes.

A

Alan Turing speelde een heel belangrijke rol bij het ontcijferen van de codes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Since this time computers have changed the world.

A

Sindsdien hebben de computers de wereld veranderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Little is known about him

A

Er is weinig over hem bekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

It read: Don’t be scared it is me

A

Er stond: Wees niet bang ik ben het.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Charles Babbage came up with the idea for the first mechanical computer.

A

Charles Babbage bedacht de eerste mechanische computer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

On a sunny morning in 1971 Ray Tomlinson sent the first email.

A

Op een zonnige morgen in 1971 stuurde Ray Tomlinson de eerste email.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

During World War 2 the British army used computers.

A

Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikte het Britse leger computers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ted sent his message to his wife on jan. 6, 1993.

A

Ted stuurde zijn bericht naar zijn vrouw op 6 januari 1993.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Some people say his work shortened the war.

A

Sommige mensen zeggen zelfs dat door zijn werk de oorlog korter duurde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Consequently, American users thought it was the best new product in years.

A

Daarom vonden Amerikaanse gebruikers het het beste nieuwe product in een lange tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

I can imagine that people were happy with it.

A

Ik kan me voorstellen dat mensen er blij mee waren.

17
Q

I remember i used to hate that.

A

Ik herriner me dat ik dat haatte.

18
Q

I’llnever forget that.

A

Ik zal dat nooit vergeten.

19
Q

When i was a girl i had to go to the church

A

Toen ik een meisje was moest ik naar de kerk.

20
Q

I used to get a pound a week pocked money.

A

Ik kreeg vroeger een pond per week zakgeld.

21
Q

I haven’t forgotten anything.

A

Ik ben niets vergeten

22
Q

It’d be better if i had less homework.

A

Het zou beter zijn als ik minder huiswerk had.

23
Q

Do you think it was easier to be a teenager then than it is now?

A

Denk je dat het toen makkelijker was om een tiener te zijn dan nu?

24
Q

Would you prefere to be a teenager now or in the 1940s?

A

Zou je liever nu een tiener zijn of in de jaren 40?

25
Q

I’d much rather be young now

A

Ik zou veel liever nu jong zijn.

26
Q

It seems to me that you get a lot more homework

A

Het lijkt mij dat jij veel meer huiswerk krijgt.

27
Q

As i see it, the internet is a brilliant invention.

A

Volgens mij is het internet een geweldige uitvinding.

28
Q

According to my grandma, our teachers work us to hard.

A

Volgens mijn oma laten leraren ons te hard werken.

29
Q

To tell you the truth, i was often bored.

A

Om eerlijk te zijn, verveelde ik me vaak.

30
Q

The topic of my presentation is…

A

Het onderwerp van mijn presentatie is…

31
Q

I’ll begin by giving you a few statistics.

A

Ik begin met jullie een aantal statistieken te geven.

32
Q

Then i’ll move on to…

A

Dan ga ik verder met…

33
Q

Lastly, i’d like to summarise the opinions i’ve discussed.

A

Tot slot wil ik graag de meningen samenvatten die ik heb besproken.

34
Q

And in conclusion, i’d like you to agree that…

A

En samenvattend wil ik graag dat jullie het eens zijn met…