Natuurkunde h 4 Flashcards

1
Q

Gravitatie

A

Zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Netto kracht

A

Optelsom van alle krachten samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spierkracht

A

Ontstaat als spieren in je lichaam samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Veerkracht

A

Ontstaat als je een veerkrachtig materiaal uitrekt of indrukt. Verdwijnt als je het materiaal weer loslaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zwaartekracht

A

Kracht waarmee de aarde trekt aan jou en aan alles om je heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bedoelen we met aangrijpingspunt van een krachtpijl?

A

Geeft aan waar een kracht wordt uitgeoefend op een voorwerp of persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uitrekking

A

Het aantal centimeter dat een veer langer wordt als eraan getrokken wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Last

A

Kracht die je uitoefent op een ander voorwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Krachten zijn niet waar te nemen.
Hoe weet je of er krachten worden uitgeoefend?

A

Je ziet het effect van die kracht op voorwerpen en mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke effecten van krachten op mensen en dingen kan je zien?

(Wat kunnen krachten aan een voorwerp veranderen?)

A

Krachten kunnen voorwerpen

  1. Van richting veranderen
  2. versnellen
  3. vervormen (uitrekken, veerkracht, breken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soorten krachten kennen we?

A
  1. Spierkracht
  2. Veerkracht
  3. Spankracht
  4. Zwaartekracht
  5. Magnetische kracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als je iets optilt, welke krachten oefen jij dan uit op het voorwerp? Leg uit.

A

Spierkracht:
• je tilt
• je knijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noem je de kracht die je voelt als je de veer in je pen tegen je duim voelt duwen?

A

Veerkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe noem je de kracht die je voelt als je iets optilt?

A

Zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke kracht zorgt ervoor dat dingen op de grond vallen?

A

Zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Spankracht

A

De kracht die je voelt als je een touw of draad (of net) strak trekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke kracht zorgt ervoor dat je voelt dat je een touw straktrekt?

A

spankracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Magnetische kracht

A

De kracht tussen twee polen (uiteinden) van een magneet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke kracht zorgt ervoor dat de ene magneet kan zweven boven een andere magneet?

A

De afstotende kracht van een magneet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke twee krachten kunnen een magneten uitoefenen?

A

Afstoten
Aantrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke kracht zorgt ervoor dat een stuk metaal aan een magneet blijft plakken?

A

De aantrekkende kracht van een magneet.

22
Q

Hoe herken je het aangrijpingspunt van een krachtenpijl?

*een pijl die laat zien hoe een kracht wordt uitgeoefend op een voorwerp.

A

Dat is het begin van de pijl: vaak een rondje.

23
Q

Wat geeft de lengte van een krachtenpijl aan?

A

Hoe groot de kracht is.

24
Q

Wat geeft de richting van een krachtenpijl aan?

A

In welke richting de kracht werkt.

25
Q

Welke letters en woorden kan je zien bij een ‘krachtenpijl’ en wat geven ze aan?

A

F (force): dat het om een kracht gaat
Kleine letters:
z: zwaartekracht
s of span: spankracht
v of veer: veerkracht

26
Q

Wat betekent Fs of Fspan?

A

Spankracht

27
Q

Wat betekent Fz?

A

zwaartekracht

28
Q

Wat betekent Fv of Fveer?

A

veerkracht

29
Q

Wat zou Fspier kunnen betekenen?

A

Spierkracht

30
Q

Welke letter staat bij een krachtenpijl om aan te geven dat het om een kracht gaat?

A

F

31
Q

Waar grijpt de pijl van zwaartekracht aan?

A

In het zwaartepunt:
meestal in het midden van een voorwerp

32
Q

Zwaartepunt

A

De plaats waar de pijl van een kracht aangrijpt. Meestal in het midden van een voorwerp (zwaartekracht)

33
Q

Waar begint een krachtenpijl?

A

In het aangrijpingspunt,

34
Q

Waarnaar wijst het uiteinde een krachtenpijl?

A

De richting waarin de kracht wordt uitgeoefend.

35
Q

Waar grijpt de pijl van zwaartekracht aan?

A

In het zwaartepunt.

36
Q

Stel je trekt aan een elastiek.

  1. Waardoor rekt het elastiek uit?
  2. Welke kracht werkt op je handen?
A
  1. het elastiek rekt uit, doordat jij spierkracht erop uitoefent.
  2. De kracht aan je handen trekt is veerkracht.
37
Q

Wat gebeurt er als je twee dezelfde polen van een magneet naast elkaar zet?

(bijvoorbeeld: 2 plus polen of 2 min polen)

A

Ze stoten elkaar af?

38
Q

Wat gebeurt er als je twee verschillende polen van een magneet naast elkaar zet?

(1 plus- en 1 minpool)

A

Ze trekken elkaar aan.

39
Q

Wat gebeurt er als je een magneet naast iets houdt wat niet van ijzer (staal is?

(bijvoorbeeld: koper, aluminium of plastic)

A

Niets:
er wordt met een magneet geen magnetische kracht uitgeoefend op voorwerpen die niet van ijzer zijn

40
Q

Hoe kan het dat de cirkel blijft zweven?

A

Door afstotende magnetische kracht.

(OF Doordat de afstotende magnetische kracht groter is dan de zwaartekracht)

41
Q

Bonusvraag:

Hoe zou je de kracht van de motor van een auto op kunnen schrijven?

A

Fmotor

42
Q

Zwaartekracht

A

Gravitatie

43
Q

Optelsom van alle krachten samen

A

Netto kracht

44
Q

Ontstaat als spieren in je lichaam samentrekken

A

Spierkracht

45
Q

Ontstaat als je een veerkrachtig materiaal uitrekt of indrukt. Verdwijnt als je het materiaal weer loslaat.

A

Veerkracht

46
Q

Kracht waarmee de aarde trekt aan jou en aan alles om je heen

A

Zwaartekracht

47
Q

Het aantal centimeter dat een veer langer wordt als eraan getrokken wordt.

A

Uitrekking

48
Q

Kracht die je uitoefent op een ander voorwerp

A

Last

49
Q

De kracht die je voelt als je een touw of draad (of net) strak trekt.

A

Spankracht

50
Q

De kracht tussen twee polen (uiteinden) van een magneet.

A

Magnetische kracht

51
Q

De plaats waar de pijl van een kracht aangrijpt. Meestal in het midden van een voorwerp (zwaartekracht)

A

Zwaartepunt