50 Woorden Leren! Flashcards
De strategie
Een plan van aanpak om je doel te bereiken.
De periode
Een bepaalde hoeveelheid tijd.
Nonchalant
Slordig
Deskundige
Iemand die veel van iets weet
Obstakel
Iets wat de voortgang blokkeert
Veelzijdig talent
Goed zijn in verschillende dingen.
Rangschikking
Op volgorde van belangrijkheid.
Categorie
Afdeling, soort, groep
Resterend
Overgebleven
Aarzelen
Twijfelen
Argument
De reden waarom je iets vindt.
Consequenties
Gevolgen
Weren
Tegenhouden
Initiatief
De eerste stap zetten
Variëren
Afwisseling, uiteenlopen
Een hellend vlak
Grote kans op een slechte uitkomst.
Financieren
Betalen, grote som geld bijeenbrengen.
Calorieën
Een maat voor een hoeveelheid energie in voedsel.
Feiten
Iets meetbaars wat gewoon zo is.
Mening
Iets wat je vindt.
Opsommen
Eén voor eén opnoemen.
Voornamelijk
Vooral, hoofdzakelijk.
Onderstaand
Dat wat hieronder staat.
Uitsluitend
Alleen maar.
Voortaan
In het vervolg.
Uiterlijk
Op z’n laatst.
Verlichten
Verminderen.
Voortdurend
Wat voortduurt, aanhoudend
Internationaal
Tussen twee of meer landen.
Vereenvoudigen
Makkelijker maken.
Standpunt
Mening, wat je vindt.
Onderling
Onder elkaar.
Veroorzaken
De oorzaak zijn van…, aanstichten.
Arriveren
Aankomen.
Inclusief
Erbij inbegrepen.
Transformeren
Veranderen, ontwikkelen.
Creëren
Iets scheppen, iets nieuws maken.
Perfectioneren
Perfect maken, verbeteren tot perfectie.
Spectacular
Opzienbarend, een groots schouwspel.
Bewering
Iets waarvan je zegt dat het zo is.
Belemmering
Iets wat je tegenhoudt.
Producent
Iemand die iets maakt.
Motief
De reden waarom je iets doet, beweegreden.
Suggereren
Beweren.
Maatregel
Handeling met een bepaald doel.
Iets bevestigen
Zeggen dat het klopt.
Aantonen
Laten zien dat iets zo is.
Selecteren
Kiezen.
Vol vuur
Vol enthousiasme.
Onverschillig
Om het even.