Zinnen D, L Flashcards
1
Q
Tu te lèves à quelle heure?
A
Hoe laat sta je op?
2
Q
Qu’est-ce que tu fais la matin
A
Wat doe je in de ochtend?
3
Q
comment tu vas à l’ecole?
A
hoe ga je naar school?
4
Q
qu’est-ce que tu fais après l’ecole
A
wat doe je na school
5
Q
à quelle heure tu pars à l’école
A
hoelaat vertrek je naar school
6
Q
tu te couches tard?
A
ga je laat naar bed?
7
Q
je me lève à sept heures moins le quart
A
ik sta om kwart voor zeven op
8
Q
je me douche et je m’habille
A
ik douche me en ik kleed me aan
9
Q
je pars à huit heures
A
ik vertrek om acht uur
10
Q
j’y vais en bus
A
ik ga er met de bus heen
11
Q
je fais de l’ordinateur ou je téléphone à mes copains
A
ik computer of ik bel met mijn vrienden
12
Q
mon père trouve que je me couche trop tard
A
mijn vader vindt dat ik laat naar bed ga