zinnen 3 Flashcards
Ik zit op de havo
Ich gehe in die Realschule
Ik zit in de derde klas
Ich gehe in die neunte Klasse
Ik ga graag naar school
Ich gehe gern in die Schule
Ik heb ook meestal goede cijfers
Ich habe auch meistens gute Noten
De school vind ik heel/ niet leuk
Die Schule macht mir groBen/keinen SpaB
Ik wil goede cijfer halen/ Mijn cijfers maken mij niet uit
Ich will gute Noten schreiben/ Meine Noten sind mir egal
De docent Duits heeft veel humor
Der Deutschlehrer hat viel Humor.
De lerares biologie/De leraar aardrijkskunde vind ik aardig/grappig/
(on)sympathiek/streng
Die Biologielehrerin/Den Erdkundelehrer finde ich nett/witzig/(un)sympathisch/
streng
De leraar wiskunde geeft teveel huiswerk op
Der Mathelehrer gibt zu viele Hausaufgaben auf
Nederlands vind ik interessant/moeilijk/stom/
inspannend
Niederländisch finde ich interessant/schwierig/blöd/
anstrengend
Geschiedenis is gemakkelijker dan scheikunde
Geschichte ist einfacher als Chemie
Engels vind ik moeilijker dan Frans
Englisch finde ich schwieriger als Französisch
Op maandag ben ik om half twee vrij
Am Montag habe ik um halb zwei frei
De middagpauze duurt een uur
Die Mittagspause dauert eine Stunde
Vanmiddag moet ik een spreekbeurt voorbereiden
Am Nachmittag muss ich ein Referat vorbereiten