Zinnen Leren Flashcards

1
Q

Financieren

A

De verbouwing kon hij financieren door de erfenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Initiatief

A

Zij nam het initiatief om het vuilnis buiten te zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voortdurend

A

We hebben hem voortdurend gewaarschuwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verlichten

A

Hopelijk kan de dokter de pijn een beetje verlichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Inclusief

A

Komen deze skates inclusief een helm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Feiten

A

Of je het nou leuk vind of niet: dit zijn de feiten!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vol vuur

A

We zetten ons vol vuur in om iets te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Variëren

A

Vandaag heeft het alleen maar geregend, variërend van motregen tot hoosbuien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Motief

A

De verdachte van de moord had een duidelijk motief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Veroorzaken

A

De gladde wegen veroorzaakte veel botsingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onderstaand

A

De antwoorden staan in de onderstaande tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Iets bevestigen

A

Kunt u uw reservering bevestigen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uitsluitend

A

Bij de toets mag je uitsluitend kladpapier gebruiken, geen rekenmachine!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Opsommen

A

Ik kan wel 10 dingen opsommen waarom ik niet naar school wil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aantonen

A

Hij kan niet aantonen dat hij iets heeft gestolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een hellend vlak

A

Als je eenmaal een sigaret hebt gerookt, beweeg je je op een hellend vlak.

17
Q

Onverschillig

A

Dat zij gestraft werd, liet haar onverschillig.

18
Q

Voornamelijk

A

De buurman werd voornamelijk boos op de kat.

19
Q

Onderling

A

Ze verdelen de taken onderling.

20
Q

Internationaal

A

Het meisje is beroemd in Nederland, en breekt nu ook internationaal door.